Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hanna de freule (ca. 1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hanna de freule
Afbeelding van Hanna de freuleToon afbeelding van titelpagina van Hanna de freule

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

Scans (4.55 MB)

ebook (3.21 MB)

XML (0.69 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hanna de freule

(ca. 1900)–J.J. Cremer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 81]
[p. 81]

Vijftiende hoofdstuk.
De maaiers aan 't werk.

Uit den langen schoorsteen van Het Kromveld stijgen zwarte rookpluimen naar omhoog.

Hein Tronk, de stoker, werpt binnen het ketelhuis nieuwe kolen in den fellen gloed.

En de vuurvlammen slaan ten oven uit, als zoeken ze de vrijheid, die men haar betwist.

Hein werpt de ijzeren kerkerdeur toe.

En het vuur sist en knettert en brult, dat het wraak nemen en toch zich bevrijden zal.

En met een haat, fel als zijn hitte, sart en bestookt het vuur den aartsvijand, gekerkerd als hij.

En het water, ziedende van gramschap, raast en klaagt, wegkrimpende in doodsstrijd.

Doch wie zal dooden wat niet te dooden is!

En wie kan binden den vrijen geest! In 't sterven verzoend, breekt de geest van het vuur en het water vereenigd ten kerker uit.

Ten leven! Doode krachten bezielende!

Ziet! metalen armen verheffen zich, en dalen en keeren, en grijpen in tanden en wielen.

En 't stampt en dreunt en davert in het groote gebouw.

Der elementen geest heeft het uit zijn sluimer gewekt.

 

Wanneer de zomerzonnegloed een pestwalm uit vunzen poel naast den rijkbeladen graanakker doet opgaan, zal men haar schelden en zeggen: Verberg uw aanschijn, gij Zon!

De mensch die den poel heeft te dempen, maar om 't ellendig slijkgewin het leven der maaiers veracht, die mensch, die mensch bedekke vol schaamte het aangezicht.

 

Arm fabrieksvolk, arme fabriekskinderen, waarachtig, de stoom is uw vijand niet!

 

En de maaiers op Het Kromveld zullen zelf den poel dempen, die voortdurend hun leven bedreigt.

[pagina 82]
[p. 82]

De groote fabriek is nu in vollen gang.

Men zou het niet gelooven dat er samenspanning tusschen de arbeiders bestaat. Als naar gewoonte zijn zij rustig aan 't werk.

Zou het mogelijk zijn dat zelfs de groote meerderheid, bij de sleur van hun taak en het gewoon gedreun en gesnor der machines en raderen, niet meer denkt aan hetgeen er hoognoodig gebeuren moet?

Of het inderdaad noodig zou zijn?

Hier in de beneden-verdieping der fabriek is de duivelskamer.

Een dichte stofwalm met duizenden fijne katoenvezels bezwangerd, doet, bij een sober licht, ternauwernood de aangezichten der jeugdige arbeiders onderscheiden. Maar een nauwkeurige beschouwing zou toch de moeite niet beloonen. 't Is slechts zeldzaam dat een fijner geteekend kopje - zooals vroeger dat van Hanna Van Til of van Abels Klaartje - hier in het donkere wegschuilt. Maar de armelijke wezens, die er moeten werken, zij ontvingen immers ook slechts het aanzijn om het ruwe katoen te zuiveren. En nietwaar, wanneer er dan, zooals op 't Kromveld, geen luchtkokers zijn, dan hebben die wezens wel luchtpijpen en longen om het stof te vergaderen.

En ginds waar de krasmolens snorren, of waar in de bovenvertrekken, het grof of minder grof garen bewerkt wordt, ja zelfs waar de spinners en spinsters de fijnste nummers bereiden, ook dáár heerscht in de lage vertrekken een benauwde atmosfeer, een bedorven met stof bezwangerde lucht, die doet walgen en tot kuchen prikkelt meteen.

En of er dan velen zijn die, in de sleur zooals altijd, schier droomend slaven en lijden; aan een scherperen blik ontgaat het niet dat er hier en daar onder de arbeiders een bijzondere gisting heerscht, die grooter wordt naarmate het schoftuur al meer en meer nadert.

Hoort, de middagbel luidt. Het fabrieksvolk kan nu voor 't meerendeel wat rust nemen. Doch die rust kan heden niet groot zijn, en voor Glover en Prost zal nu het zware werk eerst recht beginnen.

‘Waarachtig Glover, ik ben weer zoo frisch als rivierbaars,’ zegt Prost: ‘De duivelsche vrouw Vlodder had me te veel klare geschonken. Baas Binzer was er goed voor gebleven.’

‘Binzer.....? Ei!’ zegt Wouter. En dan: ‘Kom mee! - we zullen langs den achterkant naar 't kantoor gaan. 't Volk is nu bedaard, en als ze ons zagen dan konden ze vast weer den mond niet houden. - Vooruit Prost! Je trekt me aan 't buis als ik de

[pagina 83]
[p. 83]

maat mocht vergeten, en jij - dat weet je, vooral geen donder of bliksem.’

‘Akkoord!’ zegt Prost, en verdwijnt met Glover om den hoek der fabriek.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken