Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hanna de freule (ca. 1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hanna de freule
Afbeelding van Hanna de freuleToon afbeelding van titelpagina van Hanna de freule

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

Scans (4.55 MB)

ebook (3.21 MB)

XML (0.69 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hanna de freule

(ca. 1900)–J.J. Cremer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Hanna de freule.

Eerste hoofdstuk.
Van Het Kromveld naar Reespoor.

Nabij het stadje Veenwijk, op den oever der rivier De*** ligt de stoom-katoenspinnerij Het Kromveld van de Heeren Degen en Bronsberg.

Mijnheer Degen rijdt gewoonlijk tegen vijf uren van Het Kromveld naar zijn buiten Reespoor terug.

- 't Wordt laat, denkt Jan de koetsier, die met een tentwagen bij de kantoordeur wacht: Maar 't is geen wonder. Als juffrouw Nelly haar papa komt halen, dan moet de oude heer wel wat geduld hebben. - Nu, mijnheer Bronsberg is een best mensch, en als hij met de juffrouw voorgoed in het wagentje stapt, dan zal het mij plezier doen om ze samen naar 't raadhuis en de kerk te rijden.

Jan zet zich eensklaps in postuur. De kantoordeur wordt geopend.

Daniël Degen, een klein dik heer, met een rood gezicht en een gouden bril op den stompen neus, treedt naar buiten, en wordt gevolgd door Bronsberg en Nelly.

De laatste wipt vlug in het rijtuig, en terwijl papa nu wat langzamer instapt, wisselen de jongelieden nog een blik der innigste verstandhouding.

‘Tot morgen!’ zegt Degen, die een groet van den compagnon beantwoordt.

Nelly's blanke hand wordt nog snel uit het rijtuig gestoken. Bronsberg drukt ze, en....

- Neen, halt! De onderbaas Binzer zou immers meerijden. -

[pagina 2]
[p. 2]

Binzer is een vlugge kerel, die vroeger eenigen tijd in Engeland heeft doorgebracht. De patroon zou hem op Reespoor een paar nieuwe platen - modellen van stoommachines - laten zien. Met het oog op een noodzakelijke reparatie, moest ook Binzer eens zeggen of hij een verandering naar dat model goed en voordeelig zou achten. - De kerel heeft wat gezien in de wereld, redeneert Degen: wat je er van halen kunt, dat komt je toe. Nul ik houd er één!

‘Hola! Jij niet voorin!’ roept de oude heer met een afwijzend gebaar, nu hij ziet dat Binzer zich naast den koetsier wil zetten: ‘Hier achter is de kattebak. Denk je dat ik tegen een rug wil kijken als 't niet noodig is?’

‘O!’ zegt Binzer, die vluchtig wit is geworden, stapt weer af, en klimt in den kattebak.

De zweep behoeft niet uit den koker om de glimmende bruintjes het sein tot den aftocht te geven.

Bronsberg blijft den tentwagen nazien, totdat deze het hek van 't Kromveld uit- en den dijk opgereden, achter de wilgen bij een planken schuurtje verdwijnt.

Juist toen het rijtuig de dijkkruin bereikte, heeft Nelly nog eens naar haar Willem omgezien, doch ook aanstonds weer voor zich gekeken. Aan den onderbaas in den kattebak had ze niet gedacht. In plaats van haar Willem op grooten afstand, heeft ze nu dien man en zoo heel van nabij, in de grauwe oogen gezien.

- Denk je dat ik tegen een rug wil kijken! herhaalt Binzer in zich zelf, terwijl hij nu juist vóór zich, den bovenrug van dien ik ziet heen en weer schommelen. Die dáár kan niet tegen een rug kijken. Hij niet; Daniël Degen; voormalig ridder van de el! Lieve hemel, zoo iets zou al te verschrikkelijk zijn! - Wat was jou vader - dikke vette roode hals? Jou vader had een manufactuurwinkel. En mijn vader? Mijn vader was koetsier bij den koning in Den Haag; een man van stand, die meer fatsoen in zijn pink had dan jij in je heele karkas. - En zoo'n ellewinkel kan geen rug zien! Zoo'n geluksgans wijst een zoon van Samuel Binzer naar den kattebak, en ligt daar lui en vet al heen en weer te schommelen.

‘Binzer!’ roept Degen zonder om te zien.

‘Wat blief mijnheer?’ schrikt Binzer, en buigt zich voorover.

‘Weet jij wat er bij Mop in de kroeg wordt gekonkeld?’

‘Ik? Neen mijnheer, daar weet ik niets van.’

‘Zoo. - Ik dacht dat jij het verteld hadt.’

‘Pardon mijnheer, ik weet van niemendal.’

[pagina 3]
[p. 3]

‘Daar zou óók al die mooie leer worden verkondigd: geen drommel uitvoeren, en zwemmen in 't vet.’

‘Hooger loon, als ik vragen mag?’

‘Ja wel, hooger loon, waarom niet. Die kunsten moesten ze hier beginnen! Ik zou ze.... wat.... en.... blik....’

‘Wat blief, mijnheer?’

‘Niemendal; ik sprak tegen mijn dochter.’

- De vette roode hals spreekt tegen zijn dochter; dat wil zeggen: loop jij naar den duivel, bromt Binzer onhoorbaar. De natuur heeft zich vergist, toen ze dien man dat engelachtige schepsel tot kind gaf. Ja, om haar te kunnen verkoopen als een stuk katoen. Wat is die compagnieschap met Bronsberg anders geweest dan een verkwanselen van zijn kind, denkt Binzer voort, terwijl hij strak het oog op Nelly's blanken hals houdt gevestigd, waar langs de zilverblonde lokken wiegen, of straks ook tuurt op haar welgevulden schouder die, onder een dunne zomersjaal verborgen, zich nog voor een goed deel boven den rand van het rijtuig vertoont: - Mooi schepsel! Het geluk moet iemand maar dienen zooals dien Bronsberg, die - naar ze zeggen, een halve ton in zijn wieg vond. - Wel zeker, dan kun je de vingers blank houden, en zoo'n engel aan het hart drukken.

Binzer kuchte; hij kuchte verwonderlijk luid.

Nelly zag om:

‘Je zit daar toch goed, baas Binzer?’ zegt ze, om den man eens toe te spreken.

‘Goed? Als men achter mijnheer en de juffrouw zit, zou men dan niet goed zitten!’ is Binzers antwoord: en zijn oogen glinsteren onwillekeurig zóó vreemd, dat Nelly, ofschoon ze zich haastig omwendt, haar vluchtig blozen niet verbergen kan.

‘Zei je iets?’ vraagt Degen, die schommelend zit te lodderoogen.

‘Neen pa; maar, is 't u niet wat koel in den rug?’

Degen schuurt met de schouderbladen:

‘Ja, de wind is koud. - Binzer, laat jij van achter het zeil eens neer.’

‘Neerlaten?’ zegt Binzer.

‘Je bent toch niet doof,’ is Degens bescheid.

Weinige seconden later was het achterzeil van den tentwagen neergelaten, en staarde de man in den kattebak op het zwarte doek, en smoorde een verwensching tusschen de dikke lippen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken