Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Sprookjes uit Suriname (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Sprookjes uit Suriname
Afbeelding van Sprookjes uit SurinameToon afbeelding van titelpagina van Sprookjes uit Suriname

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Illustrator

Maria Heylen



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Sprookjes uit Suriname

(1964)–Mathieu Custers–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De goede Raad van Anansie

Neen, tussen de tijger en Anansie, de spinnekop, wilde het niet vlotten. Ze maakten elke dag ruzie. Ze legden elkaar de meest ongehoorde dingen ten laste. En de tijger was zó jaloers op Anansie dat hij bijna barstte van woede.

‘Kijk nu eens aan!’ gromde hij op zekere dag. ‘Ik ben groot en sterk. Alle dieren van het woud beven als een riet als ze mij

[pagina 14]
[p. 14]

zien of horen. Maar Anansie?... Hij lacht me vierkant uit. En de andere dieren luisteren naar hem alsof hij de grote baas is. Ik moet honger lijden door zijn schuld. Maar ik zal...’

Hop! Daar had je Anansie, de spinne-man! Hij sprong tot vlakbij de tijger.

‘Bravo!’ riep hij. ‘Het is net zoals je zegt!’

‘Wie valt me daar in de rede!?’ baste de tijger.

‘Ik!’ lachte Anansie, terwijl hij vlug van de ene plaats naar de andere liep.

De ogen van de woudloper rolden als knikkers in hun kassen. Hij klemde de tanden knarsend op elkaar. Kon hij die plaaggeest van een Anansie maar eens treffen met één van zijn verraderlijke klauwen!

‘Jij, he!’ bromde hij. ‘Ik ken je wel, spinnekop! Maar het is de laatste keer dat je me gefopt hebt, venijn dat je bent!’

‘Oho!’ lachte Anansie. ‘Meneer de tijger is vandaag niet welgemutst. Heb je slecht geslapen? Of heeft het eten je niet gesmaakt?... Kan ik je misschien van dienst zijn? Heel graag hoor!’

De tijger draaide zich woedend om. Want de stem van Anansie had nu achter hem geklonken. Waar zat dat vieze beest nu weer? Dat miezerige dier met zijn lange, dunne poten, zijn lelijke kop en dat kruis op zijn rug?

‘Houd toch op met dat rondspringen!’ snauwde de tijger.

‘Waarom?’ vroeg de spin.

‘Dan kan ik je tussen mijn klauwen fijnknijpen. Dat is maar een koud kunstje!’ grinnikte de tijger.

‘Neen, hoor, dat zul je niet doen!’ lachte Anansie.

‘En waarom niet?’

‘Omdat je daar te onnozel voor bent. Je hebt een grote mond, maar je hebt geen sikkepitje durf in gans je groot lijf’.

[pagina 15]
[p. 15]

De tijger voelde zijn bloed koken. Dat hij zich zo iets moest laten verwijten! Als een wilde sprong hij rond, vastbesloten die afschuwelijke Anansie met één slag van zijn klauw te vernietigen. Maar juist op dat ogenblik piepte een fijn stemmetje:

‘Wie geen snelle benen heeft moet op tijd vertrekken.’

Het was Sliki, de schildpad. Ze kwam onder een groot, rond blad uitgekropen.

‘Wat vertel je daar?’ grolde de tijger. ‘Wil je eens vlug je mond houden totdat ik met Anansie klaar ben. Ik heb een eitje met hem te pellen.’

Sliki trok haar kop tussen de schouders en bleef roerloos zitten.

‘Weer zo'n kwelgeest!’ gromde de tijger. ‘Je kan nooit eens even rustig nadenken. Altijd komt er iets tussen.’

‘Ik heb echt medelijden met je,’ fleemde Anansie, die nu weer recht voor de tijger zat. Trek het je maar niet aan. Sliki is een goed dier. Maar, wat ik je zeggen wou: je humeur is vandaag bar slecht. Ik wed dat er iets is dat je kwelt.’

‘Kwelt, kwelt!’ meesmuilde de tijger. ‘Jij bent het die mij kwelt!’

‘Meen je dat?’ glimlachte Anansie. ‘Ik mag toch wel eens lachen, zeker?... Trouwens, ik bedoel het goed. Ik ben gekomen om je te helpen. Ik wil je met raad en daad bijstaan. Want ik weet wel wat er hapert. Je bent gedwongen van de ene kant van het woud naar de andere kant te rennen om een mager hapje vlees te bemachtigen. En ik, Anansie, ik met mijn magere spillebeentjes, ik heb het voedsel maar voor het grijpen. Is het dat niet wat je deert?’

‘Hm!’ knorde de tijger.

‘Zeg maar gerust “ja”,’ lachte de spin.

‘En dan nog!’ stoof de tijger op. ‘Zelfs als je goed geraden

[pagina 16]
[p. 16]

hebt, wat verandert dat aan de zaak?... Kun jij mij helpen?’

‘Gemakkelijk’, pochte Anansie.

‘Laat me lachen!’ grinnikte de tijger.

‘Wel,’ sprak Anansie geheimzinnig, ‘als je de geit van je buurman eens doodde?... Wat zeg je daarvan?’

Bij die woorden sprong de tijger wel een meter hoog. Boos fronste hij het voorhoofd... De geit van de buurman?... Die had hij pas een paar dagen geleden opgepeuzeld... Zou die afschuwelijke spinnekop dat ontdekt hebben? Hij dacht nochtans dat niemand er iets van af wist!

‘Maar het is waar ook,’ vervolgde Anansie listig, ‘je moet niet tweemaal hetzelfde doen!’

Nu was de tijger er zeker van dat Anansie van zijn schelmstuk op de hoogte was. Stomverbaasd keek hij de spin aan.

‘Doch,’ ging Anansie alweer verder, ‘Ik ken een veel beter middel om je toe te laten eens duchtig te schransen. Weet je wat je doet!... Je laat overal rondbazuinen dat jezelf dood bent!’

‘En dan?’ vroeg de tijger onthutst.

‘Dat is toch simpel!’ verklaarde Anansie. ‘Als de dieren van het woud vernemen dat je dood bent, dan komen ze van alle kanten toegelopen om je nog een laatste keer te zien, en om rond je dode lichaam een klaagzang te zingen. En dan... ja, dan spring je ineens recht, en dan hangt het alleen van jezelf af of je de kost voor een volle week kunt bemachtigen!’

De tijger keek Anansie met open muil aan. Zijn ogen glansden van begeerte.

‘Zou dat lukken?’ hijgde hij.

‘Natuurlijk!’ verzekerde Anansie. ‘Probeer het maar. Je zult wel ondervinden dat ik gelijk heb. Ga op je rug liggen met je poten omhoog, daar tussen het struikgewas. Ik snel reeds vooruit om aan alle dieren de droeve mare van je dood te melden...

[pagina 17]
[p. 17]

Hehehe! Dat wordt plezierig! Zeg, is het geen goede vondst? Nou, ik ben weg. Veel sukses, hoor! Da-ag!’

En op zijn lange stelten verdween Anansie tussen de bomen.

‘Da-ag!’ riep de tijger Anansie nog achterna. ‘Bedankt, hoor!’

Toen wentelde hij zich op zijn rug, stak alle vier zijn poten omhoog, en deed alsof hij dood was.

Maar... de sprinkhaan had het gesprek tussen de tijger en Anansie afgeluisterd. En ook Sliki, de schildpad, had het gehoord. En ook de kleine pyothysvogel. De sprinkhaan sprong, Sliki kroop, en de pyothysvogel vloog van de ene kant van het woud naar de andere kant, en aan alle dieren die ze ontmoetten vertelden ze wat ze gehoord hadden. En ook Anansie zelf vertelde het aan iedereen die het horen wilde. En dan lachte hij dat hij schokte. Gans de dag danste hij vrolijk door het woud.

En de tijger?... Hij lag daar met de poten omhoog, en wachtte. Hij wachtte tot het avond werd. Hij wachtte tot het weer morgen werd, en middag. En... als hij niet opgestaan is, dan wacht hij nog.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken