Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Klanten (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Klanten
Afbeelding van KlantenToon afbeelding van titelpagina van Klanten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

anekdotes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Klanten

(1936)–Wies Defresne–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 4]
[p. 4]

à mon cher Adrien

[pagina 5]
[p. 5]

I

Wanneer ik aan die jaren terugdenk, komt de winkel in mijn herinnering en de huiskamer er achter, die na het sluitingsuur met een gordijn van de zaak gescheiden werd. Ik denk er aan, dat ik naar boven moest, juist als de gezelligheid er 's avonds opborrelde in den vorm van vrienden en gesprekken over kunst. Om onze liefde voor kunst kenbaar te maken, hadden wij schilderijen verzameld en veel oud koper en tin op de lambrizeering langs den muur, op kasten, piano en étagère.

Het licht kon er zoo gezellig in glimmen. Tegen tien uur, half elf werd er een borrel geschonken en dan moest ik naar bed. Als ik de kamer inriep: ‘goeie nacht allemaal’, zei mijn jongste broer altijd: ‘kleine meisje's bedtijd.’

Wanneer ik den winkel doorloop, is dat heel plezierig. De verchroomde toonbank glinstert mij tegen, de ontelbare glaasjes lachen mij toe en de vele fles-

[pagina 6]
[p. 6]

schen met hun kleurigen inhoud zijn prettig om naar te kijken.

De winkeldeur piept en zucht. Om naar boven te komen moet ik het kleine gangetje door. Als de zware trapdeur achter mij is dichtgeslagen, is 't zoo prettig niet meer. De huiskamer, haar intieme gezelligheid kan ik mij nu niet meer voorstellen. Ik ben bang voor het kraken der treden, dat iederen avond anders is en voor de diepe nis, die ik in 't donker niet zien kan. Ik verbeeld mij dat er iemand op de bank van den overloop zit. Ik schuifel langs den muur tot in den hoek direct links om de deur en luister aan 't hoorbuisje, dat de keuken met de huiskamer verbindt. Ik hoor, dat juist de klanten, die moeder overdag met de meeste consideratie behandelt, door de modder worden gesleurd. Nu ontdek ik ook, dat 't met onze jenever van veertig procent geen zuivere koffie is, want moeder vraagt beneden vlak bij 't hoorbuisje aan mijn broer, of hij vandaag al gemengd heeft.

[pagina 7]
[p. 7]

Mijn jongste broer vertelt, dat mevrouw Schonebeek de door ons geleverde cognac te straf op de tong vindt. De twaalf liter zullen voor een zachter kwaliteitje geruild worden. En de twee flesschen cider, die mijn broer met ring-gooien op de kermis gewonnen heeft, zijn bij vergissing voor Champagne verkocht.

Moeder vraagt aan de jongens, of ze asjeblieft in de buurt willen blijven als de Zool er is. Dan roept een van de vrienden:

- Weten jullie dat Maximiliaan op springen staat?

Ze praten nu allen zóó heftig door elkaar, dat ik van zenuwachtigheid begin te trappelen. Ik weet, dat moeder vannacht niet slapen zal van angst voor het geld, dat zij er bij kan inschieten, en dat mijn broers moeten zorgen tegen acht uur bij hem te zijn om te redden wat er nog te redden valt.

- Spaar je de moeite! roept weer een van de vrienden, hij heeft enkel water

[pagina 8]
[p. 8]

in z'n flesschen en vaten!

Het is beneden nu zóó rumoerig, dat ik bang ben om nog in de keuken te blijven. Ik loop haastig de trap op naar de slaapkamer en daar, bij 't zien van het door de straat verlichte venster, voel ik mij veiliger.

Ik sta gedachteloos voor het groote bed en kleed mij in het donker uit. Er komt van buiten voldoende licht naar binnen, vindt moeder. Wanneer ik onder de dekens lig, denk ik te kunnen slapen. Ik hoor de langzame klopjes van mijn hart. Ik ga ze tellen en probeer ze te regelen. Mijn ooren beginnen zachtjes te suizen en daar doorheen hoor ik duidelijk stemmen en veel rumoer op straat.

Menschen loopen te zamen.

Ze kijken naar mijn venster en ik weet nu, dat het huis onder mij in vlammen staat. Moeder roept:

- Kind, kind!

Ik loop hard naar het raam en zie de rustige leege straat. De koude nachtlucht is rondom mij. Dan zeg ik tegen

[pagina 9]
[p. 9]

mezelf: ‘wat is dàt nou?’

Als ik weer in bed lig, roep ik hardop: Jìj ligt hier en zìj zijn beneden, dàt is het verschil!

Mijn hart klopt langzamer en zwaarder. Het rumoer komt weer opzetten. Menschen dringen ons huis binnen en halen mijn moeder weg. Ze grijpen haar en sleuren haar naar buiten. Ik zie het: ze ligt onder mijn venster vertrapt en bebloed. Ik moet haar toch helpen! Ik durf de trap niet af en voel mij ziek.

Mag ik niet blijven leven?

Terwijl ik mijn hoofd in het kussen van moeder druk en de geur van haar haren inadem, die er op is achtergebleven, denk ik: straks komt ze. Ik weet het toch zeker. Ze moet het bed immers met mij deelen.

Mijn lijf is nat, alles benauwt mij.

's Morgens klaagt moeder:

- Kind, je moet je beter toedekken voor je slapen gaat.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken