Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Romantische werken. Deel 2: Arme Samuel en Een winternacht (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van Romantische werken. Deel 2: Arme Samuel en Een winternacht
Afbeelding van Romantische werken. Deel 2: Arme Samuel en Een winternachtToon afbeelding van titelpagina van Romantische werken. Deel 2: Arme Samuel en Een winternacht

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.23 MB)

Scans (5.98 MB)

ebook (3.61 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Romantische werken. Deel 2: Arme Samuel en Een winternacht

(1877)–J.J. Cremer–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

VIII.

Terwijl de gasvlammen in de winkels en ook in de straten der groote koopstad, reeds een geruimen tijd haar licht verspreiden, rijdt er te midden van zooveel ander geraas en gerij, een onaanzienlijk huurkoetsje de sluizen op en af, en de straten door, en verder, en altijd verder.

‘Zit je goed lieve Emma?’ zegt Samuel Stoppel, terwijl hij in het genoemde koetsje, tegenover Emma en zijn nicht gezeten, het handje der eerste in zijne hand gevat houdt.

't Geraas maakt haar toestemmend antwoord onhoorbaar.

‘Anders, als je niet goed zit, dan zal ik..’ Ja, wàt dat weet hij zelf niet... ‘dan moet je 't maar zeggen. Die kast rammelt geweldig. Je krijgt toch geen hoofdpijn? Mijn hemel, wat rammelt die wagen! Zou er niets aan te doen zijn? Waarachtig, zij zal hoofdpijn krijgen! Had ik maar een sleepje genomen!’ Hij richt zich overeind en roept: ‘Hei, hei!’ en tikt den koetsier: ‘Niet zoo hard rijden!!’

De man heeft het verstaan: Hard rijden! en hij legt de zweep over zijn paard, en - 't rammelt nog erger, o zoo veel erger.

‘Paatje, lieve paatje, 't hindert mij waarlijk niet!’ roept Emma angstig en zoo hard als zij vermag, dewijl ze ziet dat Samuël in

[pagina 136]
[p. 136]

hevige onrust met zijn vuist tegen het voorraam van 't koetsje slaat.

Maar Stoppel roept luider: ‘Hei dan! hei!! hei!!’

't Paard, zoo eensklaps opgehouden, glijdt haast uit: de wagen staat stil.

Een verwensching rolt er van Samuëls lippen: ‘Zul je eens zachtjes rijden! moet jij met je rammelkast Emma Stoppel voor dezen avond ziek maken!’

‘Stappen!?’ klinkt het bijna onhoorbaar van den bok. - De bruine is er niet rouwig om.

Daar gaat het langzaam, uiterst langzaam, weer verder.

‘Zoo is 't beter,’ zegt Samuël: ‘als we nu maar niet te laat komen! Zie je wel hoe de koetsen ons aanhoudend voorbijrijden; zie, een rijtuig met twee lakeien. Zouden er van 't hof.... uit den Haag....? maar neen....’

‘Ik zie het recht dóorgaan,’ zegt Bartje: ‘en wij moeten nu links, niewaar oome?’

‘Ja, links; pas op, die ezel rijdt óok door!’ gillend: ‘Links!’

‘Hij wijkt voor een zuurwagen;’ zegt het meisje.

Inderdaad, de voerman van het huurkoetsje kent den weg naar Felix wel. Daar gaat het links.

‘Wat heerlijk weer lieve Emma; van nacht was't zoo'n storm; 't is nu zelfs warm in de lucht. Wie weet of er niet t'huis zullen blijven uit angst voor benauwdheid. Jij voelt je kalm niewaar liefje? Niet beven hoorje; niet eens er aan denken. - 't Is of die kerel droomt, het paard staat haast stil.’ Luide en kloppend: ‘Rijop dan, of slaap je!’

In 't einde heeft de huurkoets het gebouw bereikt, welks zinspreuk is: Gelukkig door verdienste.

Zie de bezorgdheid van dien vader voor zijn kind: ‘Voorzichtig! Niet bezijden die trede. Zóo.’

Ook het nichtje draagt zorg dat het hagelwit kleedje geen smet van 't rijtuigwiel bekomt: ‘Zoo, voorzichtig!’

Samuël heeft zich geheel op zijde gebogen om de heldin van dezen gansch eenigen avond den arm te geven; in de andere hand draagt hij haar kleine vioolkist. Bartje-nicht die voor 't eerst een concert zal bijwonen, is een beetje met haar figuur verlegen, en loopt achteraan.

De vader ziet geen menschen; hoort geen rijtuigen. - Zal 't er leeg zijn!!? - Twee heeren treden het drietal achterop en voorbij.

‘Je zult verrukt van haar stem wezen;’ zegt de een tot den ander: ‘Ik heb ze te Weenen gehoord, maar.... 't is sublime!’

‘Fräulein M. niewaar?’ zegt de tweede.

‘Ongeloofelijk!’ herneemt de eerste: ‘Stem, leiding, routine; voix d'ange!’

- Zóo! klinkt het pijnlijk in Samuël's borst: en Emma Stoppel

[pagina 137]
[p. 137]

wordt niet genoemd; ze gaan haar voorbij; ze zien het wonderkind niet. Zijn kind, zijn schepping!

Kleine Emma ziet niets en hoort niets. Bartje-nicht volgt, ofschoon schuchter haar oom en Emma, en - terwijl wij even den blik terug naar de voordeur werpen, om ons te overtuigen dat daar toch weder éen heer naar binnen komt, is het drietal ons ontsnapt; er valt een deur toe; welke? dat weten wij niet.

Ginds moeten wij wezen. 't Is de groote concertzaal.

Welk een naargeestig gezicht! Hoe donker! Ledige - altemaal ledige zitplaatsen! Doch neen, ginds een heer met twee dames. - De heer verwijdert zich weder.

Achter op 't orkest bewegen zich ook personen. Muzieklessenaars worden gereed gezet; een sluik blond persoon draagt een stapel muziek op den arm, en legt voor iedere zitplaats op 't orkest een muziekblad neder.

De concierge aan de deur geeft aan den heer die ons zooeven is gevolgd, de verzekering dat hij des verkiezende kan gaan liggen; 't zal niet vol worden. 't Is te vroeg in 't seizoen; daarbij het eerste debuut van madame R. in de Italiaansche Opera, - maar - 't is nog vroeg!

Ja, meer dan een uur moet er nog verloopen eer de Ouverture een aanvang zal nemen.

Wij verlaten de zaal en drentelen de koffiekamer in, en gebruiken er thee, en wachten, en zien - de beweging toch toenemen, en hooren - toch rijtuigen rollen, en bespeuren - dat het uur weldra verstreken zal zijn.

Zie! - uw verrassing is groot: De zaal, straks zoo somber en hol, is heerlijk verlicht; een aanzienlijke en voor 't grootste deel wel smaakvol uitgedoste vrouwenschaar, heeft de zitplaatsen ingenomen; maar weinige dier plaatsen bleven ledig; de heeren hebben zich langs de zijden geschaard of bewegen zich in de middelgang. Nog altijd treden er gezelschappen naar binnen. Met zacht geweld dringen wij door een massa zwartgerokte heeren heen, en spoeden ons naar voren. 't Gelukt ons een plaats nabij het orkest te bemachtigen:

‘Een uitstekend publiek!’ - ‘Bijzonder mijnheer!’ - ‘Ja mijnheer, bijzonder!’

Wacht maar, die verwarde tonen van onderscheidene instrumenten op 't orkest, zijn dissonanten die zich gaan oplossen in een zoete harmonie; doch - uw oog wordt onweerstaanbaar naar die eerste rij der dameszitplaatsen heen getrokken. Ja, daar zit zij; daar zit de kleine Emma. Een kolossale prachtige dame is aan gene zijde op den hoek naast haar gezeten; die dame heeft een krans van roode rozen in de haren, en lacht gedurig tegen een paar mooie heeren; maar de kleine Emma lacht niet; en - die

[pagina 138]
[p. 138]

eenvoudige juffrouw aan Emma's andere zijde, lacht ook niet; zij staart met oogen vol ontzetting op die trappen, die orkest-trappen! Moet Emma dáarop!! Zóo boven de menschen uitsteken!!

Zij - Bartje Meibloem - liever zat ze tien jaren op water en brood. Groote goedheid, voor geen geld van de wereld!

Het concert heeft een aanvang genomen. De Ouverture van Meyerbeers Hugenooten wordt met veel juistheid en aplomb ten uitvoer gebracht. Maar toch, een eerst muziekkenner, daar ginder gezeten, wendt zich onrustig naar deze en dan weder naar gene zijde; nu eens slaat hij de armen kruiselings over de borst; dan weder glijden zijn handen met haast over de knieën heen en weer; zoo aanstonds waren zijne voeten geheel onder de zitbak verscholen, nu echter liggen ze zoo ver mogelijk voor hem uitgestrekt.

‘Zie wat 'en malle man!’ fluistert een mager nufje: ‘Gruns wat zotte gezichten!’

‘Hij telegrapheert onophoudelijk met oogen en handen;’ klinkt, met verknepen gelach, het bescheid van een dikkertje.

‘Ik geloof dat hij knipoogjes aan Fräulein M. zit te geven;’ goechelt de eerste.

‘Nee, die maakt met haar blooten hals veroveringen aan den anderen kant. Zie luitenant Sleutelbos maar - geen oog van haar af.’

‘'t Is indécent;’ oordeelt het magere nufje.

‘Och! als je een mooien hals hebt!’ oordeelt het dikkertje.

‘Maar zie, die man is bepaald gek!’ lacht de eerste: ‘Daar geeft hij een zoenhand aan het burgerlutje, dat, al heel mal, op de eerste rij is verzeild geraakt.’

‘Weet je wie dat is,’ herneemt de ander: ‘dat is de moeder van het kind dat tusschen haar en Fräulein M. zit. Och - wacht -’ zij ziet op het Programma: ‘No. 3. Emma Stoppel op de viool.’

‘Ja ijselijk mal - op de viool!’ zegt het magere nufje.

‘Gut, wel aardig!’ oordeelt het dikkertje, en voegt er zeer haastig bij: ‘O, ik bid je, zie den man nu....’

De man die het voorwerp der beschouwingen van de beide meisjes uitmaakt, en die in meerdere of mindere mate ook de opmerkzaamheid van de hem nabijgezeten personen tot zich trekt, de man heeft zich in deze oogenblikken zijdelings geheel voorovergebogen, en het is blijkbaar zijn streven om den blik van het meisje te ontmoeten dat straks op de viool zal spelen. Maar, Emma Stoppel ziet vóor zich - onafgebroken naar den grond.

Een zacht maar toch goed hoorbaar ‘Kh'm!’ treft Bartje's rechteroor, en ijlings omziende, ontmoet zij de wijd geopende oogen van oom Samuël, de oogen die vragen, dringend vragen: Emma toch wèl? Hoe kijkt ze zoo strak?

Kleine Emma wordt terstond door Bartje-nicht iets in 't oor gefluisterd. Emma ziet op; wendt haar bleeke gezichtje naar den vra-

[pagina 139]
[p. 139]

genden vader; knipt vriendelijk en geruststellend met haar oogen, en terwijl zij haar blik terstond weer op den vloer doet rusten, zucht Samuël, ofschoon meer bevredigd, in stilte: ‘Komt er geen eind aan dat stuk!’

Ja hoor dan, daar klinken reeds de slot-accoorden der Finale, en het dikke juffertje accompagneert ze, a voce sola, ofschoon tamelijk gedempt: ‘Ploem, Ploem! Ploem!’

Het publiek geeft zich even de moeite om al dat gestrijk en geblaas en geturk, met eenig gestommel en geschuif te beantwoorden; de kenners klappen even in de handen om uit te drukken: Jelui hebt 'm nog niet verleerd!

Men gaat over tot het lichten van Fräulein M's. doopceel. Niet geheel in haar voordeel.

Er worden changementen op 't orkest gemaakt, en zie: een knappe mijnheer trekt aan den strik van zijn das, en frommelt aan de knoopjes van zijn wit glacé handschoenen, en wisselt een blik met den heer Orkest-meester, en - daar verwerkt hij zijn eenigszins verlegen gelaatsplooi tot een vriendelijk-stuipachtig lachje, nadert er de zware Fräulein mede, en zegt, of hij die Ehre zal haaabe.

‘Ha, gewiss!’

Er volgen eenige ‘gewaadsverplooiingen.’

Wip, wip wip wip, daar wippen die beiden de orkesttrappen op. De heer met de glacé handschoenen maakt een kleine buiging voor de Fräulein, en de Fräulein maakt een dito dienaresse voor ZEdl. en onmiddellijk daarop een zeer breedvoerige für das geërhte Publikum.

Het Publikum beantwoordt van zijne zijde met eenig handgeklap.

Daar staat de zwaarwichtige Oper-Sängerinn. Zij neemt een geweldige dosis lucht in; wacht totdat de Introductie van 't vol orkest is geëindigd, of liever totdat het orkeststokje haar toewuift, en - uit den wijdgeopenden mond klinkt een: O! zoo rond als haar vorm. ‘Zoo hoog als de Westertoren,’ - zegt het dikkertje, - en, volgens het magere nufje: ‘Zoo gerekt als de winter.’ In éen woord een prachtige O! waarop een: ‘Die Liebe,’ met een beschrijving er van, gaat volgen, alles in E groote terts, en voortkomende uit magnifieke longen - volgens sommigen: een weinig versleten - maar niettemin zóo krachtig, dat zelfs de cornet-à-pistons werk heeft om baas te blijven.

‘Gruns Nelly, wat ziet die man bleek!’ fluistert het magere meisje.

‘Fräulein M. zal hem betooverd hebben;’ verzekert de andere.

Een levendig applaudissement maakt het weerwoord van Nelly's vriendin onverstaanbaar; er zijn er zelfs die het Bravo! aanheffen; éen is er evenwel die zijn neus snuit, hard, onwellevend hard! Die éen is de man die zoo bleek ziet, die driemaal in éene seconde van houding verandert, en juist op dit oogenblik is opgestaan, dewijl een heer die van 't orkest is gekomen, zachtkens eenige woorden tot hem richt.

[pagina 140]
[p. 140]

Indien wij ons niet bedriegen, dan lezen wij op het gelaat van den man, dat hij eensklaps al die ‘ellendige zwakheid’ wil beheerschen.

Samuël Stoppel treedt met den heer naar voren. - Voor de kleine zevenjarige blijven ze staan. Samuël buigt zich voorover en zegt met vaste stem: ‘'t Was mooi niewaar liefje? Nu is 't onze beurt. Je bent heel wel, is 't niet? 't Is niemendal, hoorje; volstrekt niet bang wezen; je moet maar denken dat we samen naar de tuinkamer gaan.’

‘Hemel! moet zij nu!?’ klink het bevend van Bartje's lippen.

Een toornige blik is Samuëls antwoord.

‘Wacht liefje,’ herneemt hij kalm, ofschoon zijn stem toch wat trilt: ‘doe de handschoentjes vast uit. Je bent mijn lieve kind, hoor; - denk aan de dubbele noten; o, je doet ze zoo goed. 't Is tijd; - die mijnheer zal je bij me brengen, ik moet vooruit om nog even je viool te stemmen. Dag, dag!’ en terwijl hij haar zoent op het voorhoofd: ‘Alles wel niewaar lieve....?’

't Bleeke kind zegt: ‘Ja beste paatje.’ - Zij heeft een heelen tijd niet geweten wáar ze was.

In de zaal heerscht eenige gisting. Sommige dames wippen even van hare zitplaatsen op.

‘Nu die kleine;’ fluistert het hier; ‘Emma Stoppel!’ daar; ‘Och Heere!’ iets verder. ‘We krijgen kinderwerk; daarbij een meisje viool!’ zegt een oude muziekrot. ‘Ik weet niet hoe de directie zoo dwaas komt om het publiek op een geheel onbekend dilettantje te onthalen;’ bromt zijn buurman. ‘Daar is ze, daar is ze!’ suist het zacht, hier en ginder.

Ja, zie maar: aan de hand van den heer met de witte glacé's, heeft de kleine Emma Stoppel het orkest beklommen. Daar staat ze; bleek, doodsbleek; maar lief; verlegen, maar lief! - De muzieklessenaar is te hoog; hij wordt lager geschroefd.

‘Die man is haar vader!’ verzekert Nelly: ‘Zie, hij stemt haar viool. Och, wat aardig viooltje!’

Een paar heeren reiken kleine Emma de hand. Zij verwijderen zich. Zie - daar geeft de bleeke man aan het bleeke kind haar kleine instrument; hij drukt haar een zoen op het handje. - ‘Hoor, dat handje mag niet beven!’ en terwijl hij zich, met een kleine buiging voor het publiek, naar de piano wendt, klinkt er ook nú handgeklap in de zaal, en Emma wordt zoo ijselijk verlegen en ziet naar haar vader.

Er is iets gebiedends in den knik dien Samuël der kleine toewerpt. Het handgeklap zwijgt. - Krachtige piano-accoorden worden er vernomen; allengskens klinken zij zachter.... zachter.... en.... een klagend Andante, door die kleine aan haar viooltje ontlokt, beeft er door de zaal.

[pagina 141]
[p. 141]

‘Vaster! Vaster!!’ zucht de vader.

De pijnlijke zucht ontgaat het gehoor der obligaat-geefster niet. Emma vaster! weerklinkt het in hare borst, en hoor - hoor dan - wat hemelsche tonen! - Zie, die kleine vingers zweven over de snaren. Die strijkstok wordt met een tact bewogen den Maëstro waardig. Zie - neen hoor! hoor!! Oude muziekrot, hoor! ‘Hemel! is dat kinderspel!’

‘Ferm! ferm! Éen - twee - drie - vier; dubbele noten! vast!’ fluistert Samuël slechts voor zijn Emma verstaanbaar. ‘Éen - twee - drie - vier.......’

Zacht handgeklap, dat eensklaps weer verstomt, toovert dien bleeken man een blos op de kaken. ‘Engel!’ zucht hij. ‘Een - twee - drie - vier. -’ En de dubbele tonen vloeien: ‘Heerlijk! hemelsch!’ - Neen zij beeft niet; de tonen klimmen, de tonen dalen. - ‘Zoo'n kind!! Maar hoor, hoor dan; die flageoletten; 't is getooverd!’ - Opnieuw verheft zich eenig handgeklap dat echter even spoedig gestaakt wordt.

Stil - stil! hoor, 't is de Finale die ruischt.

Diepe, diepe stilte in de zaal; alleen die tonen; niets dan die tonen.

Maar - 't is geëindigd. Die bleeke kleine laat het speeltuig langs haar kleedje naar beneden glijden; de vader rijst ijlings van zijn zitplaats op; snelt naar zijn dochtertje, en - een oorverdoovend applaudissement barst eensklaps los.

‘Bravo! Bravo!!’ klinkt het nabij en van verre. Dat handgeklap neemt geen einde. ‘Bravo! Bravo oooo!’ juicht het opnieuw, en zie - de vader drukt zijn kind met vervoering in de armen:

‘Liefje, dank! overheerlijk!’ vleit hij haar toe: ‘Niet zoo kinderachtig, foei! weg met die tranen; - knik maar even met je hoofdje.’

Hemel, welk een enthousiasme! de wanden dreunen van het aanhoudend geweld. Samuël met zijn dochtertje aan de hand, buigt, en buigt weder. - ‘O, eeuwige zaligheid der Kunst!’ - En weder buigt hij.

‘Och, die kleine.’ - ‘Lieve eeuvoud!’ - ‘Zie, wat schreit ze.’ - ‘Zooveel lof heeft ze niet verwacht’ Die stemmen vermengen zich met het aanhoudend gejuich, dat somwijlen verflauwt, doch telkens weer opvlamt. ‘Bis! Bis!!’ klinken er kreten, en - ‘Bis! Bis!!’ weergalmt het met snelheid. - Maar neen, ze kan niet; zie ze beeft; zie ze snikt. - Water! - Hier! - Maar haar tandjes klapperen. - Samuël buigt alweder voor het opgetogen, deelnemend publiek. - Loopen kan ze niet; half dragend voert de vader zijn Engel naar haar zitplaats terug; doch - geen vijf seconden later, zie - daar voert hij de kleine ter zijdeure uit; een burger-juffertje volgt hem; eenige heeren volgen met haar. En - met donderend geweld herhaalt zich nog weder het gejuich in de zaal, en klinkt het gedurig:

[pagina 142]
[p. 142]

‘Emma Stoppel!! Emma!! De vader!!’

Zie, de zijdeur gaat weer open; en, nogmaals vertoont zich de bleeke man, met zijn doodsbleek dochtertje in de armen, aan het opgetogen publiek.

‘Dank, dank!’ stamelt de man; tranen vloeien er langs zijn kaken.

‘Bravo! Bravooooo!’ En - het gejuich neemt een einde.

Gelukkige Vader! - Arme Samuël!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken