Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zwarte hoeve (1863)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zwarte hoeve
Afbeelding van De zwarte hoeveToon afbeelding van titelpagina van De zwarte hoeve

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

Scans (138.50 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zwarte hoeve

(1863)–Johanna Desideria Courtmans-Berchmans–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

X.

Bella's voogd had den familieraad bijeengeroepen om over de belangen der weeze te spreken; en nu zaten allen, na de zondagvespers rondom de groote vierkante tafel in de mooiste kamer van boer Rinkhout.

Moeder Rinkhout had eene volle kan ouden bruinen binnen gebracht: krachtig bier voorwaar, welks weêrga, twee uren in het ronde, niet werd gebrouwd.

Nadat men met elkander eens vriendschappelijk

[pagina 73]
[p. 73]

geklonken en een paar glazen geledigd had, nam Rinkhout het woord op:

‘Vriend schepen, hebt gij het plakkaat gezien, dat sedert verleden zondag in het gemeentehuis hangt?’ vroeg hij.

‘Welk plakkaat, vriend Rinkhout?’

‘Het plakkaat van verkooping eener lieve, kleine polderhoeve onder St. Margriet.’

‘Ik heb het gezien,’ antwoordde Van Senderloo die niet begreep waar Rinkhout heen wilde: ‘Een koopje dat gemakkelijk een liefhebber zal vinden.’

‘Zoo denk ik het ook en daarom heb ik u te zamen geroepen. Mij dunkt, het ware een schoon hofstedeken voor Isabella.’

‘Hij weet nog niets van Wlllem's huwelijks voorstel,’ dacht de schepen. ‘Willem heeft zijn plan wellicht opgegeven.’ Doch terwijl de schepen dit alles dacht, hadden de vier overige familieleden boer Rinkhout goedkeurend toegeknikt; zij ook meenden dat het hofstedeken een schoon perceel was, dat tamelijk goeden intrest zou opbrengen.

‘Maar vriend, hoe komt gij toch aan die zonderlinge gedachte?’ sprak de schepen: ‘Voor eene bijna meerderjarige wees eene hofsteê koopen, zoo iets heb ik nog nooit beleefd.’

‘Maar er gebeuren tegenwoordig zoo veel dingen die voorheen nooit gebeurden, vriend schepen!’ viel Rinkhout hem koel in de rede. ‘Het kapitaal van Isabella staat bij u op intrest; en daar uw handel niet genoegzaam uitgebreid is om dergelijke sommen

[pagina 74]
[p. 74]

te gebruiken, hebt gij het geld gewis tegen nog hoogeren intrest bij bankiers uitgezet. En gaarne, vrienden, wil ik u bekennen, dat ik in bankiers niet veel vertrouwen meer heb, sedert ik over drie maanden den bankier Cabouter heb zien failleeren.’

‘Zou hij weten dat ik aan Cabouter twintig duizend franken te kort kom?’ dacht Van Senderloo, die reeds de drukking van den strop voelde, dien Rinkhout hem om den hals wierp. Hij verbleekte even, doch herstelde zich weldra.

‘Wilt gij hypotheek, vriend Rinkhout?’ vroeg hij op hoogen toon.

‘Niet slecht, vriend! Niet slecht! maar dit waren verloren kosten voor u’ luidde het antwoord met sterken nadruk, op dat laatste woord.

De schepen voelde het nijpen van den strop dien Bellas's voogd hem om den hals nog sterker toehaalde, en er ontsnapte hem eene nauw hoorbare zucht. In den geest zocht hij eene uitvlucht, en daar verscheen hem de beeltenis van Willem Waterlant. ‘In elk geval heb ik liever met den zachtaardigen Willem, dan met dien hardnekkigen boer te doen,’ dacht hij, en zich aan het gevonden redmiddel vastklampende, kwam hij weder te woord:

‘Vrienden, laat ons elkander eens goed verstaan: Isabella is huwbare dochter; sinds lang zelfs heeft zij recht zich meerderjarig te doen verklaren; maar het meisje gevoelt zich in mijn huis zoo tevreden, en is daarenboven zóo verzekerd dat hare fortuin, onder toezicht van een man als boer Rinkhout, tegen alle

[pagina 75]
[p. 75]

gevaar gewaarborgd is, dat zij nog nooit aan de meerderjarigheid heeft gedacht!’

‘Komplimenten, vriend schepen, komplimenten!’ hernam Rinkhout: ‘alle menschen zijn faalbaar, ik zoowel als gij. De beste stuurman ziet soms zijn schip met man en muis vergaan. En huwbare dochter, ja, dat is onze Isabella: maar er komt toch niemand op af.’

Er heerschte een oogenblik stilte. De schepen streek een paar malen zijn toupet omhoog en sprak:

‘Niemand op afkomen, vriend Rinkhout? gij vergist u; nog deze week heeft zich een voornaam landbouwer aangemeld, en Isabella verlangt niets liever dan een dergelijk huwelijk. Juist meende ik u van dit geval te spreken, toen gij met uw voorstel over de polderhofstede voor den dag kwaamt.’

‘Dan valt natuurlijk mijn plan aangaande die hofstede in duigen.’

‘En wie is die voorname landbouwer?’ vroeg een der familieleden.

‘Willem Waterlant,’ zei de schepen.

Die naam maakte indruk. De gebroeders Rinkhout wreven zich opgeruimd de handen en al de overige familieleden hechtten hunne goedkeuring aan dit huwelijksplan.

Boer Rinkhout schonk nog eens in en stelde voor, op de gezondheid van den jongen boer der Nieuwe Hoeve, en op den goeden uitslag der zaak te drinken; en nog eens rinkelden de glazen tegen elkander, eer men ze tot op den bodem ledigde.

[pagina 76]
[p. 76]

‘En hoe komt die huwelijkszaak weder op het tapijt?’ vroeg Rinkhout.

‘Willem komt naar den uitslag vernemen,’ loog de schepen.

‘Nu, wij geven u onze volmacht, zei de voogd, bespoedig slechts die zaak. Maar nog iets? schepen: wanneer denkt gij de vijftig duizend franken te kunnen nederpassen? Zou dit niet het best zijn bij het teekenen van het huwelijkskontrakt? Want gij begrijpt toch,’ voegde hij er veel langzamer bij, ‘dat ik mijne voogdij niet kan afleggen, voor en aleer het geld in handen onzer pleegdochter overgeteld zij.’

De schepen gevoelde zich reddeloos verloren.

‘Ik zal mijne bankiers spreken,’ zei hij met schier toegenepen gorgel. Hij won tijd.

Dit antwoord scheen voor den oogenblik voldoende. Moeder Rinkhout vulde nog eens den bierstoop en men sprak over onverschillige zaken; maar toen het gezelschap uiteen ging, hield boer Rinkhout zich vast overtuigd, dat Van Senderloo in slechte omstandigheden verkeerde. Hij vreesde nu inderdaad voor Bella's kapitaal; daarom nam hij het besluit, zoo spoedig mogelijk den schepen tot rekening en verantwoording tedwingen.

Nauwelijks hadden de leden van den familieraad de hofstede verlaten, of Willem Waterlant kwam boer Rinkhout opzoeken, om naar den uitslag van het gesprek te vernemen.

Bella's voogd schudde bedenkelijk het hoofd eer hij den jongeling zijne gedachten nopens Van Senderloo mededeelde.

[pagina 77]
[p. 77]

‘Waterlant,’ zei hij, ‘ik zoude u niet gaarne helpen bedriegen. Een huwelijk met mijne pleegdochter zou u misschien minder voordeel aanbrengen dan gij denkt.’

‘Ik vat u niet, Rinkhout.’

‘Wat ik zeg, mijn jonge vriend, blijve onder ons, en God geve dat ik mij vergis; maar ik vrees, dat wij het kapitaal van Isabella niet ongeschonden uit de handen van den schepen zullen krijgen.’

‘En wat doet dit ter zake? Het is geenszins om de fortuin, dat ik naar de hand uwer pleegdochter ding. God dank! ik kan mij roeren, al bracht mijne bruid geen enkel stukje geld mede.’

‘En waarom kiest gij Isabella? Het is toch niet uit liefde, vermits gij nog zoo kort geleden...’

‘Zinspeel daar niet op,’ viel Willem in, ‘die zaak berokkende mij reeds te veel verdriet. Huw ik Bella, dan is het omdat ik haar meer dan eenige andere vrouw achting toedraag. Zooals ge weet, vriend, kan mijne hoeve niet lang zonder meesteres blijven. Bekommer u om de geldkwestie niet: ik vraag alleen de hand, niet de middelen uwer pleegdochter.’

Boer Rinkhout keek den jongman strak in het gelaat.

‘Meent gij dat ernstig?’ vroeg hij.

‘Ik herhaal het,’ zei Willem.

‘Vaar dan wel met het goede kind, dat nooit het geluk had hare ouders te kennen,’ zei de boer, zich een traan uit het oog wisschende. Maar het zij niet gezegd, dat door mijne schuld een enkelen duit van

[pagina 78]
[p. 78]

Bella's fortuin is verloren gegaan. Wat nog kan gered, zal gered worden, dat beloof ik u. Zet maar spoedig uw huwelijk door, waartoe geheel de familieraad, zelfs de schepen zijne toestemming geeft: het overige is mijne zaak.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken