Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Goede vrydag ofte Het lijden onses heeren Jesu Christi (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Goede vrydag ofte Het lijden onses heeren Jesu Christi
Afbeelding van Goede vrydag ofte Het lijden onses heeren Jesu ChristiToon afbeelding van titelpagina van Goede vrydag ofte Het lijden onses heeren Jesu Christi

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Editeur

W.J.C. Buitendijk



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
elegie / klaagzang


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Goede vrydag ofte Het lijden onses heeren Jesu Christi

(1978)–Jeremias de Decker–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Christus gekruyst.

 
Ik hoor de spijckeren met ysselijcke slagen
610[regelnummer]
Door hout en handen jagen:
 
't Geklop gaet overhand;Ga naar voetnoot611
 
De wreedheyd treft by beurt dan d'een dan d'ander' hand.
 
 
 
Nu salse gaen aen 't hout de teere voeten hechten:
 
Daer smijtse door den rechten,
615[regelnummer]
Daer door den slincken heen;Ga naar voetnoot615
 
Amy! wat slaen is dat! dat knerst door vleesch en been.
[pagina 113]
[p. 113]
 
Men recht het hout om hoog: ach! ach! dat dreunen, draeyen,Ga naar voetnoot617
 
Dat waggelen en swaeyenGa naar voetnoot618
 
Dan van dan na den grond,Ga naar voetnoot619
620[regelnummer]
Is elk hier weer op nieu een slag in elke wond.Ga naar voetnoot620
 
 
 
Sie daer het kruys gerecht, sie daer des Heeren leden
 
Van boven tot beneden
 
Soo jammerlijk gerekt,
 
Dat laes! het vel geen' rib geen' senuw houd bedekt:Ga naar voetnoot624
 
 
625[regelnummer]
Sie daer het wondenbloed verspreyt in twee paer bekenGa naar voetnoot625
 
Langs hout en armen leken,
 
Dat suyver wondenbloed
 
Gestort tot suyvering van ons besmet gemoed:
 
 
 
Mijn siele (seg ik) sie, maer sie met een uw' sondenGa naar voetnoot629
630[regelnummer]
Den oorsprong van sijn' wonden
 
En onverdiende pijn;
 
Hier siet ghy watse sijn, en watse waerdig sijn.Ga naar voetnoot632
 
 
 
Want soo de gramme God de straf van ons' misdadenGa naar voetnoot633
 
Had liever op te ladenGa naar voetnoot634
635[regelnummer]
Een' schuldeloos' persoon,
 
Ia sijnen Sone self, ja self sijn' eenig' Soon,
 
 
 
Als ongestraft de smet der sonde te gedoogen;
 
Soo moetse voor sijn' oogen
 
Seer leelijk sijn en snood,Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
Ia leelijker als hel, als duyvel sijn en dood:
[pagina 114]
[p. 114]
 
O laet u dan niet meer van sulk' een' vloek verheeren.Ga naar voetnoot641
 
Nu wilt u weder keeren
 
Na 't kruysse, mijn gemoed,
 
En sie wat uwen Heer hier sien en hooren moet:
 
 
645[regelnummer]
Hier siet hy in sijn' smert sijn' weynig' kleeders stelen,
 
En of door 't stael verdeelenGa naar voetnoot646
 
Van 't woeste krijgers rot,Ga naar voetnoot647
 
Of wat ondeelbaer is verspelen door het lot.Ga naar voetnoot645-648
 
 
 
Twee moorders siet hy hier met sich ter wedersijden
650[regelnummer]
Een selve straffe lijdenGa naar voetnoot650
 
Als waer de misdaed een,Ga naar voetnoot651
 
Ia sich (ô spijt!) als 't hoofd gespijckert tusschen tween.Ga naar voetnoot649-652Ga naar voetnoot652
 
 
 
Hy siet sijn' moeder hier met half gebroken' oogenGa naar voetnoot653
 
Tot in haer siel bewogen
655[regelnummer]
Om 't geen hy uyt moet staen,
 
Ia door haer' droeve siel een swaerd van droefheyd gaen.Ga naar voetnoot653-656
 
 
 
Sijn' Vader siet hy hier, maer toornig en ontsteken,Ga naar voetnoot657
 
Maer vaerdig om te wrekenGa naar voetnoot658
 
Den schandelijcken hoon,
660[regelnummer]
Sich aengedaen by ons, op sijn' beminden Soon:Ga naar voetnoot660
[pagina 115]
[p. 115]
 
Hier siet, hier voelt hy hem soodanig als de poelenGa naar voetnoot661
 
Des afgronds hem gevoelen;
 
Hy siet, hy voelt hem hierGa naar voetnoot663
 
Als een' vergrimden Leeu, als een verterend vyer.Ga naar voetnoot657-664
 
 
665[regelnummer]
Hier siet hy 's Hemels boôn als tuygen van sijn lijden
 
Vergaert van alle sijden;
 
Maer och! van allen geen,
 
Geen, die hem hier vertroost, hier lijd hy 't all alleen.Ga naar voetnoot665-668
 
 
 
Hier hoort hy, nu byna van helschen angst verslonden,Ga naar voetnoot669
670[regelnummer]
Der lasteraren monden
 
Soo onbeschaemt als wreed
 
Noch smaden op sijn' smert, noch lachen in sijn leet.
 
 
 
Hier hoort hy: dit 's de man die tempelen kan slechten,
 
En in dry dagen rechten,Ga naar voetnoot674
675[regelnummer]
Die goddelijke man
 
Dael neder van het kruys, en toon nu wat hy kan.Ga naar voetnoot669-676Ga naar voetnoot676
 
 
 
Hier hoort hy: Dit 's de man die raed wist tot elcx pijne,Ga naar voetnoot677
 
En suft hy op de sijne?Ga naar voetnoot678
 
In God heeft hy vertrout,
680[regelnummer]
Laet sien eens of hem God nu helpen sal van 't hout.Ga naar voetnoot677-680
[pagina 116]
[p. 116]
 
Ongoddelijk gebroed, dit pak van pijn te dragenGa naar voetnoot681
 
Is thans sijn welbehagen;
 
Ia weet dat hem de pijn,
 
Die ghy aen hem verdient, meer druks doet als de sijn'.Ga naar voetnoot683-684
 
 
685[regelnummer]
Hy bid hier niet alleen dat God u wil vergeven
 
Den hoon aen hem bedreven,
 
Maer bovendien hy pleyt
 
Voor u, en schuyft uw schuld op uw' onwetenheyd.Ga naar voetnoot685-688
 
 
 
Hy dalen van het kruys? 't en komt hem niet gelegen;Ga naar voetnoot689
690[regelnummer]
Hy is te kruys gestegen,
 
Onmenschelijk geslacht,Ga naar voetnoot691
 
Om meer sijn' lijdsaemheyd te toonen als sijn' macht.Ga naar voetnoot689-692Ga naar voetnoot692
 
 
 
Gods Sone wil ons thans door lijden en door sterven
 
Gods soen aen 't kruys verwerven;Ga naar voetnoot694
695[regelnummer]
De liefde tot dien soen
 
Houd hem aen 't hout gehecht meer als uw' nagels doen.Ga naar voetnoot696
[pagina 117]
[p. 117]
 
De bange mist ('t is waer) der menschelijke qualenGa naar voetnoot697
 
Houd hier een wijl de stralen
 
Van sijne Godheyd doof:Ga naar voetnoot698-699
700[regelnummer]
Maer waert ghy niet verblind door nijd en ongeloof,
 
 
 
Ghy soud in hem iet meer als menschelijks sien stralen
 
Ook door den mist der qualen:Ga naar voetnoot702
 
Siet maer den moorder an:
 
Die stijgt een boef te kruys, en sterft een eerlijk man;Ga naar voetnoot704
 
 
705[regelnummer]
Dien weet hy van een' leeu terstond een lam te maken,
 
Sijn dat geringe saken?
 
Ia heden (sweert hy hem)
 
Word u mijn Rijk gemeen; is dat eens menschen stem?Ga naar voetnoot703-708Ga naar voetnoot708
 
 
 
En lust u meer te sien? soo slaet uw' duyster' oogenGa naar voetnoot709
710[regelnummer]
Eens opwaerts na den hoogen,Ga naar voetnoot710
 
En schaemt u, schandig rot,Ga naar voetnoot711
 
Voor 't aensicht van de Son dien sienelijcken god;Ga naar voetnoot712
[pagina 118]
[p. 118]
 
Die sienelijcke god die prince der planetenGa naar voetnoot713
 
Tast u in uw geweten,
715[regelnummer]
En toont u naekt en klaer
 
Dat of Natuur of God in angst is en gevaer;
 
 
 
Hy suft, ach! ach! hy swicht voor 's hemels minder' lampen;Ga naar voetnoot717
 
't En zijn nochtans geen' dampen,Ga naar voetnoot718
 
Geen' Maen, geen' swijmel-vlaeg;Ga naar voetnoot719
720[regelnummer]
Apoll huyst in den Ram, sijn Suster in de Waeg:Ga naar voetnoot720
 
 
 
Ia heel onsGa naar voetnoot* Halve rond siet hem den moed ontsincken,Ga naar voetnoot721
 
En die den Niger drincken,Ga naar voetnoot722
 
En die aen 't Witte Meir
 
Geplaetst totGa naar voetnoot** toppunt heeft de Vieren van den Beir.Ga naar voetnoot723-724
 
 
725[regelnummer]
[En die den Tygerstroom, en die de smalle barenGa naar voetnoot725
 
Van Hercules bevaren,Ga naar voetnoot725-726
 
Sien in sijn flaeu gelaetGa naar voetnoot727
 
Den grouwel, dien ghy thans aen sijnen Heer begaet.]Ga naar voetnoot728
[pagina 119]
[p. 119]
 
Wel (roept ghy) hoe? wat 's dit? wat sal ons nu gebeuren?
730[regelnummer]
Wat doet den hemel treuren?Ga naar voetnoot730
 
Wat of hem schorten mag,Ga naar voetnoot731
 
Dat hy ons dag ontzeyt op 't schoonste van den dag?Ga naar voetnoot732
 
 
 
Den hemel, wreed gebroed, treurt om sijns Heeren lyen,
 
Schaemt sich uw' schelmeryen,
735[regelnummer]
En sluyt sijn groot gesicht,Ga naar voetnoot735
 
Om niet te sterven sien den Vader van sijn licht.Ga naar voetnoot736
 
 
 
De wolcken, die de Son thans decken voor de volcken,Ga naar voetnoot737
 
Sijn uwer sonden wolcken.
 
Wat hoor ik? wat geluyd,
740[regelnummer]
Wat angstig moordgeschrey barst tot die wolcken uyt?Ga naar voetnoot709-740Ga naar voetnoot740
[pagina 120]
[p. 120]
 
Ach! 't is des Heeren stem, die nu in siel en leden
 
Ten uytersten bestreden
 
Van 's duyvels rasery,Ga naar voetnoot742-743
 
Roept uyt: Mijn God, mijn God, waerom verlaet ghy my?Ga naar voetnoot744
 
 
745[regelnummer]
Ia 't is der menschen stem, de stemme van ons allen,
 
Die all' in een' vervallen,
 
Tot vuyle afgrijslijkheên,Ga naar voetnoot746-747
 
All' weder voor een' wijl verlaten zijn' in een'.Ga naar voetnoot748
 
 
 
Gods Soon hangt desen dag (ô lijden niet om vaten!)Ga naar voetnoot749
750[regelnummer]
Van Godes soen verlaten,Ga naar voetnoot750
 
Op dat hy desen dag
 
Ons, ons verlaters Gods met God versoenen mag.Ga naar voetnoot752
 
 
 
Hy siet het aengesicht sijns Vaders als betrecken,Ga naar voetnoot753
 
En met de Son bedecken,Ga naar voetnoot754
755[regelnummer]
Dat heylsaem aengesicht,Ga naar voetnoot755
 
Waer buyten self de Son noch leven heeft noch licht;Ga naar voetnoot756
 
 
 
Of soo hy 't hier en daer by wijlen door siet breken,Ga naar voetnoot757
 
't Vertoont hem een ontstekenGa naar voetnoot758
 
Een toornende gelaet:Ga naar voetnoot758-759
760[regelnummer]
Ach! ach! het hoogste goed dreygt hem het hoogste quaed.Ga naar voetnoot760
[pagina 121]
[p. 121]
 
Aen d'een zy voelt hy sich van Godes wraek gedrongen,Ga naar voetnoot761
 
Aen d'ander zy besprongen
 
Van duyvel, hel en dood;Ga naar voetnoot763
 
Helaes! waer wend hy sich? wat raed in desen nood?
 
 
765[regelnummer]
Hy rookt van heeten angst, hy voelt sijn ingewandenGa naar voetnoot765
 
Van binnen braên en brandenGa naar voetnoot766
 
Als in een' ovengloed,
 
Van buyten smilt hy weg in tranen, sweet en bloed.
 
 
 
Kortom hy voelt sich nu benauwen en beknellenGa naar voetnoot769
770[regelnummer]
Als van den angst der hellen;Ga naar voetnoot770
 
Dat doet hem uyt sijn' borst
 
Uyt sijn verdorde long uitsuchten, ach! My dorst.Ga naar voetnoot772
 
 
 
U dorst, maer, Iesu, meest na 't eeuwig heyl der herten
 
Waerom ghy sijt vol smerten:
775[regelnummer]
Ik twijffel (ik bely 't)
 
Of ghy of hooger lieft, dan of ghy hooger lijd.Ga naar voetnoot776
 
 
 
Uw' dorre longe dorst: terwijl wy als de swijnenGa naar voetnoot777
 
Tot walgens toe met wijnen
 
Beswaren maeg en moed:Ga naar voetnoot779
780[regelnummer]
God stikt hier van gebrek, de mensch van overvloed.
[pagina 122]
[p. 122]
 
Hy, die soo ree, soo ruym, soo mild is met sijn' gaven,Ga naar voetnoot781
 
Om al wat leeft te laven
 
Met melk en soeten wijn,Ga naar voetnoot783
 
Word stervende gelaeft met alssen en azijn.Ga naar voetnoot784
 
 
785[regelnummer]
Ik hoor, ik hoor hem na den lesten adem stenen,
 
Noch strijd hy als voor henen,Ga naar voetnoot786
 
Noch toont hy moed en macht:Ga naar voetnoot787
 
Daer singt hy 't sege-lied: Het is nu all volbracht.
 
 
 
Ia Iesu, 't is volbracht: ghy hebt in siel en ledenGa naar voetnoot789
790[regelnummer]
Den grooten strijd volstreden,
 
En als een dapper held
 
Hel, duyvel, sonde, dood geslagen uyt het veld.
 
 
 
Ia Iesu, 't is volbracht: ghy hebt met roode plassen
 
Ons vlecken afgewasschen,
795[regelnummer]
Het offer-vier geslist,Ga naar voetnoot795
 
Het handschrift tegens ons ten vollen uytgewist:Ga naar voetnoot796
[pagina 123]
[p. 123]
 
Ghy hebt den vloek der Wet op uwen hals gedragen,Ga naar voetnoot797
 
Haer felle donderslagenGa naar voetnoot798
 
Van klem en kracht berooft,
800[regelnummer]
En Sinaes blixemen op Sion uytgedooft.Ga naar voetnoot796-800Ga naar voetnoot800
 
 
 
Dies gaet sich nu u hert vernoegt tot sterven strecken:Ga naar voetnoot801
 
Ach! ach! ick sie het trecken
 
Van mond en aengesicht.
 
Daer blust, daer blust de dood dat levens waerdig Licht:Ga naar voetnoot804
 
 
805[regelnummer]
Sy sluyt die oogen toe; maer siet met een de deurenGa naar voetnoot805
 
Der graven openscheuren,
 
En (wonder overgroot!)
 
De dooden wederom herleven door die dood.Ga naar voetnoot808
 
 
 
De voorhang rijt van een op 't sluyten van die oogen,
810[regelnummer]
En komt ons klaer betoogen
 
Dat Japhet nevens SemGa naar voetnoot811
 
Nu toegang heeft tot God en 't nieu Ierusalem.
[pagina 124]
[p. 124]
 
Wat 's dit? het aerdrijk beeft, het word door all' sijn' ledenGa naar voetnoot813
 
Als van een' korts bereden:Ga naar voetnoot814
815[regelnummer]
Steenrotsen hard van steen
 
Versmelten door den rou en morselen van eenGa naar voetnoot805-816.Ga naar voetnoot816
 
 
 
Ach! ach! Nature gaet om 't lijk haers Vaders quelen;Ga naar voetnoot817
 
All' all' haer' groote deelen,Ga naar voetnoot818
 
Locht, Aerde, Water, Vuur,
820[regelnummer]
Bejammeren de dood des Scheppers der Natuur.Ga naar voetnoot820
 
 
 
En ghy, versteende Joôn, ja harder als de steenen,
 
Onthoud ghy u van weenen?
 
Dit lijden, soo ghy siet,
 
Breekt harde steenen self, en breekt u 't herte niet?Ga naar voetnoot824
 
 
825[regelnummer]
Het gantsche Wereld-rond van boven tot benedenGa naar voetnoot825
 
Weerspreekt uw' dulligheden,Ga naar voetnoot826
 
En doemt u schelmery,
 
En spreekt hem, dien ghy doemt, van quade treken vry.Ga naar voetnoot827-828
 
 
 
Ia 't hoofd der Roomsche schaer tot spot thans ongenegenGa naar voetnoot829
830[regelnummer]
Roept ernstig en verslegenGa naar voetnoot830
 
Voor d'ooren van sijn rot:Ga naar voetnoot831
 
Die mensch was schuldeloos, was meer als mensch, was God.Ga naar voetnoot829-832
[pagina 125]
[p. 125]
 
Noch laet men na sijn dood sijn zy niet ongeschonden:Ga naar voetnoot833
 
Maer weet dat soo veel wonden
835[regelnummer]
Als ghy hem slaet en steekt,
 
Soo vele monden zijn waer met hy voor ons spreekt.
 
 
 
Soo vele druppelen als uyt sijn' sijde leken,
 
Sijn soo veel frisse beken
 
Op ons verdort gemoed;
840[regelnummer]
Sijn soo veel emmeren in 's afgronds heeten gloed.Ga naar voetnoot840
 
 
 
Dees bloed en waterbeek spoelt wech het slijk der sonden,
 
Beek in de twee VerbondenGa naar voetnoot842
 
Verbeeld aen ons gemoed,Ga naar voetnoot843
 
Door water nu in 't Nieu, in 't Oud voorheen door bloed.Ga naar voetnoot844
 
 
845[regelnummer]
Maer och! wie sal mijn hoofd nu vochts genoeg verleenen,
 
Op dat ik stadig weenen,
 
Op dat ik dag en nacht
 
Bestenen mag 't vergrijp van dat versteent geslacht?Ga naar voetnoot848
[pagina 126]
[p. 126]
 
Ghy hebt, halstarrig saed, nature, wet en redenGa naar voetnoot849
850[regelnummer]
Als met den voet getreden,
 
En sinneloos den tandGa naar voetnoot851
 
Geslagen in uws Gods uws Vaders ingewand:
 
 
 
Des Vaders, die u heeft uyt slaverny getogen,Ga naar voetnoot853
 
Gemint heeft als sijn' oogen,Ga naar voetnoot854
855[regelnummer]
En met veel soeter suchtGa naar voetnoot855
 
Getroetelt en omhelst als moeder oyt haer vrucht.Ga naar voetnoot856
 
 
 
En evenwel nochtans ghy hebt, veraerde loten,Ga naar voetnoot857
 
Noyt offerbloed doen vlotenGa naar voetnoot858
 
Uyt koe, of kalverstrot
860[regelnummer]
Soo heylsaem voor den mensch, soo aengenaem by God.Ga naar voetnoot860
 
 
 
Dit offer heeft alleen de gramschap Gods doen vallen,Ga naar voetnoot861
 
Alleen alleen ons allen
 
Meer segens aengebracht,
 
Als all het offer-vee by Aron oyt geslacht.Ga naar voetnoot864
 
 
865[regelnummer]
Bloed moest ons (ik beken 't) van onse schulden lossen;Ga naar voetnoot865
 
Maer och! geen bloed van ossen,
 
Van lam, van ram of koe;
 
Neen, neen, soodanig bloed was daer te snoode toe.Ga naar voetnoot868
[pagina 127]
[p. 127]
 
't Moest bloed zijn van een mensch, die God en mensch te gaderGa naar voetnoot869
870[regelnummer]
De wraek van God den Vader
 
Kon uytstaen met geduld,Ga naar voetnoot871
 
En schuldeloose mensch voldoen der menschen schuld.Ga naar voetnoot869-872Ga naar voetnoot872
 
 
 
't Moest bloed zijn, wreed gebroed, uyt Hemel-saed gesproten:Ga naar voetnoot873
 
Gelijk ghy nu vergoten,
875[regelnummer]
Vergoten? ja verwoedGa naar voetnoot875
 
Gelijk als iet wat snoods geschopt hebt met den voet.Ga naar voetnoot876
 
 
 
Uw dulle boosheyd dan en onrechtvaerdig woedenGa naar voetnoot877
 
Heeft God beleyd ten goeden,Ga naar voetnoot878
 
En sijn' rechtvaerdigheyd
880[regelnummer]
En wijsheyd uytgevoert door uw' uytzinnigheyd.Ga naar voetnoot880
 
 
 
Maer hoe? (dus mort alhier de vleeschelijke reden)Ga naar voetnoot881
 
Hoe? d'onschuld te vertreden,Ga naar voetnoot882
 
De schuldenaers t'ontslaen.Ga naar voetnoot883
 
Heet dat rechtvaerdigheyd? kan dat met recht bestaen?Ga naar voetnoot884
[pagina 128]
[p. 128]
885[regelnummer]
't Schijnt tegens recht (ik ken 't) onschuldelijk te moetenGa naar voetnoot885
 
Eens anders schulden boeten:
 
Maer die sich borge stelt,Ga naar voetnoot887
 
Indien hy boeten moet, lijd onrecht noch geweld.
 
 
 
God wou ons straffe doen naer onse schulden lijên,Ga naar voetnoot889
890[regelnummer]
Gods Soon, om ons te vrijen,Ga naar voetnoot890
 
Die badse van ons af,Ga naar voetnoot891
 
En nam de schuld op sich en met de schuld de straf.
 
 
 
De Vader sloeg den Soon met recht dan soo veel wonden,
 
Niet om sijn' eyge sonden,
895[regelnummer]
Hy hadde geen' begaen,
 
Maer om dat hy als borg voor d'onse wilde staen.Ga naar voetnoot896
 
 
 
Hy was wel schuldeloos ten opsicht van sich selven,
 
Ia in sich d'onschuld selve;
 
Maer om ons' schelmery
900[regelnummer]
En wegens onse schuld geen schuldiger als hy.Ga naar voetnoot897-900
 
 
 
Ook was hy 't Offerlam van aenbegin gesondenGa naar voetnoot901
 
Ten offer voor de sonden
 
Van 't menschelijk geslacht,
 
Derhalven moest hy bloên, ja noodig zijn geslacht.Ga naar voetnoot901-904Ga naar voetnoot904
[pagina 129]
[p. 129]
905[regelnummer]
Maer ghy, ô volckeren, van Japhet afgekomen,Ga naar voetnoot905
 
Die ook iet scheent te droomen,Ga naar voetnoot906
 
Dat namelijk met bloed
 
De sonde moest geweert, Gods gramschap zijn versoet,Ga naar voetnoot908
 
 
 
Spaert spaert voortaen het bloed der redeloose dieren,
910[regelnummer]
Der kalveren en stieren;
 
Hier vloeyt het rechte bloed,Ga naar voetnoot911
 
't Welk en Gods gramschap blust en 's menschen schulden boet.
 
 
 
Hier vloeyt een bloed van soen, 't welk als een milde regenGa naar voetnoot913
 
Van 't kruys-hout afgesegenGa naar voetnoot914
915[regelnummer]
Teelt vruchten voor de siel
 
Veel beter, als de dau die oyt in Eden viel.Ga naar voetnoot916
 
 
 
Het kruys-hout hoe veracht draegt nutter vrucht op heden,
 
Als oyt het hout van EdenGa naar voetnoot918
 
Hier voormaels had gelaên.
920[regelnummer]
Dat hout bracht ons de dood, dit hout het leven aen.Ga naar voetnoot920
 
 
 
Wat ging u aen, ô dood, uw' doodelijcke flitsenGa naar voetnoot921
 
Op desen Held te spitsen,Ga naar voetnoot922
 
Die door uw' eygene handGa naar voetnoot923
 
U overweldigt heeft, en stervende vermant?Ga naar voetnoot924
[pagina 130]
[p. 130]
925[regelnummer]
Wat, dwase, ging u aen dien Samson aen te randen,Ga naar voetnoot925
 
Die 't hert van sijn' vyanden
 
Met sijnen val verdrukt,Ga naar voetnoot927
 
En moedig door sijn' dood hun 't leven heeft ontrukt?Ga naar voetnoot928
 
 
 
En ghy, o oude Slang, en smelt ghy niet van rouwe?Ga naar voetnoot929
930[regelnummer]
't Beloofde saed der vrouwe,Ga naar voetnoot930
 
Hoewel van angst en wee
 
Gebroken en gemat, breekt u den kop in twee.Ga naar voetnoot932
 
 
 
En ghy, o hel, wat heyl staet u voortaen te hopen?Ga naar voetnoot933
 
Het Paradijs springt open;
935[regelnummer]
Ik zie, ik zie den gloed
 
Van 't vlammende geweer geblust in Jesus bloed.Ga naar voetnoot936
 
 
 
En ghy, myn siel, wat ramp staet u voortaen te duchten?
 
Uw' vyanden of vluchten,
 
Of liggen in het sand;
940[regelnummer]
Hel, dood en duyvel sijn verloopen of vermant.Ga naar voetnoot940
 
 
 
Ontlast sijt ghy van schuld, dienvolgens ook van sorge:
 
Uw' schuldeloose borge
 
Heeft uwe schuld betaelt,
 
En met een streke bloeds het schuld-blad deurgehaelt.Ga naar voetnoot944
[pagina 131]
[p. 131]
945[regelnummer]
Op, geef u naer het kruys, genaek uws Heeren wonden,Ga naar voetnoot945
 
De plaesters uwer sonden,Ga naar voetnoot946
 
Omhels sijn heylzaem bloed,
 
Een' salve voor 't verseert en etterig gemoed:Ga naar voetnoot948
 
 
 
Maer poog, eer ghy genaekt, uw' lusten te versaken;
950[regelnummer]
Die 't kruysse wil genaken
 
Moet uyt sich selven gaen:Ga naar voetnoot951
 
Men kan de vrucht van 't kruys niet ongekruyst ontfaên.Ga naar voetnoot952
 
 
 
Men kan hem onbebloed niet kussen, niet omarmen;Ga naar voetnoot953
 
Hoofd, zijde, voeten, armen,
955[regelnummer]
't Is all van bloed besproeyt;
 
Hy is een lelibloem, die tusschen distels bloeyt.Ga naar voetnoot956
 
 
 
Ten minsten laet sijn' smert wat tranen van medoogen
 
Doen leken uyt uw' oogen;
 
Nadien uw wanbedrijfGa naar voetnoot959
960[regelnummer]
Heeft soo veel beken bloeds doen stroomen uyt sijn lijf.
 
 
 
Indien ghy vleesch en bloed genegen sijt te minnen,Ga naar voetnoot961
 
Wend herwaerts uwe sinnen,
 
Hier hebt ghy vleesch en bloed,Ga naar voetnoot963
 
Bloed 'twelk ons' geesten laeft, vleesch 'twelk ons sielen voed.Ga naar voetnoot964
[pagina 132]
[p. 132]
965[regelnummer]
Schep in dat vleesch en bloed uw hoogste welgevallen:
 
Want of ghy 't schoon van allenGa naar voetnoot966
 
Alhier verstoten vind,
 
Niet dient 'er boven dat, niet buyten dat bemint:Ga naar voetnoot968
 
 
 
Ia leven, lijf en bloed moet u soo waerd niet wesenGa naar voetnoot969
970[regelnummer]
Als d'eere, mensch, van desen,Ga naar voetnoot970
 
Die leden, lijf en bloedGa naar voetnoot971
 
Soo mild ten besten geeft, op dat hy u behoed,Ga naar voetnoot972
 
 
 
Die tusschen u en 't stael op uwen hals getogenGa naar voetnoot973
 
Kloekhertig ingevlogen,Ga naar voetnoot974
975[regelnummer]
Den houw (o trouw bestaen!)Ga naar voetnoot975
 
Uyt liefde t'uwaerts heeft op sijnen hals ontfaen.
 
 
 
Dat God aen mensche denkt gelijck aen iet besonders
 
Hiel David voor wat wonders:Ga naar voetnoot977-978
 
Maer dat hy te geval
980[regelnummer]
Des menschen lijd en sterft, dat 's wonder boven all.Ga naar voetnoot979-980
 
 
 
En och! hoe menigmael ('t is waerheyd, dat wy schrijven)Ga naar voetnoot981
 
Schat ghy een' hand vol schijven,
 
Een damp van ydel' eer,
 
Een' vuyle verckens lust ver boven uwen Heer!Ga naar voetnoot984
[pagina 133]
[p. 133]
985[regelnummer]
O Iesu, help ons eens ons vleeschelijcke sinnen
 
Bevechten, ja verwinnen,
 
En geef dat mijn gemoed
 
U keure voor sijn heyl, sijn all, sijn hoogste goed.Ga naar voetnoot988
 
 
 
En als ik nu den weg van alle vleesch betrede,
990[regelnummer]
Soo laet (dit is mijn' bede)
 
Door dit uw sterven 't mijnGa naar voetnoot991
 
Geen sterven, maer een weg na 't eeuwig leven zijn.

voetnoot611
overhand: om de beurt.
voetnoot615
smijt: slaat.
voetnoot617
dreunen: schudden (Kil. nutare).
voetnoot618
waggelen: slingeren.
voetnoot619
na: naar.
voetnoot620
elk: altemaal; hier, nl. op Golgotha.
voetnoot624
laes: helaas; senuw: spier; houd bedekt: verbergt.
voetnoot625
twee paer beken, enz.: het bloed uit de handwonden vloeit langs de armen, dat uit de voetwonden langs het hout.
voetnoot629
met een: tegelijkertijd.
voetnoot632
se, nl. uw wonden, 1.: zonden; watse waerdig sijn: wat ze (voor straf) verdienen.
voetnoot633
soo: indien; gramme: toornige.
voetnoot634
Had liever: Verkoos.
voetnoot639
leelijk: afzichtelijk; snood: verderfelijk.
[tekstkritische noot]641 C. verheeren,
voetnoot641
van sulk' een' vloek verheeren: door dit kwaad overheersen (voor de bet. van sulk' een' vgl. Jac. 4:13: ‘Wy sullen heden ofte morgen na sulcken stadt reysen’).
voetnoot646
't stael: het zwaard.
voetnoot647
van: door; krijgers rot: soldatenbende.
voetnoot645-648
Vgl. Joh. 19:23-24: ‘De krijghsknechten dan als sy Jesum gekruyst hadden, namen sijne kleederen (ende maeckten vier deelen, voor elcken krijghsknecht een deel) ende den rock. De rock nu was sonder naedt, van boven af geheelick geweven. Sy dan seyden tot malkanderen, Laet ons dien niet scheuren, maer laet ons daerover loten, wiens (die) zijn sal.’
voetnoot650
lijden: ondergaan.
voetnoot651
een: dezelfde.
voetnoot649-652
Vgl. Marc. 15:27: ‘Ende sy kruycighden met hem twee moordenaers, eenen aen (sijn) rechter, ende eenen aen sijn slincker (zijde).’
voetnoot652
spijt: hoon; 't hoofd: de aanvoerder, de hoofdman.
voetnoot653
half gebroken' oogen: bijna brekende blik (van Jezus gezegd).
voetnoot653-656
Vgl. Joh. 19:25-27, tevens met toespeling op Luc. 2:35, waar Simeon van Maria profeteerde: ‘Ende oock een sweert sal door uw' selfs ziele gaen’).
voetnoot657
ontsteken: verbolgen.
voetnoot658
vaerdig: gereed.
voetnoot660
by: door.
[tekstkritische noot]677-696 A. ontbr.
voetnoot661
hy, nl. Christus; hem, nl. de Vader; de poelen Des afgronds, lett.: de afgronden van de hel; de helse geesten en de verdoemden (vgl. Openb. 19:20: ‘den poel des vyers’ en 9:1 ‘den put des afgronts’).
voetnoot663
een' vergrimden Leeu: een woedende Leeuw. In het O.T. wordt God soms een ‘felle leeuw’ genoemd: Job 10:16; Hos. 5:14, 13:7); een verterend vyer, vgl. Deut. 4:24: ‘Want de Heere uwe Godt die is een verteerende vyer’; Hebr. 12:29).
voetnoot657-664
Vgl. Formulier om dat heylige Nachtmael te houden: ‘Aaengesien dat den toorn Gods tegen de sonde also groot is, dat hy die (eer dat hyse ongestraft liet blijven) aen sijnen lieven Sone Jesu Christo, met den bitteren ende smadelijcken doot des cruyces gestraft heeft.’
voetnoot665-668
's Hemels boôn: de engelen; tuygen: getuigen. Vgl. Matth. 26:53: Jezus bij de gevangenneming: ‘Of meynt gy dat ick mijnen Vader nu niet en kan bidden, ende hy sal my meer als twaelf legioenen bysetten?’
voetnoot669
van helschen angst verslonden, vgl. vr. en antw. 44 van de Heid. Cat.: het kruislijden was het dieptepunt van de ‘nederdaling ter helle’; byna, vgl. Ps. 16:10: ‘Want gy sult mijne ziele in de helle niet verlaten’ (Kantt.: ‘verstaet met sommige, de helsche pijne die Christus in sijn lijden om onsent wille gedragen heeft’).
voetnoot674
rechten: oprichten.
voetnoot669-676
Vgl. Matth. 27:39-40: ‘Ende die voorby gingen lasterden hem, schuddende hare hoofden, Ende seggende, Gy die den Tempel afbreeckt, ende in drie dagen opbouwt, verlost u selven. Indien gy de Sone Godts zijt, soo komt af van het kruys.’
voetnoot676
Dael: Dale; toon: tone.
voetnoot677
tot elcx pijne: voor ieders lichamelijk lijden.
voetnoot678
suft hy op: staat hij machteloos tegenover.
voetnoot677-680
Vgl. Matth. 27:42-43: ‘Andere heeft hy verlost, hij en kan hemselven niet verlossen. Indien hy de Koningh Israëls is, dat hy nu afkome van het kruys, ende wy sullen hem gelooven. Hy heeft op Godt betrouwt: dat hy hem nu verlosse indien hy hem (wel) wil.’
voetnoot681
dit pak van pijn: deze last van lijden.
voetnoot683-684
de pijn, Die ghy aen hem verdient: de pijn, Die gij (als straf) verdient door hem dit aan te doen; meer druks doet: meer benauwt, meer leed berokkent.
voetnoot685-688
Vgl. Luc. 23:34: ‘Ende Jesus seyde, Vader, vergeeft het haer, want sy en weten niet wat sy doen..’
voetnoot689
't en komt hem niet gelegen: het voegt hem niet.
voetnoot691
Onmenschelijk geslacht: Onmensen.
voetnoot689-692
Vgl. Luc. 24:26: ‘En moeste de Christus niet deze dingen lijden, ende (alsoo) in sijne heerlickheyt ingaen?’ (ook vs. 44-46).
voetnoot692
lijdsaemheyd: geduld in het lijden.
voetnoot694
Gods soen: De verzoening met God.
voetnoot696
nagels: spijkers.
[tekstkritische noot]697 A. Ongoddelijck gebroedt, 't is waer, de mist der qualen
704 A. ten kruys
voetnoot697
bange: benauwende; qualen: kwellingen.
voetnoot698-699
Houd ... doof: Maakt ... dof.
voetnoot702
Ook: Zelfs nog.
voetnoot704
een boef: als een misdadiger; een eerlijk man: als een rechtvaardig mens.
voetnoot703-708
Vgl. Luc. 23:42-43: De ene boosdoener zeide tot Jezus: ‘Heere, gedenckt mijner, als gy in uw Koninckrijcke sult gekomen zijn. Ende Jesus seyde tot hem, Voorwaer segge ick u, heden sult gy met my in het paradijs zijn.’
voetnoot708
gemeen: deelachtig.
voetnoot709
duyster': verblinde. Op tal van plaatsen in het O. en N.T. wordt gesproken van duistere, verduisterde, verblinde ogen en van het ‘ziende niet zien’: men ziet de dingen wel met zijn lichamelijke ogen, maar de ‘ogen des verstands’ zijn verduisterd, zodat men de zin van hetgeen men ziet, niet begrijpt (o.a. Jes. 6:9; Matth. 13:14).
voetnoot710
na den hoogen: naar de hemel.
voetnoot711
schandig rot: schandelijk gebroed.
voetnoot712
dien sienelijcken god: die zichtbare god, vgl. Hooft, Gedichten I (1899), blz. 50, Sonnet, r. 7.
[tekstkritische noot]718 A. 't Zijn
721 C. ontsincken:
724 C. Beir,
725-728 alleen in C.
voetnoot713
prince: voornaamste, vgl. Rym-oeff. II, blz. 81: ‘De Son ... aller lichten Prins.’ De D.'s wereldbeeld was nog voor-Copernicaans, vgl. b.v. a.w. 132.
voetnoot717
suft: is ontsteld, verbijsterd; swicht voor 's hemels minder lampen: doet onder voor, geeft minder licht dan de (overige) planeten en sterren.
voetnoot718
't: Er; geen' dampen, die de zon verduisteren, en van de aarde opstijgen of op geringe hoogte daarboven zweven (waardoor de duisternis alleen een plaatselijk karakter zou hebben).
voetnoot719
Geen' Maen, die de verduistering kan bewerkstelligen. Vgl. Kantt. bij Matth. 27:45: ‘Dit en was geen ordinaris Eclipsis der sonne, alsoo het Paesschen op de volle maen gehouden wiert, wanneer de mane recht over de sonne staet op d'ander zijde des hemels, ende derhalven het licht der sonne niet en kan beletten: maer een overnatuerlick werck Godts, by mirakel geschiet, gelijck de duysternisse in Egypten, Exod. 10.22.’; swijmel-vlaeg: plotselinge aanval van bewusteloosheid, epilepsie (waardoor de zon a.h.w. valt, teruggaat). Hierbij denkt De D. misschien aan de geschiedenis van Hizkia, waarin verhaald wordt dat de zonneschaduw tien graden achterwaarts (d.w.z. terug naar het oosten) ging in ‘de zonnewijzer van Achaz’ (2 Kon. 20:9-11, Jes. 38:8). Voor de werkelijke gang van zaken volgens De D. zie vs. 737.
voetnoot720
Bet.: De zon staat in het teken van de ram, de maan in dat van de weegschaal; vgl. aant. op vs. 365-366.
voetnoot*
Hemispherium
voetnoot721
ons Halve rond: het noordelijk halfrond.
voetnoot722
Bet.: En die in Afrika dicht bij de evenaar wonen (dus in het zuiden van het noordelijk halfrond).
voetnoot**
Zenith
voetnoot723-724
die aen 't Witte Meir Geplaetst: die, aan de Witte Zee zijn woonplaats hebbend (dus in het noorden); tot: als; de Vieren van den Beir: de sterren van de grote beer.
voetnoot725
Tygerstroom: Tigris (in het oosten).
voetnoot725-726
smalle baren van Hercules: nauwe straat van Gibraltar (in het westen).
voetnoot727
Sien in: Bemerken aan; flaeu gelaet, nl. van de ‘sienelijcke god’: krachteloze houding, kwijnend uiterlijk voorkomen.
voetnoot728
sijnen Heer, nl. de Heer van de zon, Christus.
[tekstkritische noot]736 A. Op dat hy niet en sie de doodt van 't eeuwigh Licht.
voetnoot730
den hemel: het hemelruim.
voetnoot731
schorten: mankeren.
voetnoot732
dag: daglicht; 't schoonste van den dag: om twaalf uur (‘de seste ure’), vgl. Kantt. op Marc. 15:25: ‘Dese uren moeten na der Joden wijse gerekent worden, van den opgangh der sonne tot den nedergangh. Ende alsoo Paesschen doen quam ontrent den tijt, dat de dagen ende nachten even langh zijn, soo komt de derde ure over een met onse negende, de seste met onse twaelfste, ende de negende met onse derde na den middagh’.
voetnoot735
sluyt sijn groot gesicht: doet zijn grote oog (nl. de zon) dicht.
voetnoot736
den Vader van sijn licht: Christus. Jac. l:17 spreekt van God als ‘den Vader der lichten’; het is volkomen bijbels gedacht, deze benaming ook op Christus toe te passen (vgl. Joh. 1:9).
voetnoot737
Op vele plaatsen in O. en N.T. wordt (vooral in verband met het Laatste Oordeel) gesproken over een verduistering of zwart worden van de zon; m.i. sluit De D.'s voorstelling zich ten nauwste aan bij Ezech. 32:7, waar over de ondergang van Pharao geprofeteerd wordt: ‘Ende als ick u sal uytblusschen, sal ick den hemel bedecken, ende sijne sterren swart maken: Ick sal de sonne met wolcken bedecken, ende de mane en sal haer licht niet laten lichten.’
voetnoot709-740
Vgl. Luc. 23:44-45: ‘Ende het was ontrent de seste ure, ende daer wiert duysternisse over de geheele aerde, tot de negende ure toe. Ende de sonne wiert verduystert.’
voetnoot740
moordgeschrey: noodkreet; barst tot ... uyt: breekt door ... heen.
[tekstkritische noot]747 A. Tot sondigh overtreên
voetnoot742-743
bestreden Van: bestookt Door; rasery: tomeloze woede.
voetnoot744
Vgl. Matth. 27:46: ‘Ende ontrent de negende ure riep Jesus met een groote stemme, seggende, Eli, Eli, Lama Sabachthani? dat is, Mijn Godt, mijn Godt, waerom hebt gy my verlaten?’
voetnoot746-747
Bet.: die, allen in één, nl. Adam, gevallen in vuile zonden.
voetnoot748
verlaten zijn' in een', nl. in Christus, de tweede Adam, vgl. vs. 119.
voetnoot749
niet om vaten: onbegrijpelijk.
voetnoot750
Godes soen: Gods gunst.
voetnoot752
verlaters Gods: die God verzaken.
voetnoot753
als betrecken: a.h.w. versomberen, betrokken worden.
voetnoot754
met de Son bedecken: tegelijk met de zon zich verbergen.
voetnoot755
heylsaem: heilrijk, zegenrijk.
voetnoot756
self: zelfs.
voetnoot757
't, nl. het aangezicht van zijn Vader.
voetnoot758
ontsteken: verbolgen.
voetnoot758-759
Vertoont ... een ... gelaet: ziet er ... uit.
voetnoot760
Bet.: God (het summum bonum) stelt hem het hoogste kwaad (het summum malum) in het vooruitzicht.
voetnoot761
wraek: straf (over de zonde der mensen, voor wie Christus zich borg heeft gesteld); vgl. Kantt. op Ps. 94:1: ‘Godt der wraken’, ‘die sware wrake of straffe doet over de ongerechtigheyt’; gedrongen: in het nauw gebracht.
voetnoot763
duyvel, hel en dood, vgl. vs. 640; de twee laatsten zijn gepersonifieerd, vgl. Openb. 6:8: ‘Ende ick sagh, ende siet, een vael peert, ende die daer op sat, sijnen naem was de Doot: ende de Helle volghde hem na.’ De combinatie van deze drie in één trits reeds middeleeuws, vgl. het Duitse lied: ‘Lasz kommen die Hölle mit mir zu streiten, Ich werde durch Tod und Teufel reiten.’
voetnoot765
rookt: dampt; heeten: hevige.
voetnoot766
braên: schroeien.
voetnoot769
beknellen: beangstigen.
voetnoot770
Vgl. Formulier om dat heylige Nachtmael te houden: ‘Ende heeft hem vernedert tot inde alder diepste versmaetheyt ende angst der hellen, met lyf ende siele aen den houte des cruyces, doen hy riep met luyder stemmen: Mijn God, mijn God, waerom hebt ghy mij verlaten.’
voetnoot772
verdorde: uitgedroogde; vgl. Joh. 19:28: ‘Hier na Jesus wetende dat nu alles volbracht was, op dat de Schrift soude vervult worden, seyde, My dorst.’
voetnoot776
hooger: meer; lieft: liefhebt.
voetnoot777
dorre: droge.
voetnoot779
Beswaren ... moed: de geest benevelen.
[tekstkritische noot]795-796 A. Het handtschrift uytgewist,
Uws Vaders wraeck gekoelt,
en 't eeuwigh vyer geslist.
797-800 A. ontbr.
voetnoot781
ree: bereidwillig.
voetnoot783
melk en soeten wijn, vgl. Jes. 55:1, waar de Messias zegt: ‘komt koopt sonder gelt, ende sonder prijs wijn en melck.’
voetnoot784
alssen en azijn, vgl. aant. op vs. 76 en Joh. 19:29: ‘Daer stont dan een vat vol edicks, ende sy vulden een spongie met edick, ende omleydense met hysope, ende brachtense aen sijnen mont’ (edick = azijn).
voetnoot786
strijd: worstelt; voor henen: tevoren.
voetnoot787
macht: kracht.
voetnoot789
Vgl. Joh. 19:30: ‘Doe Jesus dan den edick genomen hadde, seyde hy, Het is volbracht: ende het hooft buygende gaf den geest.’
voetnoot795
geslist: geblust; de offers zijn voortaan overbodig (einde van de oud-testamentische bedeling).
voetnoot796
Vgl. Coloss. 2:14: ‘Uytgewischt hebbende het hantschrift dat tegen ons was in insettingen (bestaende)’ met de Kantt.: uytgewischt: ‘doorgetrocken, ende geroyeert, ofte t'eenemael gecasseert’; hantschrift: ‘de wet der ceremonien des Ouden Testaments’; tegen ons: ‘om dat deselve als een obligatie, ofte schuldtbrief waren, waer door de menschen hare misdaden ende schulden dagelicks voor Godt wel bekenden, ende nochtans door 't uyterlick oeffenen der selve noyt en wierden verlost.’
[tekstkritische noot]801 A. hart
voetnoot797
vloek der Wet, vgl. Gal. 3:13: ‘Christus heeft ons verlost van den vloeck der wet, een vloeck geworden zijnde voor ons.’ Volgens de Kantt. is de vloek der wet: ‘de straffe, tijtlicke ende eeuwige, die de wet den overtreders dreyght, ende die wy door onse overtredingen verdient hadden.’
voetnoot798
Haer, nl. van de wet.
voetnoot796-800
Vgl. Formulier om dat heylige Nachtmael te houden: ‘Jae’ (hij heeft) ‘sijn gebenedijde lichaem aent cruys laten nagelen, op dat hy dat handschrift onser sonden daer aen soude hechten. Ende heeft also de vermaledijdinge van ons op hem geladen, op dat hy ons met sijnder gebenedijdinge vervullen soude.’
voetnoot800
Sinaes blixemen: de wet is op de berg Sinaï gegeven onder ‘donderen en bliksemen’, vgl. Ex. 19:16 e.v.; Sion: de berg waar Jeruzalem op ligt, vervolgens: Jeruzalem zelf. Vgl. Hebr. 12:18-24 waar deze vergelijking tussen Sinaï en Sion uitvoerig wordt uitgewerkt.
voetnoot801
vernoegt: voldaan; sich ... strecken: zich bereiden.
voetnoot804
levens waerdig: dat zozeer verdiende te blijven leven.
voetnoot805
Sy: de Dood.
voetnoot808
door die dood, nl. de dood van Christus.
voetnoot811
Japhet nevens Sem, vgl. Gen. 9:27, waar Noach profeteert: ‘Godt breyde Japhet uyt, ende hy woone in Sems tenten’, wat de Kantt. uitleggen als volgt: ‘sijne nakomelingen sullen tot de gemeynschap van Godts Kercke gebracht worden.’ Daarom scheurde het voorhangsel (gordijn) van de tempel, volgens de Kantt. het tweede voorhangsel, dat hing tussen het Heilige der Heiligen en het Heilige; maar De D. zal gedacht hebben aan het eerste voorhangsel ‘aen de deure des huyses’, dus tussen tempel en voorhof; in deze tempelhof mochten immers ook de heidenen (Jafetieten) komen.
[tekstkritische noot]814 A. koorts
824 A. harte
829 A. thans tot geen spot genegen
voetnoot813
door all' sijn' leden: in al zijn delen.
voetnoot814
Bet.: Als het ware door koorts geteisterd.
voetnoot805-816
Vgl. Matth. 27:51-52: ‘Ende siet het voorhanghsel des Tempels scheurde in tween, van boven tot beneden; ende de aerde beefde, ende de steenrotzen scheurden. Ende de graven wierden geopent, ende vele lichamen der heylige, die ontslapen waren, wierden opgeweckt.’
voetnoot816
morselen van een: vallen in stukken uiteen.
voetnoot817
haers Vaders, vgl. de aant. op vs. 736; quelen: treuren, kwijnen.
voetnoot818
haer' groote deelen: haar hoofdstoffen, elementen.
voetnoot820
des Scheppers der Natuur: Christus, ‘Want door hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen ende die op de aerde zijn, die sienlick ende die onsienlick zijn’ (Col. 1:16 en de Kantt. ‘D. door hem als een medewercker des Vaders’; vgl. ook het begin van het Johannes-evangelie over de scheppende Logos).
voetnoot824
self: zelfs.
voetnoot825
Wereld-rond: heelal.
voetnoot826
Bet.: Komt in opstand tegen uw verdwazing.
voetnoot827-828
doemt: veroordeelt; quade treken: laakbare handelingen.
voetnoot829
Roomsche schaer: Romeinse soldaten.
voetnoot830
verslegen: verslagen, somber.
voetnoot831
rot: afdeling soldaten.
voetnoot829-832
Vgl. Luc. 23:47: ‘Als nu de Hooftman over hondert sagh dat daer geschiet was, verheerlickte hy Godt, ende seyde, Waerlick dese mensche was rechtveerdigh’, en Marc. 15:39: ‘Waerlick dese mensche was Gods sone.’
[tekstkritische noot]833 A. zyd'
841-844 A. ontbr.
voetnoot833
Vgl. Joh. 19:34: ‘een der krijgsknechten doorstack sijne zijde met een speere, ende terstont quam daer bloet ende water uyt.’
voetnoot840
's afgronds: der hel.
voetnoot842
de twee verbonden: het Oude en het Nieuwe Testament.
voetnoot843
verbeeld: afgebeeld.
voetnoot844
water, nl. van de doop; bloed, nl. van de offerdieren. Vgl. 1 Joh. 1:6: ‘Dese is 't die gekomen is door water ende bloet (namelick) Jesus de Christus: niet door het water alleen, maer door het water ende het bloet’, waarbij de Kantt.: ‘D' Apostel siet hier op het water ende bloet dat uyt de doorgestekene zijde Christi gevloeyt is.’ Hier evenwel niet zo'n scherp onderscheid tussen O. en N.T. als bij De D.: ‘Ende is daer door vervult het gene afgebeelt was door de ceremonien des Ouden Testaments, die meest bestonden in reynigingen met water, ende bloetstortinge der beesten die geoffert wierden.’ Chiasme: bloed - waterbeek: water - bloed.
voetnoot848
bestenen: jammeren over; dat versteent geslacht: die verharde mensen; op vele plaatsen worden de joden een verhard en hardnekkig (vs. 849) geslacht genoemd, b.v. Ps. 78:8, 95:8-10, Hand. 7:51, 2 Cor. 3:14-16.
voetnoot849
saed: zaad van Abraham, nakomelingen van Abraham, volk (Israël); reden: redelijkheid.
voetnoot851
den tand Geslagen: de tanden gezet; uws Vaders, vgl. de aant. op vs. 736; ingewand: lichaam.
voetnoot853
uyt slaverny getogen, vgl. Ex. 20:2: ‘Ick ben de Heere uwe Godt, die u uyt Egyptenlant, uyt den diensthuyse, uytgeleyt hebbe.’
voetnoot854
Vgl. Deut. 32:10: God ‘bewaerde hem’ (nl. het volk Israël) ‘als sijnen oogen-appel.’
voetnoot855
sucht: liefde.
voetnoot856
Getroetelt: Geliefkoosd; vrucht: kind; vgl. Jes. 66:12-13: gij, volk Israël, zult ‘op de knijen seer vriendelick getroetelt worden. Als een dien sijne moeder troostet, alsoo sal ick u troosten’; Kantt.: ‘D. ick sal u-lieden alle vaderlicke ende moederlicke affectie bewijsen, ende ick sal u-lieden met goedertierenheyt omhelsen.’
voetnoot857
veraerde loten: ontaarde afstammelingen (van het volk Israël).
voetnoot858
vloten: stromen.
voetnoot860
aengenaem by God, vgl. Hebr. 10:6: Brand-offeren ende (offer) voor de sonde en hebben u niet behaeght’ (ontleend aan Ps. 40:7).
voetnoot861
doen vallen: doen bedaren.
voetnoot864
by Aron: door Aäron, de eerste hogepriester; h.l. de priesters van Israël.
voetnoot865
lossen: bevrijden.
voetnoot868
snoode: gering in waarde; vgl. Hebr. 10:4: ‘Want het is onmogelick, dat het bloet van stieren ende bocken de sonden wechneme.’
[tekstkritische noot]869-872 A. ontbr.
874 A. Sulcks hebt ghy nu vergooten,
876 A. gestooten met den voet
878-905 A. ontbr.
voetnoot869
God en mensch te gader: als God en mens tegelijk.
voetnoot871
uytstaen: verdragen.
voetnoot869-872
Vgl. vr. en antw. 15-17 van de Heid. Cat.: alleen uit kracht zijner godheid kon hij de last van de toorn van God dragen; en een mens, die zelf zondaar was, kon niet voor anderen betalen.
voetnoot872
schuldeloose mensch: als een mens, vrij van de zonde.
voetnoot873
uyt Hemel-saed gesproten: van de Zoon Gods.
voetnoot875
verwoed: zinneloos.
voetnoot876
iet wat snoods: iets waardeloos.
voetnoot877
dulle: zinneloze, buitensporige.
voetnoot878
beleyd ten goeden: ten goede gekeerd; vgl. Gen. 50:20, waar Jozef zegt tegen zijn broeders: ‘gy hebt quaet tegen my gedacht: (doch) Godt heeft dat ten goede gedacht.’
voetnoot880
uytgevoert: verwezenlijkt; uytzinnigheyd, vgl. Luc. 6:10, waar van de joden gezegd wordt: ‘Ende sy wierden vervult met uytsinnigheyt’ (tegen Jezus) (Kantt. ‘D. met eenen rasenden haet).
voetnoot881
mort: sputtert tegen; de vleeschelijke reden: het ntauurlijk verstand, het verstand dat nog beladen is met de overblijfselen van de natuurlijke verdorvenheid.
voetnoot882
d'onschuld, nl. de onschuldige (Jezus).
voetnoot883
schuldenaers: de schuldigen, de zondaars; ontslaen: vrijuit laten gaan.
voetnoot884
kan dat met recht bestaen?: rijmt dat met een goede rechtshandhaving?
voetnoot885
ik ken 't: ik geef het toe.
voetnoot887
borge, vgl. Hebr. 7:22: ‘Van een soo veel beter verbont is Jesus borge geworden.’
voetnoot889
straffe doen ... lijên naer: straf doen ondergaan overeenkomstig.
voetnoot890
vrijen: verlossen.
voetnoot891
Bet.: Die wendde haar door bidden van ons af.
voetnoot896
als borg ... staen: borg zijn.
voetnoot897-900
Vgl. 2 Cor. 5:21: ‘Want dien die geen sonde gekent en heeft, heeft hy sonde voor ons gemaeckt, op dat wy souden worden rechtveerdigheyt Godts in hem.’
voetnoot901
van aenbegin: van het allereerste begin; vgl. Openb. 13:8, waar gesproken wordt over ‘het boeck des levens, des Lams dat geslachtet is, van de grontlegginge der werelt’ en de Kantt.: ‘sijne doot ende offerhande (is) van den beginne der werelt krachtigh geweest tot verlossinge sijner geloovige, ende hy is van den beginne geslachtet in Godts besluyt, in Godts beloften, ende in het geloove der uytverkorene.’
voetnoot901-904
Vgl. voor deze verzen en voor verschillende wendingen uit de voorafgaande Jes. 53:5-12.
voetnoot904
noodig: noodzakelijk.
[tekstkritische noot]912 A. 't Welck en de gramschap Gods en sonde weeren moet.
voetnoot905
afgekomen: afstammend. Na in vs. 849 tot 904 de joden te hebben toegesproken, wendt de dichter zich tot de heidenen.
voetnoot906
Bet.: Die u ook, naar het scheen, een vage voorstelling maakte.
voetnoot908
geweert: weggenomen; versoet: verzacht. Ook de heidenen hadden een flauwe notie van de noodzakelijkheid van zoenoffers.
voetnoot911
rechte: ware.
voetnoot913
soen: verzoening.
voetnoot914
afgesegen: neergedruppeld.
voetnoot916
oyt: eens; de dau die oyt in Eden viel: wsch. denkt De D. hier aan Gen. 2:6: ‘eenen damp was opgegaen uyt der aerde: ende bevochtighde den gantschen aerdtbodem’, zonder de daarbij behorende exegese van de Kantt. te aanvaarden.
voetnoot918
het hout van Eden: ‘de boom der kennisse des goets ende des quaets’.
voetnoot920
bracht ons de dood, vgl. Gen. 2:17: ‘ten dage, als gy daer van eet, sult gy den doot sterven’, en 3:19.
voetnoot921
Wat ging u aen: Wat bezielde u; flitsen: pijlen.
voetnoot922
spitsen: richten.
voetnoot923
Bet.: Die door u zelf, o dood; m.a.w. door zijn dood.
voetnoot924
vermant: overmeesterd.
[tekstkritische noot]941-944 A. ontbr.
voetnoot925
Wat ... ging u aen: Wat bezielde u; Samson, vgl. Richt. 16:25-30: Simson heeft door zijn dood een grote menigte Filistijnen van het leven beroofd; en Kantt. bij vs. 31: ‘Gelijck hy oock bysonderlick in sijn doot gehouden wort als een voorbeelt onses Heeren Christi, die alle sijne ende onse vyanden voornamelick door sijn doot heeft overwonnen.’
voetnoot927
verdrukt: verbrijzeld (nl. heeft).
voetnoot928
ontrukt: benomen.
voetnoot929
oude Slang, vgl. Openb. 12:9: ‘de oude slange, welcke genoemt wart duyvel ende satanas.’
voetnoot930
Bet.: Christus, vgl. Gen. 3:15: ‘Ende ick sal vyantschap setten tusschen u, ende tusschen dese vrouwe, ende tusschen dese vrouwe, ende tusschen uwen zade, en tusschen haren zade: dat selve sal u den kop vermorselen, ende gy sult het de versenen vermorselen.’
voetnoot932
gemat: uitgeput.
voetnoot933
ghy, o hel, vgl. 1 Cor. 15:55: ‘Helle, waer is uwe overwinninge?’ heyl: goeds.
voetnoot936
geweer: zwaard. Vgl. Gen. 3:24: ‘Ende hy dreef den mensche uyt: ende stelde Cherubim tegen 't Oosten des hofs Eden, ende een vlammigh lemmer eenes sweerts, dat sich omkeerde; om te bewaren den wegh van den boom des levens.’ Na Christus' dood staat de toegang tot de boom des levens, ‘die in het midden van het paradijs Godts is’, weer open (Openb. 2:7).
voetnoot940
Vgl. de aant. op vs. 763; verloopen of vermant: gevlucht of overmeesterd.
voetnoot944
een streke bloeds, vgl. de aant. op vs. 46 en voor de bet. de woorden ‘pennestreek’ en ‘penseelstreek’; het schuld-blad deurgehaelt, vgl. de aant. op vs. 796.
[tekstkritische noot]953-964 A. ontbr.
voetnoot945
geef u: begeef u.
voetnoot946
plaesters: pleisters, vgl. 1 Petr. 2:24: ‘door wiens stramen gy genesen zijt.’
voetnoot948
verseert: gewond (vgl. voor deze bet. Ex. 22:10).
voetnoot951
uyt sich selven gaen: de oude mens afleggen, vgl. Eph. 4:22: ‘den ouden mensche, die verdorven wort door de begeerlickheden der verleydinge.’
voetnoot952
ongekruyst: zonder dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, vgl. Rom. 6:6, Gal. 5:24: ‘Maer die Christi zijn, hebben het vleesch gekruyst met de bewegingen en begeerlickheden.’
voetnoot953
onbebloed: zonder besprengd te zijn met het bloed van Christus, vgl. o.a. Hebr. 12:24.
voetnoot956
Vgl. Hoogl. 2:1: ‘Gelijck een lelie onder de doornen, also is mijne Vriendinne onder de dochteren’, hier op Christus toegepast.
voetnoot959
Nadien: Aangezien; wanbedrijf: ernstig misdrijf.
voetnoot961
vleesch en bloed: ‘de Nature, 't Vernuft, de Swackheyt ende Verdorventheyt des menschen’ (Trommius, Ned. Concord. 1750, I 217), vgl. Matth. 16:17, 1 Cor. 15:50.
voetnoot963
Vgl. Joh. 6:53-56, o.m.: ‘Die mijn vleesch eet, ende mijn bloet drinckt, die heeft het eeuwige leven.’
voetnoot964
ons' geesten ... ons sielen: onze geest ... onze ziel.
[tekstkritische noot]962 B. sinnen,' C. sinnen', (verdwaalde hoge komma).
965-966 A. Schep, schep in uwen Heer uw' hooghste welgevallen;
Want schoon ghy hem van allen
968 A. boven hem, niet buyten hem
973-980 A. ontbr.
voetnoot966
of ghy 't schoon: ofschoon gij het.
voetnoot968
Niet: Niets.
voetnoot969
waerd: kostbaar, dierbaar.
voetnoot970
d'eere: het eren.
voetnoot971
lijf: leven.
voetnoot972
mild: grootmoedig; ten besten geeft: opoffert.
voetnoot973
't stael: het zwaard; op uwen hals getogen: tegen u getrokken.
voetnoot974
kloekhertig: onbevreesd.
voetnoot975
trouw bestaen: daad van trouw.
voetnoot977-978
Vgl. Ps. 8:5: ‘Wat is de mensch dat gy sijner gedenckt? ende de sone des menschen, dat gy hem besoeckt?’ (overgenomen in Hebr. 2:6).
voetnoot979-980
te geval Des menschen: ten behoeve Van de mens.
voetnoot981
dat: wat.
voetnoot984
verckens lust: vraat- en drankzucht, genotzucht.
voetnoot988
keure voor: kieze als.
voetnoot991
't mijn: het mijne.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken