Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De man die een ander was (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De man die een ander was
Afbeelding van De man die een ander wasToon afbeelding van titelpagina van De man die een ander was

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.17 MB)

Scans (13.32 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De man die een ander was

(1931)–Maurits Dekker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 83]
[p. 83]

XI.

De klok op den houten schoorsteenmantel had al lang twaalf geslagen toen Coba het in bed niet langer kon uithouden en opstond. Zij maakte licht en trok huiverend een ouden mantel over haar nachtjapon aan. Toen zij naar den winkel liep, kletsten haar breede voetzolen als natte lappen op den kalen, houten vloer. Onder de geschilderde schrijfletters op het deurglas, keek zij naar buiten, maar zij zag niemand op de donkere straatsteentjes liggen en teleurgesteld zuchtte zij, alsof het haar speet, dat niemand haar man voor de deur had neergelegd. Daarna sjokte zij weer langzaam naar het huiskamertje. Zij nam plaats in, den rieten leunstoel, waar zij, met haar hand onder het hoofd, bleef zitten nadenken over het vreemde gedrag van haar man. Nooit was er iets verkeerds met hem geweest, nooit was hij dronken of uithuizig geweest, totdat plotseling, een paar weken geleden, die vreemde gebeurtenis met hem had plaatsgevonden. Zij had zich de hersenen stuk-gedacht met zich af te vragen, wie haar man zooveel had laten drinken en wie zijn gezicht met verf ingesmeerd had. Eerst had zij verondersteld, dat die zwerver van om den hoek, de kunstschilder, dat uitgehaald had. Maar toen Jacob dit ontkend en om haar verdenking gelachen had, was zij een andere oplossing voor het raadsel gaan zoeken. Toen Jacob beweerd had dat meneer Frans met zijn dronkenschap niets te maken had, had zij hem geloofd, maar niettemin had hij haar toch ook niet verteld, met wien hij dan wèl was uit geweest. Hij zei maar steeds: een oud vriend van vroeger, een timmerman die rijk geworden was. Toen echter die timmerman plotseling eens in een beeldhouwer veranderd was, had zij begrepen dat Jacob niet meer te vertrouwen was en dat

[pagina 84]
[p. 84]

hij haar leugens vertelde. Zij had hem daarna maar niets meer gevraagd, doch voor zichzelf had zij getracht het raadsel van zijn nachtelijk avontuur op te lossen. 's Avonds, toen hij sliep, had zij een paar keer zijn zakken leeggehaald. Alle vettige voeringzakjes had zij naar buiten gekeerd, maar zij had niets anders gevonden dan voorwerpen die ieder fatsoenlijk mensch in zijn zak mag dragen. Eens, toen hij in zijn slaap sprak, had zij getracht hem uit te hooren. Hij was toen vroeger naar bed gegaan en terwijl zij onder het lamplicht rustig kousen zat te stoppen, meende zij hem plotseling hooren zeggen, dat een fatsoenlijke prins niet in zijn hemdsmouwen loopt. Toen was Coba, die al eerder iets van hem gehoord had van koningen en graven, voorzichtig naar de bedstede geslopen en had hem op fluistertoon gevraagd, waarom die prins dan eigenlijk in zijn overhemd rondliep. Jacob had toen geantwoord, dat het zonde van den snijkoek was en dat er al eens menschen in snijkoek waren gestikt. Coba had teleurgesteld haar schouders opgehaald en toen hij even later nog het woord borstplaat uitgesproken had, was zij er van overtuigd geweest, dat hij in zijn droom ijverig in den winkel aan het werk was. Toen Jacob echter des avonds weer rustig thuis bleef, vergat Coba de vreemde gebeurtenis van dien vreeselijken nacht. Maar nu moest zij er opeens weer aan denken. Zij moest denken aan den agent, die verondersteld had dat Jacob beroofd kon zijn, zij moest denken aan de vrouwen, die gewoonlijk deze beroovingen ten uitvoer brengen, zij moest denken aan Jacobs' dronkenschap en zoo werd haar de samenhang dezer afschuwelijke feiten duidelijk. Alleen voor de verf vond zij nog geen oplossing.

Het sloeg half een, eerst op den kerktoren, daarna op de pendule: een kind dat een brombeer antwoord gaf.

In bange, vreeselijke onzekerheid begon zij op haar nagels te bijten. Haar blik dwaalde door de kamer en bleef rusten op het bed, dat leeg was. Als haar zoo'n ongeluk maar niet overkwam, dat Jacob aan den drank raakte, dat hij zijn kinderen vergat en het met vreemde vrouwen aanlegde. Neen, nooit, dat kon toch niet, haar eigen man, tot zooiets was hij niet in staat. Zij haalde zich malle dingen in het hoofd; zij hadden hem op de vergadering natuurlijk opgehouden. Hij had zich daar zeker weer druk gemaakt: hij was

[pagina 85]
[p. 85]

altijd zoo'n haantje de voorste. Maar toen hij met verf op zijn gezicht thuis gekomen was, was er toch geen vergadering geweest. En nu, half een; geen behoorlijk mensch ging zoo laat nog op straat.

Er ging iemand voorbij; Coba luisterde gespannen. De voetstappen klonken hard als hamerslagen op de straatsteenen. Zij liep naar de voordeur en weer terug, ze ging vlak voor de klok staan en keek daarnaar op een wijze alsof zij de wijzers met haar oogen wilde vasthouden. Jaapje keerde zich in zijn bedje om. Ze wierp een blik op het kind en zuchtte.

- God beware me er voor, dat hij niet zooals zijn vader wordt, mompelde zij.

Zij zag wat stof op het zwarte hout van den schoorsteenmantel en veegde dit met een punt van haar mantel weg. Zij dacht er over na, dat het dikwijls voorkwam, dat drinkers een bloeiende zaak naar den kelder hielpen, dat zij hun gezin ten onder brachten en zelf op het laatst in de gevangenis terecht kwamen. Deze gedachte deed haar beven. Onbewust balde zij haar vleezige hand tot een vuist en, alsof zij haar man voor zich staan had, hief zij haar vuist op en schudde deze dreigend.

- Ik ben er ook nog, begrijp je, sprak zij luid. Liever breng ik je naar het kerkhof, voordat zooiets gebeuren zal.

Thans was zij ten volle van Jacobs slechtheid overtuigd. Het beetje vertrouwen dat zij gehad had, schudde zij als ongedierte van zich af en trapte het met haar breede voeten driftig den grond in.

Op dat oogenblik had Jacob de laatste knikkebollende lantaarn den rug toegekeerd en opende hij met veel inspanning zijn winkeldeur, welks klingelend belletje zijn blijden intocht inluidde. In één vaart schoot hij door, tot middenin de woonkamer; zijn beenen waren zijn lichaam vooruit en hij werd meer geloopen dan hij liep. Dicht bij Coba, die als een levende grenspaal middenop zijn pad stond, kwam hij tot stilstand. Een koude rilling doorliep hem, van zijn haar totaan zijn schoenzolen en keerde, als een op het strand geworpen golf, weer terug naar zijn hoofd, waar zij bleef zitten in zijn onderkaak, die zachtjes begon te bibberen.

- Dronken hond!, snauwde zij.

Hij liet zijn blik opklimmen langs het stuk nachtjapon dat onder den mantel uitkwam en langs haar mantel, en hij keek haar aan

[pagina 86]
[p. 86]

met dankbaarheid, blij dat zij het eerste verlossende woord gesproken had.

- Coba, zei hij zacht, dat is een beleediging.

- Beleediging, schold zij, gemeene huichelaar, doorbrenger. Waar heb je gezeten? Lach niet, of ik bega een ongeluk.

- Ze is heel dik, mompelde Jacob, die ruzie vermijden wilde en vol vredelievende gedachten was.

- Wie is dik, bedrieger? Waag je gezin er maar aan, nachtbraker.

Op dat oogenblik schoot het Jacob Joris te binnen, dat men hem op de vergadering medegedeeld had, dat de thee zou opslaan en hij vertelde zijn vrouw dit belangrijke nieuws.

- Je liegt, riep zij. Waar ben je geweest?

- Ik was eerlijk op de vergadering. De voorzitter was jarig en de secretaris was ook jarig.

- Het is niet waar, leugenaar.

- Heusch Coba, sprak hij deemoedig. Hij voelde dat zijn leugens geen geloof vonden en dat brak zijn verzet. Vaag begreep hij, dat hij dadelijk iets anders dan zijn verzonnen leugen zou moeten zeggen en verward zocht hij dat andere, maar vond het niet. Dreigend stond zij voor hem, vernietigend groot en dik en hij voelde zich zwak en ziek. Graag zou hij op de canapé zijn gaan liggen, als hij maar gedurfd had. Hij kon geen uitweg uit zijn chaos van leugen en waarheid vinden en zijn hulpeloosheid gaf hem het gevoel dat hij, klein en nietig, alleen tegenover een leger van gewapende vijanden geplaatst was. Hij gevoelde medelijden met zijn arme Ik, en dat medelijden maakte hem week en melancholisch.

- Coba, zei hij zacht, je begrijpt mij niet.

- Ik zal je begrijpen leeren, schreeuwde zij en haar speeksel spatte in zijn aangezicht.

- Coba, ik heb het nooit geweten, maar ze zeggen het allemaal, ik kan er niets aan doen, ze zeggen dat ik een graaf ben.

- Bah, antwoordde zij minachtend, een zuiplap ben je.

- Coba, hernam hij verzoenend, ik zal het nooit weer doen. Ik ga nou maar liever naar bed.

Hij wilde het bed naderen, maar zij duwde hem terug. Toen

[pagina 87]
[p. 87]

verloor hij zijn wankel evenwicht, viel en sloeg met zijn hoofd tegen den grond.

Hij lag en hij bleef liggen. Als ze nu maar geen woord meer sprak, zou hij gaan slapen: hij lag heerlijk. Doch berouwvol kwam zij bij hem, nam zijn hoofd in haar handen en keek hem met betraande oogen aan.

- Jaap, snikte zij, heb je je bezeerd?

- Ik heb zoo'n slaap, antwoordde hij, ik doe het nooit weer.

- Arme Jaap, mompelde zij, haar vingers door zijn haren strijkend. Zij nam zijn hoofd in haar schoot en zoende hem op zijn voorhoofd. Blijf maar bij ons, snikte zij, ga niet weg, Jaap.

- Lieve koningin, fluisterde hij, glimlachend.

Toen, in bang vermoeden, boog zij het hoofd en zij sprak niet meer.

Achter de vensters werd de lucht grijs, een haan kraaide.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken