Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Goede vrydag ofte Het lijden onses heeren Jesu Christi (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Goede vrydag ofte Het lijden onses heeren Jesu Christi
Afbeelding van Goede vrydag ofte Het lijden onses heeren Jesu ChristiToon afbeelding van titelpagina van Goede vrydag ofte Het lijden onses heeren Jesu Christi

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Editeur

W.J.C. Buitendijk



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
elegie / klaagzang


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Goede vrydag ofte Het lijden onses heeren Jesu Christi

(1978)–Jeremias de Decker–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Christus gegeesselt, bespogen, bespot.

 
Moest ghy de strengheyd oock der Roomsche sede smaken,Ga naar voetnoot389
390[regelnummer]
O Jesu overgoed?
 
Ach! mogt uw lichaem niet aen 't schandig hout geraken,
 
't En zy door felle roên gepurpert in sijn bloed?Ga naar voetnoot392
 
 
 
Had dan de Rechter sich niet grof genoeg vergrepen,
 
Dat hy u dus verwees?Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
Dus schuldeloos verwees? ach! moest hy noch met sweepenGa naar voetnoot394-395Ga naar voetnoot395
 
En roeden morselen uw teer en edel vleesch?
 
 
 
De beulen toonen sich elk even seer verbolgen,Ga naar voetnoot397
 
Hunn' krachten heulen t'saem.Ga naar voetnoot398
 
Ik sie op elken slag een' ope wonde volgen,
400[regelnummer]
Op elken wederslag een' purper-roode straem.Ga naar voetnoot400
 
 
 
Amy! amy! die sweep komt op de teere lenden,Ga naar voetnoot401
 
Die op de ribben aen.
 
O mijn' versteende siel, sie, sie op wat ellendenGa naar voetnoot403
 
En smerten uwen Heer uw' vuyle lusten staen.Ga naar voetnoot404
[pagina 102]
[p. 102]
405[regelnummer]
Sie, sie hoe d'onschuld moet voor uwe schulden bloeden,
 
En stil en sonder stem
 
De grouwelijcke breuk vergelden en vergoeden,Ga naar voetnoot407
 
Die Adam had gemaekt, en ghy helaes! in hem.
 
 
 
Hoe kond ghy, kijckeren, dat smijten langer dulden?Ga naar voetnoot409
410[regelnummer]
Ach! weet ghy wien men slaet?
 
Men slaet de trouwe borg, die voor all' 's werelds schulden,
 
De borge, die voor mijn', die voor uw' schulden staet.Ga naar voetnoot412
 
 
 
Men slaet den teeren rug, die met ons' schelmeryen
 
Belast is al te swaer;Ga naar voetnoot414
415[regelnummer]
Men slaet de schouderen, die d'ons' van slagen vryen;Ga naar voetnoot415
 
Men slaet een' God in 't vleesch, een' God en mensch te gaêr.Ga naar voetnoot416
 
 
 
Wilt, beulen, aen dit vleesch uw' hand niet vorder schenden,Ga naar voetnoot417
 
Roert, roertse niet soo vlug:Ga naar voetnoot418
 
Die slag (gelooft'et vry) viel nutter op uw' lenden,Ga naar voetnoot419
420[regelnummer]
Die op des rechters borst, en die op mijnen rug.
 
 
 
Verkeerde rechter, seg, is 't niet genoeg gesmeten,Ga naar voetnoot421
 
Niet lang genoeg gewoed?
 
Ghy siet (ô wreed bedrijf!) den rug van een gereten,
 
De schouderen gevilt, den boesem rood van bloed:
 
 
425[regelnummer]
Ghy siet de sijden bey doorsweept aen alle zijden;Ga naar voetnoot425
 
En siet ghy dit verdriet,
 
Dit bitter lijden aen ontkleed van medelijden?Ga naar voetnoot427
 
Dit weenende gelaet, en, wreede, weent ghy niet?
[pagina 103]
[p. 103]
 
Och! noch al, noch al klinkt dat kletsen in mijn' oorenGa naar voetnoot429
430[regelnummer]
Van sweep en taye roe:
 
Daer valt de leste slag, of soud ick qualijk hooren?Ga naar voetnoot431
 
Ach neen; men bind hem los gemat tot swijmens toe.Ga naar voetnoot432
 
 
 
Maer sal de wreedheyd nu door 't woeden op de lenden
 
En sijden zijn verzaed?
435[regelnummer]
Neen, neen, nu salse sich tot hoofd en aensicht wenden,
 
En die voorgaende smert verdubbelen met smaed.
 
 
 
De Deugd schier uytgebloed, schier t'eenemael aen 't flauwen,Ga naar voetnoot437
 
En afgemartelt schier,
 
Valt van de felle vuyst der beulen in de klauwen
440[regelnummer]
Des woedenden soldaets, dat 's van den vloed in 't vier.Ga naar voetnoot440
 
 
 
Hier wordse weer bespot, bespogen en geslagen,
 
En van gewaed berooft;
 
Hier doetmen haer om 't lijf een slet van purper dragen,Ga naar voetnoot443
 
Een' spot-staf in de hand, een' sotskroon om het hoofd:
 
 
445[regelnummer]
Om 't hoofd, dat binnen sich een' wijsheid houd verholen,Ga naar voetnoot445
 
Waer by de wetenschap,
 
De wijsheyd en vernuft van all' des werelds scholen
 
Niet, niet als sotheyd is, als wind, als kinderklap.Ga naar voetnoot448
[pagina 104]
[p. 104]
 
Hier hoortse sich in spot Vorst, Prins en Koning noemen;Ga naar voetnoot449
450[regelnummer]
Maer, ongenadig rot,Ga naar voetnoot450
 
Ghy lapt de waerheyd uyt en meentse te verbloemen:Ga naar voetnoot451
 
Hy is het in de daed, 't geen ghy hem noemt in spot.
 
 
 
Flus riept ghy, lasteraer, tsa wil ons propheteren,Ga naar voetnoot453
 
Wie was het die u smeet?Ga naar voetnoot441-454Ga naar voetnoot454
455[regelnummer]
Nu kroont ghy hem met smaed: dus moet hy sich onteeren
 
Sien in sijn ampt van Prins, van Priester, van Propheet.Ga naar voetnoot456
 
 
 
Schaemt ghy u, boeven, niet, met fluymen te besmettenGa naar voetnoot457
 
Dat suyver aengesicht,
 
Waer voor de hemelen sich schamen en ontsetten,Ga naar voetnoot459
460[regelnummer]
Waer by de sterren self onsuyver zijn van licht?Ga naar voetnoot460
 
 
 
Maer wat ontsich, helaes! wat schaemte soud' u dwingen,Ga naar voetnoot461
 
Die selfs de vuyst verwoedGa naar voetnoot462
 
Soo fel daer tegens drijft, dat neus en mond ontspringen,Ga naar voetnoot463
 
En 't blond geslagen oog sijn' tranen mengt in t' bloed?Ga naar voetnoot464
[pagina 105]
[p. 105]
465[regelnummer]
Noch meer. de distelkroon hem om het hoofd gewondenGa naar voetnoot465
 
(Ondraechelijcken hoon!)
 
Die slaet, die drukt ghy neer, opdat hy soo veel' wonden
 
Mag dragen aen sijn hoofd, als prickels aen die kroon.Ga naar voetnoot468
 
 
 
O ghy mijn schuldig hert terstond van spijt ontstekenGa naar voetnoot469
470[regelnummer]
Ook om een kleen verwijt,Ga naar voetnoot470
 
Sie wat uw Koning lijd, ja lijd om uw' gebreken,Ga naar voetnoot471
 
Ia schuldeloos, ja stil en sonder morren lijd.
 
 
 
Ia sie hem vry te deeg van boven tot beneden,Ga naar voetnoot473
 
Sulx is des rechters wensch
475[regelnummer]
Die hem aldus verçiert doet voor elcx oogen treden,
 
En elk vermaent tot sien, en roept: Siet daer den mensch,Ga naar voetnoot476
 
 
 
Sie daer den mensche, mensch, ach! stel uw' ydelheden
 
Een weynig aen d'een sij.Ga naar voetnoot477-478
 
Wilt slechs een oogenblik aen dit tooneel besteden,
480[regelnummer]
En sie den mensch, sie God, maer mensche, mensch, om dy.Ga naar voetnoot480
 
 
 
Hier staet de Sone Gods des Hemels welgevallen,Ga naar voetnoot481
 
Verdrukt van helschen nijd:Ga naar voetnoot482
 
Voor allen staet hy hier, hier staet hy om ons allen,
 
Aen allen doende sien wat hy voor allen lijd.
[pagina 106]
[p. 106]
485[regelnummer]
Hier staet hy, die by God voor onse schuld moet spreken,Ga naar voetnoot485
 
Als stom en sonder mond:
 
Ach! ach! die 't all vertroost, staet hier van troost versteken:Ga naar voetnoot487
 
Die 't all' verlost, geboeyt: die 't all geneest, gewond.
 
 
 
Is dit het aengesicht, zijn dit de frisse kaken
490[regelnummer]
Van 's Hemels bruydegom,Ga naar voetnoot490
 
Waer op het blos in 't blank soo vierig plag te blaken,Ga naar voetnoot491
 
Het purper van de roos in 't sneeu der leliblom?
 
 
 
Is dit die schoone vriend die ieder deed ontvonken,Ga naar voetnoot493
 
Die beyde rood en wit,Ga naar voetnoot494
495[regelnummer]
Wiens oogen lieffelijk als duyven-oogen blonken,
 
Wiens mond was als korael, wiens geurig hair als git?Ga naar voetnoot496
 
 
 
Ach! ach! hoe siet hy nu, hoe jammerlijk vervallen,Ga naar voetnoot497
 
Hoe flaeu en ongedaen!Ga naar voetnoot498
 
Van all' die aerdigheyd en sien wy niet met allen;Ga naar voetnoot499
500[regelnummer]
't Is all door smert en smaed, door hertseer all vergaen.Ga naar voetnoot500
 
 
 
Helaes! men siet aen hem van boven tot beneden
 
Geen lid dat niet en lijd:
 
Sijn voorhoofd is gebuylt, sijn' sijden zijn doorsneden,Ga naar voetnoot503
 
Sijn' oogen vol verdriet, sijn' ooren vol verwijt,Ga naar voetnoot504
[pagina 107]
[p. 107]
505[regelnummer]
Sijn' lippen doodsch en bleeck, sijn' kaken ingevallen,
 
Sijn' hairen stijf van bloed;
 
En 't welk noch harder drukt, ja swaer valt boven allen,
 
Hy draegt in 't seerig lijf noch seeriger gemoed.Ga naar voetnoot508
 
 
 
O ghy, die spottelijk all' 't aerdrijk loopt beroerenGa naar voetnoot509
510[regelnummer]
Om ik en weet wat kroon,Ga naar voetnoot510
 
Siet welk' een' hoon-kroon hier der Vorsten voogd moet voeren,Ga naar voetnoot511
 
Ia voert vrywilliglijk, om ons t'ontslaen van hoon.Ga naar voetnoot512
 
 
 
Leert eens de sotte sucht tot 's werelds eer vergetenGa naar voetnoot513
 
Door liefde tot de sijn',Ga naar voetnoot514
515[regelnummer]
Die t'uwen besten heeft een' staf een rijk versmeten,Ga naar voetnoot515
 
Daer all' uw' staven stof, uw' rijcken rook by zijn.Ga naar voetnoot515-516
 
 
 
Ach! die om ydel' eer met vier en yser woeden,Ga naar voetnoot517
 
Of om een' lichten hoon
 
De wereld jammerlijk hier roocken doen, daer bloeden,
520[regelnummer]
't Sijn roovers, stroopers sijn 't, al draegt hun hoofd een' kroon.
 
 
 
O ghy, die kinderlijk op hairlok of op kleerenGa naar voetnoot521
 
Verwaende lusten voed,Ga naar voetnoot522
 
Treet toe tot dit tooneel, siet, siet, hoe 't hair uws Heeren
 
Om uw verwijft gebaer deurpoeyert hangt van bloed:Ga naar voetnoot524
[pagina 108]
[p. 108]
525[regelnummer]
Hy moet om uwen' t wil een hoofd vol wonden dragen,
 
En soud ghy wel een' schaer
 
Ter liefde van dat hoofd door uwen hairbos jagen?
 
Neen, neen; uw Heer is u min waerdig als uw hair.Ga naar voetnoot528
 
 
 
O ghy, die uwen buyk tot God maekt van uw' herten,Ga naar voetnoot529
530[regelnummer]
Treed ook al herwaerts aen,
 
Siet eens hoe uwen Heer uw' quade lusten smerten,Ga naar voetnoot531
 
En op wat wonden hem uw' weelde-vonden staen:Ga naar voetnoot532
 
 
 
Sijt ghy niet fraey gestelt om voor sijn' eer te lijden,Ga naar voetnoot533
 
Die niet den minsten lust,
535[regelnummer]
Den minsten buyklust soud om sijnent wil besnijden,Ga naar voetnoot535
 
Al mogt sijn' smert daer door en lijden sijn gesust?Ga naar voetnoot536
 
 
 
O ghy, die 't goud als God verheft in uw' gemoeden,Ga naar voetnoot537
 
Ghy word hier ook genood,
 
Komt by, siet hoe om u de Gever aller goeden,Ga naar voetnoot539
540[regelnummer]
Die 't all aen allen schenkt, van allen staet ontbloot.Ga naar voetnoot540
 
 
 
Ghy, die soo vierig sijt in schijven op te hoopen,Ga naar voetnoot541
 
Ghy (heb ik dik gedocht)
 
En soud den Sone Gods van 't kruys niet willen koopen
 
Tot noch geringer prys als Iudas hem verkocht.
[pagina 109]
[p. 109]
545[regelnummer]
En ghy, betoont ghy u noch even stijf van sinnen,Ga naar voetnoot545
 
Onmenschelijcke schaer?
 
Kan dit droef schouspel dan niet op uw' herten winnen?Ga naar voetnoot547
 
Is 't noch al; kruyst den boef, kruyst, kruyst den lasteraer?Ga naar voetnoot548
 
 
 
Ghy siet sijn teeder vleesch tot stervens toe doorslagen;Ga naar voetnoot549
550[regelnummer]
Noch perst ghy hem verwoedGa naar voetnoot550
 
Op dien gevilden rug 't vervloekte kruys te dragenGa naar voetnoot551
 
Tot die vervloeckte plaets alwaer 't hem dragen moet.Ga naar voetnoot552
 
 
 
Sijn bloed en tranen-nat en kan u niet versaden,
 
Ghy vordert noch sijn sweet.Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
Ach! siet hoe hy geboogt, gebukt gaet en beladen,Ga naar voetnoot555
 
En schier tot elcken stap beswijmelt dien hy treed.Ga naar voetnoot556
 
 
 
Siet hoe de wreedheyd hem met sweepen groet en roedenGa naar voetnoot557
 
Soo ras hy iet vertraegt.
 
Soo, soo, Cyrener, soo, vat aen en help dien moedenGa naar voetnoot559
560[regelnummer]
't Kruys dragen, 't welk hy ook tot uwen besten draegt.Ga naar voetnoot560
 
 
 
Ghy helpt het Offerlam sijn eygen alter dragen,Ga naar voetnoot561
 
Dien alter, die terstond
 
Een offer dragen sal, 't welk God met ons verdragenGa naar voetnoot563
 
En d'offers schorten sal vereyscht in 't oud verbond.Ga naar voetnoot564
[pagina 110]
[p. 110]
565[regelnummer]
Dus trad hem Isac voor, die op sijn' moede ledenGa naar voetnoot565
 
Hier ook sijn slachtbank brogt,Ga naar voetnoot566
 
Dus treed hy 't voorbeeld na, maer och! op dat hy hedenGa naar voetnoot567
 
Dat groote werk volvoer, 't welk Isac niet vermogt.
 
 
 
Men drijft hem als een boef verachtelijk na buyten;
570[regelnummer]
Ach! kond ghy, kond ghy hem
 
Hem, wreed Ierusalem, uyt uwe vesten sluyten,Ga naar voetnoot571
 
Die 't kruys den sleutel draegt van 't nieu Ierusalem?Ga naar voetnoot572
 
 
 
Hy word gelijk een' pest een' schandvleck uitgestooten,Ga naar voetnoot573
 
Nochtans met reyner bloed
575[regelnummer]
En hebt ghy, Joden, noyt uw' alteren begoten,
 
Dat tuygt u Pontius, dat tuygt u uw gemoed.Ga naar voetnoot576
 
 
 
[Soo wierd de roode Koe oock voormaels uytgedreven;Ga naar voetnoot577
 
Soo sagmen haer voorheen
 
Door 't bloedig offermes oock buyten 't leger sneven.Ga naar voetnoot579
580[regelnummer]
Hoe geestig komen beeld en leven overeen!]Ga naar voetnoot580
[pagina 111]
[p. 111]
 
Hoe dringt, hoe woelt men hier! de Stad schijnt uytgelatenGa naar voetnoot581
 
En over 't veld gespreyd:Ga naar voetnoot582
 
't Krielt hier van vrouwen, mans, van Priesters en soldaten;
 
D'een scheld hier, d'ander swijgt; d'een lacht hier, d'ander schreyt:Ga naar voetnoot584
 
 
585[regelnummer]
Maer 't vrouwelijck geslacht voornamelijck bewogenGa naar voetnoot585
 
Met 's Heylands diepe smert,
 
Volgt sijn' bebloeden stap met rood bekretene oogen;
 
't Welk hem omsiende noch dees' woorden wringt van 't hert:Ga naar voetnoot588
 
 
 
Ghy Salems dochteren, laet (segt hy) af van weenen,Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
Laet af, bedrukte schaer;Ga naar voetnoot590
 
Soo 't u om rampen lust of jammeren te stenen,
 
Steent om de mijne niet, maekt over d'uw' misbaer:
 
 
 
Want dagen staen u haest en tijden te verwachtenGa naar voetnoot593
 
Soo bange, soo beswaert,Ga naar voetnoot594
595[regelnummer]
Dat elk die borst en buyk sal voor gesegent achten,Ga naar voetnoot595
 
Die noyt gesoogt en heeft, die noyt en heeft gebaert.Ga naar voetnoot589-596
[pagina 112]
[p. 112]
 
Dus naekt, dus nadert hy met sweeten en met stenen
 
Den heuvel, dien de doodGa naar voetnoot598
 
Met schedels heeft besaeyt, en half verrotte beenen,
600[regelnummer]
Op dat hy haer aldaer als in haer vest bestoot.Ga naar voetnoot600
 
 
 
Daer klimt, daer houd hy stal, soo mat in all' sijn' ledenGa naar voetnoot601
 
Als in sijn' siel bedroeft:
 
Daer word de Deugd gebloot van boven tot beneden,Ga naar voetnoot603
 
Daer staetse moedernaeckt in 't midden van 't geboeft.
 
 
605[regelnummer]
Daer strekt men haer op 't hout: waer laet ick nu mijn' oogen?
 
Soo wreed een 'raseryGa naar voetnoot606
 
En is myn teer gesicht niet machtig te gedoogen:Ga naar voetnoot607
 
Amy! mijn hert beswijkt; ick geef my aen d'een zy.Ga naar voetnoot608

voetnoot389
Roomsche sede: Romeinse gebruik (Kantt. bij Matth. 27:26: ‘De Romeynen hadden ... de gewoonte, datse de gene die tot de doot verwesen waren, eerst opentlick deden geesselen’).
voetnoot392
't En zy: Tenzij eerst; gepurpert: rood gekleurd; sijn, nl. van het lichaam.
voetnoot394
verwees: veroordeelde.
voetnoot394-395
dus: zó, op deze wijze.
voetnoot395
noch: ook nog.
voetnoot397
even seer verbolgen: even grimmig.
voetnoot398
heulen t'saem: verenigen zich (tot een gemeenschappelijk doel).
voetnoot400
wederslag: volgende slag (van de tweede beul); straem: striem.
voetnoot401
Amy: Ai mij; die ... die: de ene ... de andere.
voetnoot403
versteende: steenharde (in tegenstelling met teere lenden).
voetnoot404
smerten: pijnen.
[tekstkritische noot]417 A. voorder
voetnoot407
breuk: misstap, zonde; vergelden: betalen (voor); vergoeden: weer goed maken.
voetnoot409
kond: kunt; smijten: slaan.
voetnoot412
staet: aansprakelijk is.
voetnoot414
belast: beladen.
voetnoot415
van ... vryen: vrijwaren voor.
voetnoot416
een' Godt in 't vleesch: een vleesgeworden God; te gaêr: te zamen.
voetnoot417
uw' hand ... schenden: u vergrijpen.
voetnoot418
Roert: Beweegt.
voetnoot419
vry: voorzeker.
voetnoot421
Verkeerde: Ontaarde; gesmeten: geslagen.
voetnoot425
sijden-zijden: men lette op het kunstmatig verschil tussen de begrippen ‘zijde’ in engere en ruimere zin (vgl. Stv. zijn esse en sijn suus); doorsweept: met zweepslagen doorstriemd; aen alle zijden: overal.
voetnoot427
ontkleed: ontbloot.
[tekstkritische noot]447 A. 't vernuft
voetnoot429
noch al: nog steeds.
voetnoot431
qualijck: niet goed.
voetnoot432
gemat: uitgeput.
voetnoot437
De Deugd, vgl. aant. bij vs. 259; schier uytgebloed: bijna doodgebloed; t'eenemael: helemaal; aen 't flaeuwen: op het punt te bezwijmen.
voetnoot440
des woedenden soldaets: van de tierende soldaten, vgl. Matth. 27:27: ‘Doe namen de krijghsknechten des Stadthouders Jesum met haer in het Rechthuys, ende vergaderden over hem de gansche bende’; van den vloed in 't vier: van de ene onaangename toestand in de andere, vgl. de uitdr. uyt de roock in 't vier (Stoett, Ned. Spreekw. II, no 1920).
voetnoot443
slet: versleten kledingstuk, vod.
voetnoot445
verholen: verborgen.
voetnoot448
niet als: niets dan; kinderklap: kinderpraat.
[tekstkritische noot]452-456 A. ontbr.
voetnoot449
se, nl. de Deugd, Christus.
voetnoot450
ongenadig rot: wrede bende.
voetnoot451
lapt ... uyt: flapt ... uit; en: terwijl ge.
voetnoot453
Flus: Kort tevoren, Zoëven, nl. in de vergadering van het Sanhedrin, vgl. Matth. 26:67-68: ‘Doe spogen sy in sijn aengesichte, ende sloegen hem met vuysten. Ende andere gaven hem kinnebacksslagen, seggende, Propheteert ons Christe, wie is 't die u geslagen heeft?’; propheteren: onthullen hetgeen verborgen is.
voetnoot441-454
Vgl. Matth. 27:27-28: ‘Ende als sy hem ontkleet hadden, deden sy hem eenen purperen mantel om. Ende een kroone van doornen gevlochten hebbende, setteden (die) op sijn hooft, ende eenen rietstock in sijne rechter(hant): ende vallende op hare knijen voor hem, bespotteden sy hem, seggende, Weest gegroet, gy koningh der Joden.’
voetnoot454
smeet: sloeg.
voetnoot456
van Prins, van Priester, van Propheet: het ‘drievoudig ambt’ van Christus. Deze trias is te vinden in Zondag 12 van de Heid. Cat. en is o.a. gebaseerd op Deut. 18:15, Ps. 110:4, Ps. 2:6. Als koning werd Chr. onteerd door de spotkroon, als profeet door de spot inzake het profeteren, als priester door de betiteling (Gods)lasteraer.
voetnoot457
fluymen, vgl. Matth. 27:30: ‘Ende op hem gespogen hebbende, namen sy den rietstock ende sloegen op sijn hooft.’
voetnoot459
Waer voor enz., nl. nu het zo met speeksel besmet is.
voetnoot460
Waer by: Waardoor; self: zelfs; onsuyver van licht: dof (vgl. suyver in vs. 458: het heelal lijdt mee met de Zoon van God).
voetnoot461
ontsich: eerbiedige vrees; dwingen: in toom houden.
voetnoot462
de vuyst verwoed: de dolle vuist.
voetnoot463
daer tegens drijft: erop laat neerkomen; ontspringen: openspringen, beginnen te bloeden.
voetnoot464
blond: bont en blauw (eig. geelachtig blauw).
[tekstkritische noot]470. oock tekst heeft Ook zonder c.
477 C. Siet
voetnoot465
distelkroon: doornenkroon. De woorden doornen en distelen worden in de Stv. op tal van plaatsen in één adem genoemd.
voetnoot468
prickels: doornen.
voetnoot469
van spijt ontsteken: van woede ontstoken, in drift ontbrand.
voetnoot470
oock: zelfs.
voetnoot471
gebreken: boze neigingen.
voetnoot473
sie: bezie; te deeg: goed, met volle aandacht.
voetnoot476
vermaent: aanspoort; vgl. Joh. 19:5: ‘Jesus dan quam uyt, dragende de doornen kroone, ende het purperen kleet. Ende (Pilatus) seyde tot haer, Siet, de mensche.’
voetnoot477-478
stel uw' ydelheden ... aen d'een sij: laat uw nietswaardige vermaken nu eens varen.
voetnoot480
maer mensche, mensch, om dy: maar mens geworden, o mens, om u.
voetnoot481
des Hemels welgevallen, vgl. Matth. 3:17 (bij de doop van Jezus door Johannes): ‘Ende siet, een stemme uyt de hemelen, seggende, Dese is mijn Sone, mijn geliefde, in den wekken ick mijn welbehagen hebbe’, en Matth. 17:5 (bij de verheerlijking op de berg).
voetnoot482
van: door; nijd: vijandschap.
[tekstkritische noot]500 A. hartseer
voetnoot485
voor ... spreken: zich borgstellen voor, 1.: opkomen voor; om ‘spreken’ te behouden mét de tegenstelling in volgend vs. zou ik ‘vertalen’: ten beste spreken, pleiten.
voetnoot487
versteken: beroofd.
voetnoot490
's Hemels bruydegom: Christus, zo genoemd op grond van het Hooglied, Ps. 45, Openb. 19 en 21, in mystiek huwelijk verbonden met de Bruid, d.i. de kerk.
voetnoot491
het blos: de blozende kleur; vierig: vurig; plag te blaken: eertijds gloeide.
voetnoot493
die schoone vriend, vgl. Hoogl. 5:16: ‘Sulck een is mijn Liefste, ja sulck een is mijn Vrient, gy dochters van Jerusalem’; ontvonken: in liefde ontvlammen.
voetnoot494
rood en wit (nl. was), vgl. Hoogl. 5:10: ‘Mijn Liefste is blanck ende root’; duyven-oogen: ‘Sijne oogen zijn als der duyven by de waterstroomen’ (vs. 12).
voetnoot496
als korael, vgl. ‘Uwe lippen zijn als een scharlaken snoer’ (van de bruid gezegd, Hoogl. 3:4); als git, vgl. ‘sijne hairlocken zijn gekrult, swart, als een rave’ (5:11).
voetnoot497
siet hy nu: ziet hij er nu uit. De volgende verzen zijn geïnspireerd door de profetieën over de lijdende knecht des Heren (Ps. 22, Jes. 53); vervallen: uitgeteerd.
voetnoot498
flaeu: krachteloos, mat; ongedaen: lelijk, afzichtelijk.
voetnoot499
aerdigheyd: schoonheid.
voetnoot500
smert: pijn; smaed: hoon; hertseer: zielsverdriet; vergaen: verloren gegaan.
voetnoot503
gebuylt: met builen bedekt.
voetnoot504
sijn' ooren vol verwijt: hij hoort nog al de tot hem gerichte woorden van hoon.
voetnoot508
't seerig lijf: het pijnlijk lichaam; seeriger gemoed: groter zielepijn, 1.: pijnlijker zielsgesteldheid.
voetnoot509
spottelijk: tot spot (van anderen); beroeren: in beroering brengen.
voetnoot510
ik en weet wat kroon: ik weet niet wat voor een kroon.
voetnoot511
der Vorsten voogd: der vorsten heer, vgl. Openb. 1:5: Jezus Christus, ‘de Overste der koningen der aerde’; 17:14: ‘want het (Lam) is een Heere der heeren, ende een Koningh der koningen’ (ook 19:16).
voetnoot512
ontslaen: bevrijden; hoon: schande.
voetnoot513
sucht: begeerte.
voetnoot514
de sijn', nl. de eer van hem ...
voetnoot515
t'uwen besten: om uw bestwil; staf: scepter; versmeten: verworpen.
voetnoot515-516
Vgl. de geschiedenis van de verzoeking in de woestijn, inz. Luc. 4:5-8, waar Christus al de macht en de heerlijkheid van al de koninkrijken der wereld verwerpt; voorts Joh. 18:36: ‘Mijn Koninckrijck en is niet van dese werelt: Indien mijn Koninckrijck van dese werelt ware, soo souden mijne dienaers gestreden hebben, op dat ick den Joden niet en ware overgelevert.’
voetnoot517
met vier en yzer woeden: oorlog voeren.
voetnoot521
kinderlijk: onwijs, dwaselijk; op ... op: met ... met.
voetnoot522
Bet.: aan wulpse begeerten voedsel geeft, 1.: opgeblazen begeerten koestert.
voetnoot524
gebaer: uiterlijk; deurpoeyert: doordrenkt (met bijgedachte aan het haarpoeder der vrouwen).
voetnoot528
waerdig als: waard dan.
voetnoot529
Vgl. Philipp. 3:18-19: ‘vyanden des kruyces Christi ... welcker Godt is de buyck’.
voetnoot531
smerten: pijn doen.
voetnoot532
weelde-vonden: grillen door genotzucht ingegeven; staen: te staan komen.
voetnoot533
fraey gestelt: uitstekend geschikt (ironisch).
voetnoot535
buyklust: vleselijke begeerte; besnijden: besnoeien.
voetnoot536
gesust: gelenigd.
voetnoot537
als God verheft: als Mammon eert, vgl. Kantt. op Matth. 6:24: ‘Is een Syrisch woort, ende beteeckent rijckdom, winste, ofte schatten, die de menschen dickmael als eenen Godt eeren ende dienen.’
voetnoot539
Komt by: Komt dichterbij; aller goeden: van alle zegeningen.
voetnoot540
van allen: van alles; een datief mv., die in de Stv. veel voorkomt, b.v. Hand. 20:35, Phil. 4:12, 1 Tim. 4:15, Tit. 2:9, 10, Hebr. 7:2); staet ontbloot: is beroofd.
voetnoot541
vierig: vol ijver (vgl. voor deze bet. Neh. 3:20 en Kantt.).
[tekstkritische noot]547 A. harten
voetnoot545
stijf van sinnen: stijfzinnig, onvermurwbaar.
voetnoot547
niet op uw' herten winnen: niet uw hart vertederen.
voetnoot548
noch al: nog steeds, 1.: toch, nochtans.
voetnoot549
doorslagen: doorwond.
voetnoot550
perst: noopt; verwoed: ontzind.
voetnoot551
vervloekte kruys, vgl. Gal. 3:13: ‘Want daer is geschreven, Vervloeckt is een yegelick die aen het hout hanght.’
voetnoot552
vervloeckte plaets: Golgotha of ‘hooftscheelplaetse’ (‘Of, plaetse des beckeneels, of, der hooftpanne, welcke plaetse alsoo schijnt genaemt te zijn, om dat aldaer de justitie plagh te geschieden, ende over sulcks vele dootshoofden van misdadige aldaer gevonde wierden’ (Kantt. Matth. 27:33)
voetnoot554
sweet, nl. door de inspanning van het dragen van het kruis.
voetnoot555
geboogt: gekromd (lett.: boogvormig).
voetnoot556
tot: bij.
voetnoot557
groet: ranselt.
voetnoot559
Cyrener, vgl. Luc. 23:26: ‘Ende als sy hem wech leydden, namen sy eenen Simon van Cyrenen, komende van den acker, ende leyden hem het kruyce op, dat hy 't achter Jesum droege.’
voetnoot560
tot uwen besten: om uw bestwil: voorstel voor omschrijving: tot uw voordeel, voor uw zieleheil.
voetnoot561
Offerlam: Lam Gods, voor de zonden der wereld geslacht; alter: altaar; Christus is priester (offeraar op het altaar) en offer tegelijk (Hebr. 10:10-12).
voetnoot563
verdragen: verzoenen.
voetnoot564
schorten: doen ophouden: 't oud verbond: het Oude Testament. Vgl. voor de afdoening van de ceremoniële wet en over de verzoening met God door het kruis: Hebr. 8-10, Eph. 2:14-16.
[tekstkritische noot]577-580 alleen in C.
voetnoot565
Isac, prefiguratie van Christus, vgl. Gen. 22:1-19; Kantt. op vs. 2: Abrahams offerande ‘kan ons eenighsins afbeelden het genaden-werck Godes, die sijnen eygenen welbeminden Sone niet gespaert, maer voor ons allen overgegeven heeft, om onse sonden te dragen op het hout’.
voetnoot566
Hier, nl. in het land Moria, vgl. Gen. 22:2 en de Kantt.: ‘Dit is het lant daer in Jerusalem gelegen, ende de Tempel op den bergh Morija gebouwt is’; sijn slachtbank, vgl. vs. 6: ‘Ende Abraham nam het hout des brand-offers, ende leyde 't op Isaac sijnen sone.’
voetnoot567
't voorbeeld: het prototype.
voetnoot571
wreed Ierusalem, vgl. Matth. 23:37: ‘Jerusalem, Jerusalem, gy die de Propheten doodet, ende steenight die tot u gesonden zijn’; uyt uwe vesten: buiten uw muren.
voetnoot572
den sleutel, vgl. Jes. 22:22: ‘Ende ick sal den sleutel des huys Davids op sijne schouder leggen’, hetgeen blijkens Openb. 3:7 op Christus ziet: ‘de Heylige, de Waerachtige, die den sleutel Davids heeft’; 't nieu Ierusalem: de hemel, vgl. Openb. 3:12 en 21:2.
voetnoot573
pest: verderfelijk mens (vgl. Hand. 24:5, waar Paulus ‘een peste’ genoemd wordt door de hem vijandig gezinde joden.
voetnoot576
tuygt: verzekert; Pontius: Pilatus, vgl. aant. bij vs. 343; uw gemoed, vgl. Luc. 23:48: ‘Ende alle de scharen, die daer te samen gekomen waren om dit te aenschouwen, siende de dingen, die geschiet waren, keerden wederom slaende op hare borsten.’
voetnoot577
de roode Koe: de ‘roode volkomene veerse, in dewelcke geen gebreck en zy, op dewelcke geen jock gekomen en zy’ uit Num. 19:1-10; zij werd ‘buyten den leger’ geslacht; de as ervan werd vermengd met water: dit was ontzondigingswater, dat onrein vlees reinigde, als het erop gesprenkeld werd. Deze ganse ceremonie was prefiguratief, gelijk blijkt uit Hebr. 9:13; voormaels: eertijds.
voetnoot579
leger: legerplaats, vgl. Hebr. 13:11-13: ‘Daerom heeft oock Jesus, op dat hy door sijn eygen bloet het volck soude heyligen, buyten de poorte geleden. Soo laet ons dan tot hem uytgaen buyten de legerplaetse, sijne smaetheyt dragende’; sneven: sterven.
voetnoot580
geestig: sprekend.
[tekstkritische noot]585-596 A. ontbr.
voetnoot581
de Stad schijnt uytgelaten: het lijkt of men de hele stad naar buiten heeft laten gaan; vgl. Luc. 23:27: ‘Ende een groote menigte van volck, ende van vrouwen volghde hem.’
voetnoot582
gespreyd: verspreid.
voetnoot584
scheld: schimpt.
voetnoot585
't vrouwelijck geslacht voornamelijck: vooral vrouwen, vgl. Luc. 23:27: ‘vrouwen ... welcke oock weenden ende hem beklaegden’.
voetnoot588
wringt van 't hert: met moeite afperst.
voetnoot589
Salem: oude naam voor Jeruzalem (Gen. 14:18); laet af van: houdt op met.
voetnoot590
bedrukte schaer: bedroefde mensen.
voetnoot593
haest: weldra.
voetnoot594
beswaert: bitter zwaar.
voetnoot595
die, met klemtoon.
voetnoot589-596
Vgl. Luc. 23:28-29: ‘Gy dochters van Jerusalem, en weent niet over my, maer weent over u selven, ende over uwe kinderen. Want siet daer komen dagen, in welcke men seggen sal, Saligh (zijn) de onvruchtbare, ende de buycken die niet gebaert en hebben, ende de borsten die niet gezooght en hebben.’
[tekstkritische noot]597 A. Hy naeckt, helaes! hy naeckt met sweeten en met steenen
voetnoot598
Vgl. aant. op vs. 552.
voetnoot600
haer, nl. de Dood (dus als vrouwelijk wezen gezien); vest: vesting; bestoot: aantast.
voetnoot601
houd hy stal: blijft hij staan; soo mat ... Als: even moe ... Als hij ... is.
voetnoot603
de Deugd, vgl. de aant. op vs. 259; gebloot: ontbloot.
voetnoot606
rasery: woest optreden.
voetnoot607
teer gesicht: ogen die weinig kunnen verdragen; is ... machtig te gedoogen: kan lijdelijk aanzien.
voetnoot608
geeft my: begeef me, ga, aen d'een zy: terzijde.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken