Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Klanten (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Klanten
Afbeelding van KlantenToon afbeelding van titelpagina van Klanten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

anekdotes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Klanten

(1936)–Wies Defresne–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 14]
[p. 14]

III

- Mooi weertje vandaag! zeg ik tegen een winkelklant, die binnenkomt.

Mijn broer roept vanuit de kamer:

- Zeg toch niet altijd hetzelfde, het regent verdorie.

Ik schrik. Ik wil mij van dien regen overtuigen, maar kan door de beslagen winkelruit niets zien.

Voor alle zekerheid zeg ik tegen den volgenden klant:

- Slecht weertje vandaag, meneer! Niemand spreekt mij tegen. Het kan voor mij trouwens mooi en slecht weer tegelijk zijn, als hij daar binnen maar zijn mond houdt.

Moeder zegt tegen hem:

- Ga jij dan achter de toonbank, maar kijk de klanten niet de deur uit.

Mijn broer antwoordt kortaf:

- Uitdrinken, betalen en weg! Ik weet trouwens niet wat ik moet zeggen tegen zoo'n vent, die meer dan een uur den grootsten onzin staat uit te kramen.

[pagina 15]
[p. 15]

Dan zeg je maar ‘ja’ of ‘nee’ en ‘zoo is 't’, weerlegt moeder.

Mijn broer blijft echter toch liever binnen zitten, als er weer een klant komt. Moeder roept mij in de kamer en gaat dan zelf.

- Daar heb je zoo'n onzin uitkramende meneer, smaalt mijn broer.

Ik vind ook, dat zij 't slecht getroffen heeft met Jaspers.

Zijn grijze knevels, waarvan de haren als hij drinkt tot op den bodem van zijn glaasje slieren, hangen er vochtig en troosteloos bij. Als hij gedronken heeft, slurpt hij, met zijn onderlip naar voren, de in zijn snor achtergebleven jenever naar binnen.

Zijn platte, scheeve, vettige pet zakt tot op de borstelige wenkbrauwen, die slordig voor de waterige oogen hangen en aan den langen puntneus: een droppel. Die droppel heeft mij al urenlang beziggehouden, alleen maar door er te hangen. Ik heb hem herhaalde malen in 't oog gehouden, terwijl ik de klanten be-

[pagina 16]
[p. 16]

diende. Ik had dan moeite met afrekenen en morste het kostbare vocht, zooals Jaspers het noemt.

Want: waar zou die droppel vallen?

In zijn langen baard?

In het volle licht van onzen winkel moest ik hem dan toch zien glinsteren als een dauwdroppel in struikgewas.

Zal hij in zijn jenever terecht komen? Ik vermoed, dat moeder geen belangstelling voor dien droppel heeft. Ze moet zich dus wel zeer vervelen; verder is er toch aan dien heelen Jaspers niets belangwekkends te zien!

Nadat zij voor hem een dubbele pommerans heeft ingeschonken, vouwt ze de handen op haar rug, kijkt naar niets en leunt tegen de marmeren richel achter haar.

Ik weet zeker dat zij nu niet meer in den winkel is. Wat ziet ze toch allemaal? Loopt zij den langen weg naar de school, waar ze vroeger les gaf? Den weg, die langs het kerkhof naar het dorp voert? Loopt zij hem terug al biddend, met den

[pagina 17]
[p. 17]

rozenkrans tusschen de vingers?

Stapt zij bij den dokter in zijn koetsje? Stopt hij haar met zijn reisdeken lekker toe, waarvoor hij een zoen verlangt, zoo-dat ze toch maar liever loopt?

Of beleeft zij soms iets, waarover ze nog niet vertelde? Ik hoor gemompel van Jaspers en weer haar eentonige ‘ja’.

Stilte....

Jenevergeslurp....

Gemompel....

Jaspers kijkt minder onverschillig. Hij leunt nu met beide armen op de toonbank, op zijn gezicht verschijnt een lieven lach, en terwijl hij haar oplettend aankijkt, zegt hij:

- Zoudt U mij eens een plezier willen doen? U hebt nu al zoo lang ‘ja’ gezegd, zegt U nu ook eens ‘nee’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken