Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hanna de freule (ca. 1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hanna de freule
Afbeelding van Hanna de freuleToon afbeelding van titelpagina van Hanna de freule

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

Scans (4.55 MB)

ebook (3.21 MB)

XML (0.69 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hanna de freule

(ca. 1900)–J.J. Cremer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Zevende hoofdstuk.
Wat er in een kouden winternacht gebeurd is.

Behalve op den Sabbat en de Joodsche feestdagen verlaat Elie Mager des morgens reeds zeer vroegtijdig zijn woning en kan men hem, 't zij vroeger of later, naar gelang van het jaargetij, op den dijk tusschen Veenwijk en Het Kromveld ontmoeten. Op 't Kromveld doet hij zaken - sinds jaren - en ter halverwegen ongeveer,

[pagina 32]
[p. 32]

op tien minuten afstands van Veenwijk, heeft hij beneden den dijk een kleinen tuin met een schuurtje, welk schuurtje een magazijn is van botten, oud-roest, hazevellen, en lompen van allerlei aard.

Hanna Van Til, bijgenaamd ‘de gekke freule’, de fabrieksarbeidster van ruim negentien jaren, gaat meestal in het gezelschap van anderen naar Het Kromveld; want, zegt Hanna, wanneer die Jood haar tegenkomt, en Goeden morgen wenscht, dan ziet hij haar altijd zoo akelig aan alsof hij haar zou willen beetpakken en ophangen in zijn schuur.

‘Ophangen; geen nood!’ zegt Jaap, een der meeloopende jonge arbeiders: ‘Hij zou er je een bedje van zijn hazevellen willen spreiden.’

Met een verachtelijken blik zien Hanna's donkerbruine oogen den jongen aan, en als zij het mooie hoofdje in den nek werpt, dan zegt ze:

‘Ik haat Joden, want mijn moeder haatte ze ook.’

‘Hoe weet je dat?’ vraagt een oudere arbeidsters, terwijl zij onder het voortgaan Hanna ter zij treedt.

‘Ik geloof dat zij 't mij gezegd heeft, en anders weet ik het toch.’

‘En wat had je moeder dan tegen de Joden?’ vraagt vrouw Snel weder.

‘Wat? Dat weet ik niet,’ zegt Hanna: ‘Ik denk dat ze mijn vader hadden kwaad gedaan.’

‘Je vader was een prins of baron, nietwaar?’ vraagt een roodharige jongen.

‘Ja!’ zegt Hanna met een smadenden blik op het ‘kleine roode dier’ dat lachend zoo iets vragen durft.

‘Waar praat jij over, flauwe flens!’ roept een andere werkvrouw, terwijl zij den jongen met den elleboog in het gezicht stoot: ‘Ik weet niet waarom een mensch van onzen stand geen prins of baron tot vader kan hebben. Zijn we niet allemaal kinders van Adam en Eva?’

‘Als Adam of Eva een baron was, den ben ik er ook een,’ grijnst de jongen.

‘Maar hij heeft jou met een rood kruis gemerkt, net als de schapen, die naar 't slachthuis moeten,’ gromt de vrouw. En dan, zacht tegen Hanna:

‘Je vader was uit de Oost of de West nietwaar?’

Hanna aarzelt en zegt dan:

‘Ik meen uit Spanje.’

‘Nou ja, daar ergens vandaan. Had hij je moeder niet beloofd dat hij haar halen zou?’

[pagina 33]
[p. 33]

‘Zeker, met een koets met twee schimmels.’

‘Maar waarom heeft hij geen woord gehouden?’

‘Ik weet het niet. Mijn moeder is dood. - Maar hij komt nog om mij.’

‘Hoe weet je dat?’

‘Ik heb het dikwijls gedroomd, en als de fabrieksklok luidt, dan hoor ik het heel duidelijk.’

‘Wat?’

‘Dat hij komen zal.’

De fabrieksjongen wijst lachend naar het hoofd.

 

Onder het werkvolk is het van algemeene bekendheid dat Hanna, ruim zestien jaren geleden, als kind van nauwelijks drie jaren, nabij het stadje werd gevonden.

't Was een vinnig koude Decembermorgen - zoo luidde het verhaal - Van Til de fabrieksarbeider, had zich vroeger dan gewoonlijk naar Het Kromveld begeven, en ofschoon het nog geheel donker was, zoo had toch een donkere massa beneden aan den dijk zijn opmerkzaamheid getrokken. 't Was een levenlooze vrouw geweest die, vermoedelijk met de gladheid van den dijk gevallen, zich te ernstig had bezeerd om haar weg te kunnen vervolgen. De kou moest de arme hebben bevangen en zóó was zij ingeslapen om niet meer te ontwaken. Alvorens de strenge vorst haar echter de vergetelheid schonk, scheen het wel dat zij nog alles beproefd had om zich hulp te verschaffen; doch de krachten hebben te kort geschoten en haar luide kreten zijn door niemand gehoord.

Wat zij toen nog heeft kunnen doen, dat had zij gedaan: haar kind heeft ze in haar eigen bovenkleeren gewikkeld, en met haar lichaam tegen den snerpenden Oostenwind beschut.

Het kleine meisje, uit de armen der gestorven moeder door den arbeider van een wissen dood gered, is aanstonds door hem meegenomen en naar Het Kromveld gebracht. De ongelukkige moeder werd reeds den volgenden dag begraven, en haar arme weesje, in de eerste jaren te Veenwijk uitbesteed, heeft al spoedig in de rijen gestaan van de bleeke en havelooze kinderen op Het Kromveld, nochtans van den beginne af aan - met haar mooi zwart krulkopje, haar sprekend oog en haar krachtiger voorkomen, te midden van die klierachtige oudmannetjes- en vrouwtjes-kinderen, als een kleine vorstin.

Wie Hanna's moeder geweest is?

Van Til heeft het ‘niet kunnen zeggen; hij kende haar niet.’

[pagina 34]
[p. 34]

En de burgemeester, en wie haar verder had den geschouwd en begraven, zij hebben er ook geen melding van gemaakt. Veel was er gepraat en gegist, maar 't gissen gaf geen zekerheid.

Toen er een jaar over het gebeurde was heengegaan, en Van Til niet meer met zooveel ophef van zijn morgenvondst kon gewagen, omdat ook hij reeds dezer aarde ontvallen was, toen hoorde men niet meer van het voorval; en eerst later, toen Hanna om haar schoonheid en haar zonderlinge verhalen - waaruit altijd een groote fierheid sprak - meer de aandacht begon te trekken, kwam men somwijlen op haar vroegste geschiedenis terug; maar - in den mond van het volk was de geschiedenis toen reeds sage geworden.

‘Morgen samen!’ wenscht een persoon, die het werkvolk op den dijk tegenkomt.

Hanna voelt een gloed in haar wangen.

‘Morgen!’ zeggen er eenigen.

Hanna zegt niets.

‘Baas Binzer!’ meesmuilt een der jonge mannen verwonderd, want ofschoon het reeds licht genoeg was om den baas te herkennen, men had hem niet hier verwacht.

‘Ja wel,’ zegt Binzer: ‘je lui zult zonder mij plezier hebben. - Goede morgen!’

Binzer wordt tegengehouden. Hij moet rekenschap van zijn woorden geven, en rekenschap waarom hij naar stad gaat, en wat hij met plezier hebben bedoelt.

‘Plezier hebben?’ herhaalt Binzer, weer stilstaande: ‘Wel, ze waren op 't Kromveld bezig om voor jelui op lange tafels een lekker ontbijt klaar te maken: Versche kadetjes met boter en kaas, en koffie met zoet. - Waarachtig! Goede morgen.’

‘De baas is gek geworden,’ fluistert een jonge werkman.

‘Neen maar,’ vraagt een der vrouwen: ‘er is toch zeker iets aan 't handje, baas? Trouwerij of zoo wat?’

‘De jonge patroon zal vandaag het werkloon verhoogen. - Waarachtig!’ zegt Binzer.

Allerlei kreten en vragen gaan er op uit de groep.

‘Ja jongens, hoeveel dat weet ik niet; dat moet je zelf maar aan onzen braven mijnheer Bronsberg vragen, die het ontbijt voor jelui laat klaarzetten; òf....’ Binzer haalt terwijl hij weer voortgaat zijn schouders en te gelijk zijn zware wenkbrauwen op: ‘òf, hij liet het voor zich zelf klaarzetten, omdat jelui van morgen de maag al zoo vol hebt.’

[pagina 35]
[p. 35]

‘Hij verlakt ons,’ zegt vrouw Vlodder en dreigt met de vuist.

‘Ik jelui verlakken!’ herneemt Binzer, terwijl hij weer omziet en stilstaat; ‘Doet me één plezier, en als je straks de kamers van onzen braven mijnheer Bronsberg voorbijkomt, ziet dan eens of hij niet op je gezondheid zijn stukje kaas en zijn eitje bij de boterham eet. Waarachtig, dat doet hij op jelui gezondheid; en als hij dan genoeg heeft, dan komt hij eens kijken hoelang het arme werkvolk het nog uithouden zal eer het sterft van honger. Goede morgen.’

Binzer is verdwenen.

Met morrend gebrom, en straks met luidruchtig gepraat vervolgt het groepje werkvolk zijn weg.

‘Binzer heeft gelijk; van ons zweet en bloed mesten zij zich vet,’ roept vrouw Draaier: ‘en zeker, even zoogoed die valsche viezekadee als het oude vat.’

‘Wie noemt ze de viezee-kadee?’ grijnst een jongen.

‘Wel, den mooien student met zijn schijnheilige praatjes.’

‘Dat is niet waar!’ roept Hanna: ‘als er één is die het goed met ons meent dan is het mijnheer Bronsberg.’

‘Dat hij het goed met jou meent dat kan wel wezen: 't is er net zoo'n heer naar;’ piept een geel mager en mankloopend meisje die, ofschoon ze reeds achttien jaren telt, er uitziet als een kind van hoogstens veertien.

‘Wát?’ roept Hanna terwijl ze bliksems uit de donkere oogen schiet.

Het manke meisje wordt bang, en vlucht, snel hinkend, achter een paar vrouwen weg.

Een der jonge werklieden, die het bij ondervinding heeft, hoe Hanna een onreinen geest durft wederstaan, en zich daarover wreken wil, roept nu met schamperen lach:

‘Wat ze zegt? Wel, niets anders dan 't geen we allemaal weten: Mevrouw de freule moet hoogop, en de mooie patroon kan haar bij z'n lief wel op den koop toe gebruiken.’

Een luid gelach verheft zich nu uit de groep, wier zedelijk standpunt helaas nog zoo laag is.

In hevige woede ontstoken, beurtelings bleek en rood wordende, balt Hanna de vuist, en.... Maar neen! Met de tanden nijpt ze de lippen in bloed. Neen, ze zal zich niet verlagen om dien gemeenen lasteraar in het aangezicht te slaan.

‘Als mijn vader komt,’ zegt ze een oogenblik later, bijna schreiend: dan zal ik hem zeggen dat hij jou doodschieten moet.’

[pagina 36]
[p. 36]

Een nog luider gelach klinkt er weer uit de groep - die straks door het hek van Het Kromveld den dijk verlaat.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken