Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hanna de freule (ca. 1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hanna de freule
Afbeelding van Hanna de freuleToon afbeelding van titelpagina van Hanna de freule

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

Scans (4.55 MB)

ebook (3.21 MB)

XML (0.69 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hanna de freule

(ca. 1900)–J.J. Cremer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 77]
[p. 77]

Veertiende hoofdstuk.
Een onze vader.

De vliering van een bouwvallig werkmanshuisje dient Hanna Van Til tot slaapverblijf. Een stroobed op den grond, een bijna vergane latafel benevens een houten bankje zijn er de eenige meubelen.

Zooveel mogelijk heeft Hanna de pannen wanden van haar verblijf onzichtbaar gemaakt. Op vernuftige wijze met touwen en draden bespannen, werden ze met prenten en eenige zonderlinge snuisterijen - waaronder een uitgehaald wespennest en een stuk glimhout - versierd. Welk een geringe waarde die prenten ook hebben mogen, ze getuigen toch dat Hanna's smaak een andere dan de algemeen heerschende in haar stand is. Bonte kleuren ziet men er niet. Het pronkstuk, 't welk aan de achterzij der vliering werd opgehangen, is gewoonlijk en ook nu, door een rood katoenen doek bedekt.

Toen Hanna na haar ontmoeting met Elie en Binzer op haar vliering is gekomen, heeft ze aanstonds uit de latafel een olieblakertje genomen en het pitje ontstoken. Dat deed ze maar zelden. Nu kon ze het veilig doen, want de oude vrouw en de kinderen, die op den zolder slapen, zijn al lang in een diepe rust. Bovendien, wanneer ze haar kleeren maar breed over de tamelijk hoog uitstekende vlieringladder hangt, dan behoeft ze niet te vreezen dat iemand haar zien zal, terwijl ze aan gene zij van het verblijf haar schilderij beschouwt.

Twaalf stuivers heeft zij er voor betaald. Op een uitstalling achter de kerk zag ze die karos met de twee schimmels voor het eerst. Ze heeft er niet naar durven vragen, maar in 't eind was de prent, met een zwart lijstje er om, toch haar eigendom geworden.

En met angstigen blik tuurt Hanna nu weder op den kleinen Engelschen kleurendruk, die haar zoolang reeds het ideaal van haar leven voor oogen heeft getooverd: Daar jaagt hij met de beide vurige schimmels den landweg over, den handwijzer voorbij: en hij blaast op een hoorn alsof hij roept: ‘Daar kom ik. Maak dat je klaar bent!’

Hanna ziet om, als vreest zij dat iemand toch op de ladder is geklommen en haar bespiedt. - Maar er is niemand. - Ach, haar

[pagina 78]
[p. 78]

tranen kan ze niet langer bedwingen; en, men zou haar uitlachen als men ze zag. - Over 't harde werken van 's morgens vroeg tot soms in den nacht, heeft ze zich nooit beklaagd. Ze hield er het leven bij totdat hij komen zou, die haar gelukkig zal maken. Als men haar bespotte, dan zweeg zij stil: en schold men haar, dan wist zij haar woord wel te doen, en soms, als het zoo wezen moest, dan had zij haar handen toch.

Maar al schold en al bespotte men haar in dezen stond, ze zou nu toch moeten schreien. - Was er ooit een wezen, dat haar liefhad zooals zij dat gevoelde! Neen, men gaf haar te eten omdat ze werkte. En is het dan waarheid: heeft die Jood haar lief en heeft haar moeder haar lief? Stil: - Toen Binzer hen verlaten heeft, toen zeide Elie dat hij Hanna van haar moeder zou spreken als zij met hem in het voorhuis wilde gaan.

- Haar moeder? Wat weet zij anders van haar dan dat zij vroeg was gestorven van kou in een winternacht.

- Hanna zelve herinnert zich iets van een bleeke vrouw met een paar donkere oogen en gitzwart haar; van een groote stad en een kamer met een hoog raam, en een huis er tegenover, waarvoor 's avonds een vuurrood licht brandde en dat er muziek was. Zij herinnerde zich iets van een klok op een hoogen toren, die óók altijd riep: dat hij komen zou.

- Maar haar moeder was doodgevroren, en wat heeft zij aan een doode moeder die haar alleen liet! - Doch nu had Elie haar gezegd dat die moeder haar toch lief heeft gehad. Hij wist het zeker, want zij had Hanna in dien nacht met haar eigen kleeren en haar eigen lichaam tegen de koude beschut. - En Elie heeft haar verzekerd dat die moeder nu nóg voor haar zorgen wil ofschoon zij gestorven is. Hij zou haar later zeggen hoe dat mogelijk is, maar dan moest zij de Joden niet meer schelden, en in Elie's huis komen, en sabbat vieren en eten wat rein was volgens de Wet. En als zij met Sarah zijn vrouw naar de Synagoge wilde gaan, dan, ja dán zou hij haar nog meer van haar moeder verhalen en wondere dingen laten zien.

Toen heeft Elie haar de handen op het hoofd gehouden, en zoo wonderlijk er bij gepreveld alsof hij bad. Maar bidden zal het niet geweest zijn, want den hoed heeft hij niet afgenomen. - En - toen hij 't gedaan had, heeft zij niet durven spreken. - En zij is bang geworden toen hij opnieuw heel zacht heeft gezegd: dat er niemand was in de wereld, die Hanna waarachtig liefhad dan Elie alleen.

[pagina 79]
[p. 79]

‘Dat komt,’ heeft hij nog zachter gefluisterd: ‘omdat de christenen slecht zijn, en leven buiten de wet. Jij Hanna, bent Esthers kind: Daarom heb ik je lief, want Esther was een Jodin; en ik heb haar liefgehad voordat ik Sarah tot vrouw nam, en vóórdat Esther was afgedwaald om zich te keeren tot de afgoden en neer te liggen in de tenten der kinderen Belials.

Bij Elie's laatste woorden is Hanna vreeselijk bang geworden. Het was haar alsof hij haar geslagen, alsof hij haar in een gevangenis had opgesloten. Haar hart bonsde fel; en spreken kon ze niet. Maar eindelijk heeft ze geroepen: dat het niet waar was, want haar moeder had de Joden gehaat.

Toen is het donker voor haar oogen geworden; maar eensklaps was het alsof zij door een bliksemstraal werd getroffen. Elie had nu gefluisterd van haar vader, hoor.... van een vader, die zijn beloften vergat en ze zeker nooit zou vervullen.

O groote God! zij weet niet wat zij toen gedaan heeft. De donkere meubels in dat voorhuis zijn met geweld op haar aangedrongen alsof ze haar verstikken wilden.

Heeft zij den Jood gedreigd en gescholden? Zij weet het niet; maar hij heeft niet teruggescholden, noch gedreigd. - Zoet heeft zelfs zijn stem geklonken, ofschoon die woorden verpletterend waren:

‘Kind van Esther, de Heer zal ze verdelgen, die Hanna's moeder van Israël hebben afgescheurd en vertrapt; die haar lieten sterven in den winternacht, die hun eigen vleesch en bloed zagen opwassen en deden arbeiden en gevoed hebben met zwijnendraf. - Leg je hoofd maar op Elie's schouder, kind. Elie heeft je lief; en Sarah heeft je lief om zijnentwil; en Isaäc zal Hanna zuster noemen, zoo waar mag God hem zegenen in lengte van dagen. En Elie zal Hij vergeven dat hij om winst en uit vrees den eed heeft gezworen: dat hij niet eer heeft gezegd wat zijn mond toch kon spreken; dat hij niet meer heeft gedaan voor Esthers kind.’

Zóó heeft hij gesproken. Maar eensklaps heeft zij zich losgerukt uit Elie's arm. Het glas water, 't welk een kleine vrouw haar had toegereikt, heeft ze weggeslagen.

Wat vreeselijk licht was er eensklaps voor haar opgegaan! Maar neen, neen! wat zij vreest dat gelooft ze toch niet.

‘Jelui liegt!’ heeft ze geroepen: ‘Ik stop de ooren toe. Ik wil niet meer hooren. Gaat weg! Je liegt, je liegt! want jelui bent Joden, gemeene Joden!’

En op haar vliering schreit Hanna nu, terwijl ze door haar tranen heen nog altijd tuurt naar die prent. Arm kind.... naar die prent.

[pagina 80]
[p. 80]

Hoelang ze daar gestaan heeft dat weet ze niet; maar toen in 't einde haar licht is uitgegaan, en het eensklaps zoo heel donker was om haar heen, toen is ze neergevallen op de knieën, met de ellebogen op haar strooleger en het gloeiende hoofd in haar handen. En zij heeft.... gebeden:

‘Onze vader; hemelen zijt, Uw naam worde....’ - Ik wil zijn naam toch weten. Elie kent hem. Waarom zou Elie geen waarheid kunnen spreken? En.... als hij waarheid spreekt, dan was mijn eigen moeder een Jodin; eene met valsch haar, en... Maar ik weet toch dat zij echt zwart haar had en mooie donkere oogen. - En om mij te beschutten en te verwarmen is die arme moeder doodgevroren. - O God! zij heeft mij dan wel liefgehad toen zij stierf in dien konden nacht. - ‘Onze Vader; hemelen zijt, Uw koninkrijk....’ Hij was rijk maar zij was arm. En hij had toch beloofd dat hij komen zou; Elie heeft er niet om gelachen; hij heeft niet gezegd dat ik gek of onnoozel ben; hij sprak zelfs van een vurigen wagen met vurige paarden. Maar dat zal iets anders geweest zijn.

- Wie hebben toch vroeger gezegd dat hij een prins of een graaf was uit Spanje? Uit een land van blauw en heel dicht bij de zon? Binzer heeft het nog dezen avond gezegd. Maar Binzer liegt. Zoodra ik aan hem denk wordt mijn hoofd zoo rood als de zon 's morgens bij mist. Als ik Binzer weerzie, dan zal ik hem zeggen dat de duivel zijn vader is. - En de mijne? Ik wist toch wel dat hij voornaam en rijk moest wezen; 's avonds zag ik hem in de maan, en de maan was van goud en zilver.

Eensklaps balt Hanna denkbeeldig de vuist.

- Maar als hij mijn moeder liet doodvriezen en zijn eigen bloed deed arbeiden in de duivelskamer. - Heere God, in de duivelskamer! dan zal ik hem deze vuist toonen; dan zal ik hem zeggen dat de eene dochter zoogoed als de andere is. - Ja, dát zal ik zeggen!

En dan weer kalmer, straks zachtjes geeuwende, en eindelijk met het moede hoofd neervallende op haar leger:

‘Ach God! - Onze Vader.... hemelen zijt.... Uw naam.... geheiligd.... Koninkrijk kome.... Wil geschiede....’

Doch haar lippen bewogen niet meer, Hanna was ingeslapen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken