Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nummer elf (onder ps. Maurits) (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nummer elf (onder ps. Maurits)
Afbeelding van Nummer elf (onder ps. Maurits)Toon afbeelding van titelpagina van Nummer elf (onder ps. Maurits)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (10.73 MB)

ebook (3.07 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nummer elf (onder ps. Maurits)

(1978)–P.A. Daum, [tijdschrift] Engelbewaarder, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 109]
[p. 109]

Getrouwd zijn

Het scheen een gelukkig huwelijk te zullen worden, een heel gelukkig huwelijk. Voirey had George in een goede zaak weten te krijgen, als deelgenoot. Het was geen groot huis, maar zeer net en behoorlijk winstgevend, wat nog beter werd door de relaties die Voirey dadelijk aanbracht. Vermey kende zichzelf niet. Nu was hij een chef! Het is waar dat het niet van zoveel betekenis was als de kantoren waarop hij had gewerkt als employé, maar Keulen en Aken, dacht hij, enzovoort. Wat niet was, kon komen.

Nog rechter liep hij dan vroeger. Hij had ineens een heel ander air over zich gekregen en liet vroegere bekenden zoveel mogelijk ‘links’ liggen. De zaakjes marcheerden en het huwelijksleven met Lena was hem meegevallen. Over alles lag nu zo'n echt fatsoenlijke waas. Hij ging 's morgens op tijd naar zijn kantoor en als hij 's middags thuis kwam, dronken ze samen een kopje thee in de achtergalerij. Alles was nieuw en fris om hen heen en keurig netjes. Het genot van huiselijk comfort glom hem tegen en deed zich bij hem voelen, van de vingerdoekjes 's morgens bij het ontbijt tot de zilveren couverts 's avonds aan tafel. En ook het ce qu'on ne voit pas had zijn verwachtingen overtroffen. Het schikte dus alles beter dan hij had gedacht, want hij was erg bang geweest voor zichzelf. Hij had wel eens gehoord dat juist jonge mannen zoals hij, die veel in de buitenlucht hadden geleefd, bij zekere gelegenheid een bijster mal figuur maakten door psychologische oorzaken. Maar dat was niet erg geweest. Hij had zo gemakkelijk a gezegd, als een professor in... het alfabet.

Ze leefden nu al drie maanden heel net en rustig, heel gezelligjes en ze verheugden zich er ook reeds over dat ze na een zeker aantal maanden nog wel even gezellig en net, maar niet meer zo rustig zouden samen wonen.

‘Wat zal dat grappig zijn,’ meende Vermey. En Lena keek hem nu aan met ogen vol liefde, doch die eerst daarvan zo vol geraakt waren na haar huwelijksdag. Zij zag er kostelijk uit, dikker dan ze ooit geweest was en dat stond haar goed. Blanker ook dan vroeger in haar gezicht en hals. Opgehelderd als groezelig Indisch blondinetje door het fameuze huwelijk!

‘Het zal heerlijk wezen,’ zei ze.

Hij lag in een lange Wener stoel z'n sigaar te roken en piekerde over het geval. Wat was het toch gek met een mens! Zestien jaar had hij inlandse huishoudsters gehad en altijd onder de voorwaarde dat er nimmer ‘ergens’ kwestie van mocht wezen of anders gingen ze op staande voet de deur uit. Men zei - en hij geloofde het - dat er niettemin onder de atappen daken van kampoenghuizen bewijzen leefden van zijn - Vermey's - afdwalingen op zogenoemde ‘vrolijke avonden’ en zo. Hij

[pagina 110]
[p. 110]

gruwde van het idee en had zich er ook nooit mee willen bemoeien, er nooit van willen horen. Maar nu overviel hem een gevoel van grote tederheid als hij dacht aan wat zou gebeuren in zijn huis wanneer de tijd daar was.

‘Hindert je het gekleed zijn niet?’ vroeg hij toen Lena naar binnenging om haar toilet te maken, want zij zouden uitgaan.

‘Niet erg.’

‘We moeten vooral niet dwaas zijn. Als het je hindert, blijf je ongekleed en we gaan niet uit.’

‘Nee, zover is het nog niet, George!’

‘Ik meen het in ernst!’

‘Dat zie ik wel. Maar verbeeld je dat we nu het vooruitzicht hadden in zoveel tijd geen enkele visite te maken!’

‘Wat zou het?’

‘En niet naar de muziekavonden te kunnen gaan in de sociëteit.’

‘Ook zo erg niet.’

‘En zondagsmiddags geen toertje rijden; niet naar de muziek op het plein.’

‘Kind, het zou mij werkelijk niets kunnen schelen.’

Ze kwam achter hem en zoende hem. Het was toch vleiend voor haar dat hij zo absoluut niet gaf om uitgaan en volkomen genoegen nam met haar gezelschap alleen.

‘A1 die opofferingen zijn niet nodig, vent. Het gekleed zijn hindert mij niets en ik denk dat het vóór de laatste tijd zo erg ook niet worden zal.’

‘Goed! Als je je maar niet geneert voor mij; dat vooral niet.’

‘Ik beloof het je. Als het zóver is, kan je toch een paar maal in de week hetzij met kennissen een partijtje hier maken, hetzij naar hen toegaan.’ ‘We zullen zien,’ zei hij. Maar in gedachten stonden hem die partijtjes maar half aan. Hij ging thuis helemaal op in een genotvol luieren. Lena had zich vergist. Het was niet in de eerste plaats de waardering van haar persoonlijkheid die hem zo bond aan zijn huis. Het was het lekkere van een weelderige onbezorgdheid dat hem nu bekoorde en innam. Daar genoot hij van en dat was een zelfstandig genot, waarbij hij verder kon ontberen wat hem niet dadelijk ter beschikking stond.

Wat gaf hij om toertjes in een rijtuig, wat om de stafmuziek en de sociëteit? Hij was veel ouder dan zij, hield niet veel van muziek en zat in het gewone dagelijkse dienstleven al meer ‘tussen de wielen’ dan hem aangenaam was. Thuis in zijn nette woning, die hij voortdurend verfraaide, waar hij zijn eigen fijne sigaren rookte, zijn eigen goede dranken dronk en lekker kon zitten in nachtbroek en kabaai, - daar was hij graag. Daar was hij het liefst met Lena en hij zou er óók het liefst zijn geweest... zonder Lena. Hij was echter wel zo wijs dat niet te zeggen. Maar hij dacht eraan toen ze naar binnen ging om zich te kleden en hij glimlachte tegen de grote Chinese pullen, de fraaie Japanse vazen, de kunstige bronzen beeldjes op voetstukken en de mooie schilderijen aan de muur.

[pagina 111]
[p. 111]

Ook Voirey was ermee ingenomen. Wel vond hij dat ze een beetje overdreven waren, met hun popperig volproppen van het huis met fraaiigheden en hun overdreven vertoon van welgedaanheid, maar het nam niet weg dat Vermey hem meeviel in diens zaakje.

‘Ik ben er blij om,’ zei Lena en haar hele gezicht toonde dat.

George was nog in de stad toen Voirey zo onverwacht binnen kwam en een kop thee vroeg.

Hij liep rusteloos als altijd op en neer in de achtergalerij, blazend in de hete thee, die hij zonder suiker of melk dronk.

‘Het doet me plezier,’ zei hij ‘pff! dat George nog niet zo'n grauwe, pafferige Hollander is als de meesten die lang hier zijn, pff! hij loopt soms nog.’

‘Je lijkt wel mal!’ riep Lena lachend.

Voirey keek schuin naar haar figuurtje, dat aardig begon te tekenen.

‘Echt Lena, hij wandelt niet altijd, dat bedoel ik. Hij haast zich soms en gooit dan flink zijn lange benen uit, juist als iemand die meent dat tijd ook geld is.’

‘Doen de andere heren dat dan niet?’

‘Welnee. De meesten wandelen met een begrafenispas, alsof het leven duizend jaar duurt. Ze doen me altijd denken aan Haagse ambtenaren in de Veenestraat.’

‘Nu, ik ben blij dat je in de zaak over George niet te klagen hebt.’

‘A propos, er is iets op til, hè?’

‘Hoe bedoel je dat?’ vroeg zij verwonderd. Ze dacht er echt helemaal niet aan.

‘Nu, je bent toch ook niet mevrouw Vermey geworden voor de aardigheid alleen,’ schertste hij familiair.

Ze keerde zich om en kleurde.

‘Hè, dat is gemeen!’

‘Ben je dwaas, kind? Het is heel eenvoudig.’

‘Ik vind het heel ongepast van George en ik zal het hem straks ongemakkelijk zeggen.’

‘Waarom van George?’ vroeg hij met een komiek gezicht, ‘waarom van hem zo in het bijzonder?’

‘Wel, hij had daar niet over moeten spreken.’

‘O, is het dat? Nu maar, stel je dan gerust. Hij heeft er niet over gesproken, hoor!’

‘Het is wel waar!’

‘Ik verzeker je...’

‘Hoe zou je het anders weten?’

‘Maar beste Lena, ik ben geen kind en ik heb gewoonlijk de ogen niet in de zak.’

Boos keerde zij zich af.

‘Jan, je bent een nare man.’

Hij had een pret van belang en lachte zoals hij maar zelden deed. De

[pagina 112]
[p. 112]

Chinese mandarijntjes op de étagère knikten met hun licht beweegbare kopjes. Het was of de luide klank van zijn stem, hard door het vroeger veelvuldig spreken in de open lucht, ze aan de gang had gemaakt.

‘De thee is goed, Lena, alleen wat warm. Geef me nog een kopje.’

‘Je drinkt ze af voor George,’ zei ze hem half lachend, half verwijtend aanziende.

‘Da's niks, dan doe je er maar wat bij. Intussen wou ik je iets ernstigs zeggen.’

‘Het zal wat wezen!’ pruilde ze, de thee schenkend.

‘Als het een jongen is...’

‘Schei je nu haast uit!’

‘Wees toch niet dwaas. Het is geen ijs en het zal niet smelten. Als het een jongen is, dan heet hij Jan en op zijn geboortedag doe ik vijfduizend gulden in zijn spaarpot.’

Het viel Lena als een bom op het hart. Dat was nu wel haar laatste wens dat haar eerste zoon zo'n ordinaire Hollandse naam zou dragen. Zij had hem al in stilte en zonder met haar man erover te spreken, George genoemd. Dat vond ze een prachtige naam. Nu ja, die vijfduizend gulden konden haar zoveel niet schelen. Voirey was er ook net een die dacht dat alles voor geld te koop was. Zelfs de klank van een kindernaam voor een moederoor!

Zij wilde het niet weigeren, maar ze hield zich toch goed en liet dat niet blijken.

‘Ja,’ zei ze, nadenkend over het gewichtige voorstel, ‘daar moet ik eerst met George over spreken. Hij heeft ook een stem in het kapittel.’

‘Hm! Dat is waar. Nu, doe het dan.’

Het scheen Voirey teleur te stellen dat het niet dadelijk ging zoals hij het wilde. Maar hij moest erkennen dat ze gelijk had en hij deed het. Zij had een zoete hoop op verzet tegen Voirey's voorstel door haar man. Zij zou hem dan ongetwijfeld hebben gesecondeerd. Maar toen hij het hoorde, dadelijk bij zijn thuiskomst, zette hij een vrolijk gezicht en scheen zeer verheugd. Hij vond het ‘prachtig’ en dat verdroot haar.

‘Ben je er dan niet op gesteld dat ons oudste kind naar jou heet?’

‘Dat is te zeggen... al was dat nou zo... We hebben grote verplichtingen aan neef Jan. Hij heeft ons altijd geholpen en wij zijn er nu geheel boven op. Zonder hem was ik nooit in de zaak gekomen en dus hebben wij en zullen later onze kinderen hem veel te danken hebben. Hij is zeer rijk en ongetrouwd. Het is waarachtig een buitenkansje voor ons dat hij zelf vraagt peet te worden voor ons oudste kind.’

‘Dus jij ziet er van af,’ vroeg ze teleurgesteld.

‘In dit geval, natuurlijk! Een volgend maal is het mijn beurt.’

‘Maar er kon wel eens geen volgend maal komen,’ zei ze sentimenteel.

Vermey lachte binnensmonds.

‘Laat dat maar lopen!’ zei hij.

Ze gaf hem een klap en lachte mee. En ze kusten elkaar in de bin-

[pagina 113]
[p. 113]

nengalerij dat het klapte.

‘Nee, heus Lena,’ zei hij daarna ernstiger. ‘Wij moeten er ‘lekker’ mee zijn. Geen beter bewijs dat hij ons bijzonder genegen is dan dat. Ik zie er meteen het teken in dat onze zaken ook naar zijn zin gaan.’ Ze had er zich aan onderworpen, maar met grote tegenzin en ze kon er niet aan wennen. Ze dacht veel aan die naaste toekomst, maar het deed haar geen goed. Het gaf haar iets wat ze nooit had gehad vroeger: een sterke neiging tot in bed liggen en in luierstoelen zitten. Ze kon dat zo driekwart dagen doen zonder noemenswaardige beweging. Dan las ze heel veel in populair geneeskundige boeken over bevallingen en al wat daaraan gepaard kon gaan en eruit kon voortvloeien.

Altijd was ze gewoon geweest aan een werkzaam beweeglijk leven en nu daar zo lui en moedeloos toe te geven aan een neiging tot dromerijen, bracht haar gestel in de war.

‘Scheelt er wat aan?’ vroeg George op een middag, terwijl hij haar met bezorgdheid aanzag.

‘Ik heb hoofdpijn.’

‘Je moet rust houden.’

‘Nee,’ zei ze met een glimlach, ‘dat is het niet. Integendeel, ik hou teveel rust.’

‘Nu ja, ik weet hoe bedrijvig je altijd geweest bent overdag en in huis.’

‘Geloof me, dat is helemaal over. Ik kan tegenwoordig uren achtereen zitten luieren.’

‘De meeste jonge vrouwen zien er in hun zwangerschap heel goed uit, heb ik weleens gehoord,’ meende George aarzelend.

‘Ja, zie je, ik heb gelezen dat veel wandelen goed is. Ga je straks mee?’

Natuurlijk ging hij mee, met het grootste genoegen. En zij, leunend aldoor, een beetje vermoeid, zwaar op zijn arm. Hij rechtop de neus in de wind, zijn lange benen dwingend tot kleine stapjes, zodat ze in schijn erg geaffecteerd langs de weg tripten, zonder enig streven van die aard.

Opeens schrok hij. Tien pas voor hen uit zag hij Yps aankomen. Yps die hij haast vergeten had. Dat levend souvenir uit een afgesloten tijdperk in zijn leven. Yps die in zijn herinnering even veel jaren uit zijn tegenwoordig bestaan scheen te zijn gebannen als het metterdaad maanden waren!

Waarom hij schrok wist hij niet. Hij had niets met die vrouw te maken.

Wat deed het er toe of hij destijds met haar had geleefd? Dat was voorbij en voor goed, want zijn positie was, door zijn wettig huwelijk geregeld, zo heel anders geworden. Zij had niets van hem te vorderen; hij niet van haar.

Hij keek haar niet aan, maar zag rechtuit over haar hoofd heen in de blauwe lucht. Of zij keek of niet, wist hij niet en het kon hem niet schelen. Maar zij deed dat evenmin. Langzaam kwam ze hen tegemoet, onder de strakke saroengdie haar heupen aftekende, de benen als het ware

[pagina 114]
[p. 114]

om elkaar heen naar voren schuivend. Het was een mooie Solose saroeng, die hij onwillekeurig met één oogopslag had herkend. Hij had haar die cadeau gegeven toen hij eens een goede bui en een volle geldbeurs had. Met haar sneeuwwitte korte kabaja met brede uit de hand geborduurde stroken, haar gouden en bloedkoralen armbanden en halsketting en de zware opbollende rand poney-haar op het voorhoofd, was zij volmaakt dezelfde Yps van voor twee, drie jaar.

‘Wat een mooie nonna is dat!’ zei Lena, toen ze voorbij was.

Zij zou dat vroeger nooit gezegd hebben, al had ze het gedacht. Nu was ze getrouwd en haar oordeel over de soort van vrouwen, waaruit het meest zij voortkomen die Indische huwelijken in de weg staan, was zachter geworden. Nu ze zelf ‘een huishouden’ had, zag ze ontzaglijk veel gebreken in de huishoudens van andere dames, waarop ze vroeger nooit zo had gelet, al ‘deed’ ze toen ook het huishouden van haar moeder.

‘Zou dat er nu ook zo een zijn?’ vroeg ze voort.

‘Misschien wel,’ antwoordde George. ‘Waarom vraag je darzo? Wat kan het je schelen?’

‘Och, zo maar! Ik zou het zonde vinden. Het is zo'n net meisje.’

Heer bewaar ons! dacht hij voor zichzelf, wat een net perceeltje! Maar hij mocht natuurlijk niets laten blijken. Verbeeld je dat hij daar eens zei...!

‘Nu ja, in saroeng en kabaai!’

‘Och, ze zien er anders ook zo kwaad niet uit! In een donkere japon...’

‘Een zwarte, moet je zeggen,’ zei hij lachend, blij dat hij van het bijzondere in het algemene kon overgaan. ‘Een zwarte japon, dat is de ware kleur van tempo doeloe. Toen had iedereen een kast vol saroengs en kabaja's en één japon: een zwarte!’

Lachend zei Lena: ‘Het schijnt dat jij heel veel in zulke kasten hebt gekeken.’

‘Het was vóór mijn tijd, kind! Er is nu veel veranderd, maar beter is het er niet op geworden.’

Hij praatte druk door over de tegenwoordige modes en hoe bespottelijk sommige Indische meisjes die droegen, met reusachtige tournures, die hij hun draaiende gang van bakboord naar stuurboord sloegen enzovoort en zo pratend kwam hij op de heren, hun allures en hun kleding, enkel maar om ver, heel ver af te dwalen van dat erg hinderlijke onderwerp: Yps.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken