Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Klanten (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Klanten
Afbeelding van KlantenToon afbeelding van titelpagina van Klanten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

anekdotes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Klanten

(1936)–Wies Defresne–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 115]
[p. 115]

XIV

Als moeder geweten had, dat de Rettings van plan waren te komen, had ze zeker de naaister op een anderen dag besteld.

- Waarom bent U met Uw stof en Uw naaister dan ook niet naar boven gegaan, zei mijn oudste broer.

Zij antwoordde met een beetje drift en veel spijt in haar stem:

- Hoe kon ik dat nou? Mijn stof en alles voor de garneering lag toch al op tafel.

Het was in elk geval goed, dat Jules en zijn broer er niet meer waren, want de eega lacht altijd, wanneer ze niet lachen moet! We vinden het vreemd als Rettings haar meebrengt. Hij moet dan toch een likeurtje of iets dergelijks voor haar betalen.

De kamerklanten vragen zich af, hoe zulk een gierig hol mannetje nog aan zóó'n vrouw gekomen is! Zij vinden haar zoo goed geconserveerd, weet U?

[pagina 116]
[p. 116]

Als ze moeder's japon namaakt, hebben we geen leven. Het wordt een rok met zestien klokken. Een pofmouw tot den elleboog, verder glad tot den pols.

- Welk model hoed draagt U erbij? vroeg de naaister.

- Een groote bruine met lage bol en een garneering van violen. En moeder bewoog haar handen rond haar hoofd, alsof ze 'm al op had.

- Ik kan ook wel een nieuwe gebruiken, zei Mevrouw Rettings zoo schuin van onderen op tegen haar man. Een groote bruine met lage bol en een garneering van lila violen. En ze bewoog haar handen rond haar hoofd alsof ze 'm al op had.

- Je zult er een hebben, zei Rettings overdreven vriendelijk.

Hij grabbelt in zijn zakken, staat in een wip op zijn stoel en teekent haar hoed, één meter in doorsnee, op ons behang. Zet 'm maar op en dan gaan we naar huis, de consumptie is betaald, zegt hij. Mevrouw Rettings richt zich tot ons:

[pagina 117]
[p. 117]

- Nu ziet U mijn man eens van zijn geestigen kant.

En zonder dat ze iets gedronken hebben, zijn ze vertrokken.

- Die is alweer eens goedkoop met zijn vrouw uit geweest, zei moeder, toen zij eenigszins van haar verbazing en kwaadheid bekomen was en dan tot de naaister: doet U nu eens goed Uw best, dat ik Zondag fijn voor den dag kan komen.

Op zoo'n Zondag moet ik altijd met moeder mee; we loopen dan steeds denzelfden weg.

Over de groote markt. Door de lange Vliestraat naar de Vijverstraat. De brug over naar het Station en vice versa, zooals Ansing met zijn zenuwen zegt.

Over de groote markt loopen we zoo goed als alleen: er zijn daar 's Zondags bijna geen menschen.

We gaan door de lange Vliestraat tot bovenaan bij Maison Gerards, bekijken er de étalages en wandelen heel langzaam en zéér deftig de Vijverstraat in. In-

[pagina 118]
[p. 118]

tusschen verandert moeder van postuur. Zij trekt haar buik in, de schouders wat meer naar achteren, ze knikt heel chique eventjes naar rechts, eventjes naar links en geeft op mijn vragen verkeerde antwoorden. Ze gaat voor een winkelruit staan als Mevrouw Hermus langs komt, want die wil ze niet zien en ze gaat voor een winkelruit staan, als Mevrouw Schoenmakers langs komt, want door die wil ze bekeken worden.

Dan fluistert ze tegen mij:

- Dat mensch maakt al mijn japonnen na.

Maar nu vraag ik me af: waarom stelt ze zich dan ook zoo op?

In het langsgaan bekijkt Mevrouw Schoenmakers haar van onder tot boven, komt dan nog eens terug, bekijkt haar wéér van onder tot boven, nog eens goed van opzij en dan hebben we dat alweer gehad.

Speciaal als we over de brug gaan, waar natuurlijk geen winkels zijn, alleen maar water, en moeder dus niet zoo afgeleid

[pagina 119]
[p. 119]

wordt, groeten haar vele menschen, want men zegt:

- 't Is een knappe, flinke vrouw.

We wandelen dan nog tot aan het Station, keeren om, krijgen dat alles dan nòg eens en als we op de groote markt zijn, komt het er niet meer zoo op aan. Ik bedoel, dan krijgt ze weer haar gewone postuur: haar buik komt naar voren, de schouders zakken wat neer en ze klaagt:

- 't Is alsof ik op eieren loopt, zoo'n pijn heb ik aan mijn voeten.

- Geeft U me maar een arm, zeg ik dan altijd, want ik weet, dat die mooie moeder van in de Vijverstraat weer wegzakt in de ploeterende vrouw van alle dag. Ik zou haar zeker dragen, wanneer ik de armen van een sterken man had!

Wanneer we onzen drempel over zijn, zegt ze:

- Geef mijn peignoir en pantoffels eens aan en laat me maar even met rust.

Ik trek dan den leunstoel van achter de deur wat meer in de kamer, want we

[pagina 120]
[p. 120]

hebben het huis op Zondag geheel voor ons zelf.

En nu verslaapt mijn moeder verder dien mooien vrijen dag en probeert te bekomen van haar wekelijksche vermoeidheid.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken