Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Sprookjes uit Suriname (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Sprookjes uit Suriname
Afbeelding van Sprookjes uit SurinameToon afbeelding van titelpagina van Sprookjes uit Suriname

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Illustrator

Maria Heylen



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Sprookjes uit Suriname

(1964)–Mathieu Custers–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige

De Nachtbloem

Anansie, de spinne-man zat alleen in zijn huis. Opeens werd er op de deur geklopt. Hij verschrok een beetje.

‘Kom binnen!’ riep hij.

Het was de sprinkhaan. Hij probeerde op alle mogelijke manieren binnen te wippen. Het lukte hem niet gemakkelijk, want telkens sprong hij te hoog of te ver. Je moet ook zo'n rare,

[pagina 43]
[p. 43]

lange benen hebben! Na heel veel moeite kwam hij bij Anansie terecht.

‘Heb je soms een boodschap voor mij?’ vroeg de spin.

‘Wat zal ik je zeggen?’ antwoordde de sprinkhaan. ‘Het gaat eigenlijk over die bloem, je weet wel: de bloem die de zon niet mag zien.’

‘Och!’ zuchtte Anansie. ‘Arme bloem! Nooit mag ze haar kroontje openvouwen voor de grote, gouden zon. Ik vind het erg verdrietig. Maar wat kunnen wij eraan veranderen?’

‘Ja, maar...’ deed de sprinkhaan.

‘Wat wil je eigenlijk?’ vroeg Anansie nieuwsgierig.

‘Wanneer de maan een krans heeft mag je een wens doen. En nu wilde ik...’

De spin onderbrak hem.

‘Wat heb je een goed hart! Ik hou veel van je!’

Het hartje van de sprinkhaan klopte van ontroering wel driemaal vlugger dan gewoonlijk, toen hij de woorden hoorde. Zo iets had nog nooit iemand tegen hem gezegd.

 

Terwijl de sprinkhaan en Anansie met elkaar aan het praten waren, boog zich een negermeisje over de bloem. Zij streelde de fluwelige blaadjes met haar zachte handen alsof zij de wangen van haar eigen moeder streelde. De andere bloemen neigden hun zware hoofden naar de grond. Een enkel bloempje had zijn kroonblaadjes als een kraagje opgezet om de dauwdruppels op te vangen. Lange graspluimen wuifden naar elkaar.

Tussen hen in stond de bloem die de zon niet mocht zien. Ze vond het heel verdrietig dat ze niet slapen kon. Want dan kon ze ook niet dromen. En dat was het ergste van alles.

Plots raakte de sprinkhaan Anansie aan. Met zijn rechterpoot wees hij naar de bloem.

[pagina 44]
[p. 44]

‘Ik zie het’, knikte Anansie.

Meer kon hij niet zeggen. Twee dikke tranen liepen over zijn wangen. Hij voelde een groot medelijden met de bloem en met het zwarte meisje, dat nog altijd haar mooie hoofdje over de bloem gebogen hield.

Op hetzelfde ogenblik schudde de palmboom zijn takken. Dat was heel ongewoon.

‘Heb je het gehoord?’ vroeg de sprinkhaan met tedere stem.

Anansie antwoordde niet. Hij stond op en ging naar de heilige boom. Zacht, héél zacht fluisterde hij hem iets toe... Het was nog stiller geworden, zo stil dat je de klokbloemen heel duidelijk kon horen... Met haar bolle gezicht keek de maan naar de bloem en het negermeisje.

‘Wat is je wens?’ vroeg de palmboom.

‘Och’, zuchtte de sprinkhaan, ‘dat de bloem de glans van je licht mag zien.’

‘En dat ze mag geuren zoals de andere bloemen in het woud’ smeekte Anansie. ‘Dan kan ze het meisje troosten, omdat haar hart nog van Afrika droomt.’

Het wonder gebeurde. Langzaam, één voor één, vouwde de nachtbloem haar kroonblaadjes open als een gouden schaal. Als een stralende koningin bloeide ze in de stille, witte nacht. Heerlijk!... Anansie zuchtte ervan. En de sprinkhaan pinkte een traan weg.

Het meisje ademde diep de heerlijke geur in. Haar ogen glansden van pure vreugde. Nooit had ze de wereld zo mooi gezien. De maan lachte tevreden en de palmboom trilde van ontroering.

Het negermeisje stond op en ging de jongen zoeken, de jongen die Amedeus heette en die haar beste kameraad was. Ze vond hem. Hij zat aan de rand van het veld met suikerriet. Hij schrok lichtjes toen hij het meisje zag.

[pagina 45]
[p. 45]

‘Je moet niet bang zijn,’ fluisterde ze. ‘Kom! De bloem bloeit en geurt’.

Amedeus legde zijn arm om haar schouders. Onder de palmboom knielden ze en legden hun handen in elkaar.

‘Goed zo!’ ruiste de palmboom. ‘Dat de grote Geest je gelukkig door het leven laat gaan.’

Hun hoofden neigden naar elkaar, en vaster omstrengelden zich hun handen.

De sprinkhaan keek ontroerd toe. En van pure vreugde sprong hij op en maakte een buiteling zoals hij er nog nooit een gemaakt had. Anansie spon het mooiste en zachtste web van zijn leven en hing het om de schouders van de jonge vrouw. En de nachtbloem geurde als nooit tevoren.

‘Pluk me!’ lispelde ze tot het meisje. ‘En steek me in je zachte haren. Ik wil voor altijd bij je zijn.’

Het negermeisje deed wat de bloem van haar verlangde. Vanaf dat ogenblik geurde haar hoofdje van de heerlijkste balsem van het woud.

 

Maar plotseling kwam de kleine pyotysvogel aangevlogen.

‘Waar is Amedeus?’ hijgde hij. ‘En waar is het meisje?... Ze moeten allebei onmiddellijk naar hun meester komen. Ze moeten dadelijk aan het werk.’

Dat was geen aangename boodschap. Maar toch stapten ze op.

Toen de zon aan de hemel hing sloot de bloem haar kroonblaadjes. De andere werkers konden niet zeggen dat de jonge vrouw een bloem in haar haren droeg. Want ze leek op een knop die dezelfde kleur had als het haar.

Toen de jonge vrouw 's avonds naar huis keerde, opende de bloem haar blaadjes. Heerlijke geuren zweefden om haar hoofd.

‘Het is de bloem die niet bloeien mocht!’ juichten de negers.

[pagina 46]
[p. 46]

‘Zij heeft haar geplukt en in haar haren gestoken!’ zongen de negerinnen.

‘De heilige palmboom schonk haar de zoetgeurende bloem!’ lachten de meisjes.

Kenden ze het geheim van Anansie en van de sprinkhaan?... Wie zal het ooit te weten komen? Zal de palmboom het ooit vertellen?


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken