Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roza van den boschkant (1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roza van den boschkant
Afbeelding van Roza van den boschkantToon afbeelding van titelpagina van Roza van den boschkant

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

ebook (2.84 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roza van den boschkant

(1888)–Johanna Desideria Courtmans-Berchmans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XXV.

Toen de dokter na zijn onderhoud met mijnheer en mevrouw Goedbloet in het spreekkamertje van den burgemeester trad, waar de burgemeestersvrouw op hem scheen te wachten, deed hij, na een blik in den gang geworpen te hebben om te zien of zij niet bespied werden, de deur op slot. Hij vatte hare hand en zeide;

‘Wij zijn teleurgesteld!’

‘Teleurgesteld!’ herhaalde de burgemeestersvrouw, ‘arme Regina, hoe zal zij zich vernederd gevoelen. Hij heeft haar tot in haar vijf en twintigste jaar om den tuin geleid!’ zuchtte zij en ze werd beurtelings bleek en paarsch.

‘Om den tuin geleid is het woord niet,’ sprak de dokter, en met ontroerde stem deed hij verslag over Frederik's gemoedsgesteldheid. Maar hoe omzichtig hij alles uitlegde om de trotsche vrouw niet te kwetsen, voerde hij toch hare gramschap ten top.

‘Eene volledige weigering! wee hem!’ zoo barstte hare woede los. ‘Hij heeft mijne dochter misleid, bedrogen. Wee hem!’ herhaalde zij, ‘ik zal mij wreken.’ En zij sloeg zoo geweldig op de tafel, dat de inktpot, die er op-

[pagina 182]
[p. 182]

stond, omsloeg en zijn ganschen inhoud op het tafelkleed uitstortte.

De heer Lucas greep de woedende vrouw bij den arm: ‘Maak geen leven,’ sprak hij, ‘spaar uwe dochter. Buiten ons weet niemand iets van het huwelijksplan. Het moet een geheim blijven.’

Zoo meende het de huisvriend, maar mevrouw Blokhout wist het beter. O hoe smartelijk viel het thans, dat zij in haren overmoed er van gesproken had tegen de bakkerin.

‘Door wraakneming zoudt gij de zaak openbaar maken ten nadeele van Regina,’ vervolgde de dokter, ‘en daarenboven de vriendschappelijke betrekkingen tusschen onze familiën afbreken. Ge weet ook, mevrouw, dat de wereld, wanneer er een voorgesteld huwelijk afspringt, altoos ongelijk geeft aan de vrouw. Bewaar den goeden naam uwer dochter. Frederik heeft mij verzocht u in zijn naam te zeggen, dat het hem zou spijten indien gij hem den toegang tot uw huis ontzegdet. Ook hem zou het onaangenaam zijn dat er over die zaak zou gepraat worden. En aan wie is de schuld van het ongeval te wijten? aan u en aan mij. Wij zijn allebeî verblind geweest.’

‘Voor hem mijn huis sluiten,’ zuchtte de dame, en zij begon te weenen; ‘voor hem op wien ik mijn geluk had gebouwd. Van het oogenblik toen ik wist dat hij goed studeerde, voorzag ik dat hij later de plaats van zijnen oom Goedbloet zou krijgen. Als Regina zijne vrouw werd zou zij in het dorp blijven. Ik zou dus van haar niet gescheiden zijn en zij zou geëerd worden volgens haar stand. Na den burgemeester is de notaris de meest geëerbiedigde per-

[pagina 183]
[p. 183]

soon der gemeente. Neen, hij moet ons bezoeken gelijk vroeger. Ik kan mijne schoonste hoop zoo ineens niet prijsgeven. Ik zal hem onder handen nemen, ik zal hem overhalen!’

‘Mevrouw, uwe hoop is een hersenschim,’ sprak de geneesheer, ‘Frederik is geen man om op een dergelijk besluit terug te komen. En nu gij weet dat hij uwe dochter niet bemint....’

‘Regina zal er zich weinig aan storen, maar ik zal mij wreken,’ riep de moeder toornig opvliegend, en weer sloeg zij met haar vuist zoo geweldig op de tafel, dat zij zich bezeerde. ‘Mij wreken zal ik, eer het drie maanden verder is, wordt Regina de bruid van den ontvanger der registratie.’

‘O!’ riep de dokter, en de verontwaardiging sprak uit zijn vlammenden blik. ‘O, gij hadt twee pezen op uwen boog; gij hebt een oneerlijk spel gespeeld. Vaarwel!’ maar toen de goede man zijn hoed had opgezet om te vertrekken, stamelde de burgemeestersvrouw:

‘Gij hebt gezegd: bewaar den goeden naam uwer dochter en hierin moet gij mij helpen. Dat Frederik ons kome bezoeken, en ik beloof u dat ik hem niet zal lastig vallen. Het is iets dat moet slijten. Ach! dokter, die vernedering zal mij naar het graf slepen. Hoe is 't mogelijk, mijne Regina verstooten, en mijn vijftig duizend frank niet in aanmerking nemen.’

De heer Lucas repte tegen zijne huisgenooten geen woord over Frederik en de Blokhout's, maar 's avonds zat hij met den jongen notaris geruimen tijd in het spreekkamertje en zag er, toen ze in de keuken kwamen, opgeruimd uit.

‘Wat zijn onze heeren vandaag vroolijk,’ zei Elisabeth

[pagina 184]
[p. 184]

tegen Celia in Roza's tegenwoordigheid, terwijl zij den volgenden voormiddag bezig was in de pap te roeren. ‘Het voorhoofd van den dokter dat hij soms zoo leelijk rimpelt, was dezen morgen zoo glad als een tinnen schotel en toen mijnheer de notaris na zijn ontbijt in den tuin wandelde, hoorde ik hem een vroolijk deuntje fluiten.’

‘Zulk een heerlijk weertje stemt tot blijmoedigheid,’ merkte Celia op, en Roza zei niets. Zij was bleek geworden; het hemd waaraan zij naaide, een fijn linnen hemd voor Frederik, zeeg op haar knieën en haar hart bonsde.

‘Nu is 't nabij,’ dacht ze. ‘Gisteren avond zal het afgesproken zijn, vandaar dat hij en de dokter zoo vroolijk zijn. Heere! schenk mij kracht,’ zuchtte zij. Zij nam haar werk op, maar naaien kon ze niet; hare oogen schemerden.

Er werd aan de voordeur gebeld. ‘Doe eens open, Roza,’ zei Beth, ‘ik mag de rijstepap niet laten aanbranden.’

De arme Roza ging schoorvoetend heen. 't Was de hovenier van de familie Goedbloet; de dokter had mevrouw een bloempot beloofd en dien kwam hij halen.

Het bedroefde meisje ging met den hovenier in den tuin, overhandigde hem het beloofde geschenk en zei:

‘Ga langs de zijpoort uit, als 't u belieft.’

Toen de man met den bloempot weg was, bleef zij voor het bloembed, waar zij de eerste maal Frederik had ontmoet, staan mijmeren. Nadat zij daar geruimen tijd gestaan had, scheen zij moed gevat te hebben, want zij stamelde:

‘Ik sta er voor en moet er door. Verman u, Roza, beheersch u zelve en de tijd zal uwe zielewond heelen.’

In den namiddag moest Elisabeth een boodschap doen,

[pagina 185]
[p. 185]

een paar huizen verder dan de bakkerij, en toen zij terugkwam stond de bakkerin haar bij het venster op te wachten. Zij tikte tegen de ruiten: Elisabeth keek op en zij werd binnen gewenkt.

‘Er is iets aan de hand bij de Blokhout's,’ zegde de bakkerin; ‘de dokter en de burgemeestersvrouw hebben gisteren hevig getwist. Zij waren in het spreekkamertje, en de keukenmeid hoorde het rumoer tot op Hugo's kamer. 't Was mevrouw Blokhout die het ergst aanging, maar men kon ze toch niet verstaan. Ge weet wat ik u toevertrouwd heb,’ ging de klappij voort, ‘'t zijn die twee die een huwelijk makelen tusschen den notaris en Regina.’

‘Ik wenschte dat het afsprong,’ zei Elisabeth.

‘Wie weet of er niet reeds een kink in de kabel is,’ sprak de bakkerin glimlachend, ‘'k zal een oog in 't zeil houden.’

Van hetgeen de bakkersvrouw over de plannen van mevrouw Blokhout zegde, sprak Elisabeth tehuis geen woord. Zij wilde eerst den uitslag zien.

Roza hield zich den ganschen dag bijzonder goed, maar 's avonds toen zij de stem van Alida Blokhout in de gang hoorde, begon haar hart weêr te kloppen. Zou deze haar de noodlottige tijding brengen?

‘Roza, 't is zoo lekker in de lucht,’ zei Alida, ‘laat ons op de tuinbank gaan zitten.’ Zij snelde vooruit en Roza volgde.

‘Weet gij nog wat ik u gezegd heb op den dag dat de jonge notaris benoemd is?’ zeide Alida zoodra zij neerzaten.

Of Roza het wist!.... Het arme kind voelde hare krachten

[pagina 186]
[p. 186]

bezwijken; zij moest zich vasthouden aan de leuning der bank. Haar voorgevoel zou bewaarheid worden.

Alida die de ontsteltenis harer vriendin niet had bemerkt ging voort: ‘Welnu, daar komt niets van, Regina wil hem niet hebben.’

Roza kreeg een zenuwschok. ‘Waarom?’ vroeg ze.

‘Zoudt gij hem willen?’ sprak Alida op luchtigen toon: ‘hij heeft het kasteeltje gekocht, en dat was goed en wel; maar hij wil die oude meubelen behouden. Mama zegt dat het binnenste van het kasteeltje op een moordenaarsverblijf uit den ouden tijd gelijkt, en Regina beweert dat het een spookhuis is en dat zij er voor niets ter wereld één nacht in zou willen slapen. Mama heeft zich boos gemaakt; nooit zal zij Regina met hem laten trouwen; en als zij papa's toestemming afdwingt, krijgt zij geen cent meê.’

Niettegenstaande Roza dacht: ‘Indien hij Regina niet krijgt, trouwt hij later met een andere,’ was hare smart verlicht. Dit zou toch zoo spoedig niet geschieden, en zoo hij later een vrouw koos die hem leek, zou het haar minder pijnlijk vallen. Regina zou den goeden Frederik diep ongelukkig maken, daar was zij zeker van. O hoe vurig verlangde zij zijn geluk!

Alida lachte en schertste over de aanstaande verwijdering, en zei ten slotte:

‘Regina stelt zich aldus aan omdat zij den ontvanger der registratie hoopt te krijgen, maar daar komt niets van.’

‘Juffer Celia, onze nachtegaal zingt weêr,’ zei Beth een paar dagen later.

‘Nu in Augustus,’ antwoordde de juffer, ‘onmogelijk,’

[pagina 187]
[p. 187]

maar zij luisterde toch en zij hoorde Roza, die in den tuin was, zingen.

‘Zij heeft een tijd getreurd, gelijk onze kanarievogel als hij ruit,’ lachte Beth.

Roza had zich inderdaad opgebeurd; zij zong weêr zoo lustig als in den tijd dat zij met grootmoeder door het bosch wandelde en hare stem met die der vogelen mengde. Bijna elken avond maakten zij en Celia weêr muziek, gelijk vroeger, en in de warme avondstonden bleven de kamervensters open, zoodat de familie Blokhout hen tot in haren tuin kon hooren.

De jonge notaris bracht thans zooveel schrijfwerk niet meer meê. De voornaamste openbare verkoopingen waren gehouden, en er bleef hem meer tijd over dan vroeger. Hij ging niet zooveel als voorheen naar de familie Blokhout, en zijne bezoeken waren altijd van korten duur.

Celia en Roza hadden nu tijd om de beminnelijke mevrouw Goedbloet te bezoeken. Daar werd op de piano gespeeld en gezongen, en het overige van den tijd werd gekort door aangenaam gesprek.

De dokter had het thans ook naar zijn zin. De gemeentezaken gingen vooruit, dank zij den heer Debus, die de veeten der gemeenteraadsleden wist te sussen en alles op tijd en stond in orde kreeg.

En Elisabeth? Nooit had de dienstmaagd in stilte zooveel pret gehad als thans. De bakkerin hield haar op de hoogte van alles wat er bij den burgemeester voorviel, en daar was de boêl in de war.

Nadat de bakkersvrouw van de meid des burgemeesters vernomen had dat het niet de dokter, maar mevrouw Blok-

[pagina 188]
[p. 188]

hout was die in het spreekkamertje met de vuist op de tafel had geslagen, was het haar duidelijk dat mijnheer Lucas de trotsche vrouw eene onaangename tijding had gebracht; doch of dit de verloving van Frederik en Regina aanging, was nog niet zeker.

Lang had de bakkerin op die onzekerheid niet behoeven te wachten, mevrouw Blokhout was twee dagen na het krakeel in haar winkel gekomen, zij had eenige kleinigheden gekocht en toen ze die betaald had, begon ze van den aankoop van het kasteeltje te spreken. ‘Met al haar verstand en hare geleerdheid is mijne Regina toch een grillig meisje,’ zeide zij. ‘Nu wij het kasteel gekocht hebben, zegt zij ronduit dat zij er niet in wil wonen, dat het een spookhuis is. Zij is met mij den verkoop der meubelen in het kasteel gaan zien, en toen zij al die oude voorwerpen zag die de woning stoffeerden, had zij er een afkeer van. Zij trok mij meê naar huis en later vernamen wij dat de jonge notaris den ganschen bazar had gekocht. Er zal een breuk uit voortkomen; dat is zeker.’

‘'t Was jammer,’ had de bakkerin geantwoord, en later had zij er met Elisabeth over gespot.

Frederik had reeds vernomen dat men thans het kasteeltje een spookhuis noemde, maar dat deerde hem niet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken