Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 2. Liederen over ontluikende liefde, werving, vrijage en zwangerschap (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 2. Liederen over ontluikende liefde, werving, vrijage en zwangerschap
Afbeelding van Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 2. Liederen over ontluikende liefde, werving, vrijage en zwangerschapToon afbeelding van titelpagina van Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 2. Liederen over ontluikende liefde, werving, vrijage en zwangerschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.08 MB)

Scans (11.29 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 2. Liederen over ontluikende liefde, werving, vrijage en zwangerschap

(1989)–A.J. Dekker, Marie van Dijk, Ernst Heins, Henk Kuijer–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 181]
[p. 181]

29
Er reed er eens een ruiter door het woud

Samenvatting

Een ruiter komt een meisje tegen en nodigt haar uit voor een ritje. Na enig heen en weer praten stapt ze achter op zijn paard [Een meisje gaat met haar geliefde uit wandelen zonder dat haar ouders het weten]. Ze gaan naar een herberg waar ze zich te goed doen aan spijs, drank en aan elkaar. Het meisje denkt op zeker moment dat ze bedrogen is. Het spijt haar de goede raad van haar ouders niet opgevolgd te hebben. Ze neemt het nogal nuchter op [Ze gaat naar haar vader die haar troost met de gedachte dat ze niet de enige is die dit is overkomen].

Toelichting

Het kernmotief, een meisje dat na een (symbolisch aangeduid) intiem samenzijn met een jongen of man in een herberg zonder enige aanwijsbare reden meent, ziet, verneemt enz. dat zij is bedrogenGa naar eind1. en de nuchterheid waarmee zij dan wel haar vader dit onder ogen ziet, vormt de overeenkomst tussen de variantengroepen A en B. Het verschil tussen de beide groepen is dat in de A-varianten telkens sprake is van een ruiter in een woud die het meisje vrijwel altijd met ‘bakkersmeisje’ aanspreekt, terwijl in de B-varianten ofwel terloops gewag wordt gemaakt van een jongeling ofwel het meisje ineens door haar zoetelief vergezeld blijkt te worden. In een aantal strofen van de B-varianten is bovendien de overeenkomst met of de invloed van het Duitse lied Esfiel ein Reif in der Frühlingsnacht onmiskenbaar. Van dit Nederrijnse volkslied beweerde Franz Böhme in 1892Ga naar eind2., nadat hij achter alle publicaties daarvan sinds 1825 Anton Wilhelm von Zuccalmaglio als inzender of voorzanger en vervolgens als tekstdichter/componist had ‘ontmaskerd’, met grote stelligheid:

Bis zur Gegenwart singt das Volk dieses Lied nicht, sondern nur Chorgesangvereine singen Heine's Textfassung nach der Komposition von Mendelsohn ‘Drei Volkslieder’ Nr. 2, erschienen 1836.

[pagina 182]
[p. 182]

Niet alleen Felix Mendelssohn, ook Robert Schumann heeft op de tekst van Heinrich Heine een melodie gecomponeerd (Op. 64 nr. 3).

 

Jan Bols documenteerde in 1896/7 twee varianten uit het Belgische Brabant met de toevoeging dat het lied aan zijn zegsman was voorgezongen door een 71-jarige vrouw die het op haar beurt van een oude meid had geleerd. De tekst zowel als de melodie van deze Belgische varianten is, evenals die van onze in het westelijk deel van Noord-Brabant opgenomen B-variantenGa naar eind3., geheel resp. voor een deel nauw verwant aan de Duitse aan Zuccalmaglio toegeschreven versie. Terwijl het Duitse volk, getuige de bewering van Franz Böhme, dit lied tot in de jaren negentig van de vorige eeuw niet zong en vandaar naar alle waarschijnlijkheid ook niet kende, kunnen we, afgaande op bovenstaande gegevens, constateren dat terzelfder tijd een Nederlandse versie in het Brabantse, zowel beneden als boven de staatsgrens, bekend was en gezongen werd.

Lied
A. Er reed er eens een ruiter al door het woud

Opname 26 februari 1963



illustratie

1
 
Er reed er eens een ruiter al door het woud,
 
Er reed er eens een ruiter al door het woud
 
En wat vond hij al op zijn wegen?
 
't Was een meisje van achttien jaren oud,
 
En wat vond hij al op zijn wegen:
 
't Was een meisje van achttien jaren oud.
[pagina 183]
[p. 183]


illustratie

2
 
Hij sprak: ach bakkersmeisje wilt ge met me rijden gaan?
 
Ik wil niet met u rijden,
 
Veel minder nog met u te gaan.
3
 
Wilt gij dan met me rijden stap maar achter op mijn paard,
 
Dan zullen wij tesamen rijden
 
Dat is er nog een kansje waard.
4
 
Zij reden en zij reisden tot ze kwamen aan een huis,
 
In dat huis was wel wat te tappen
 
Maar er was er maar een al in dat huis.
5
 
Toen sprak ons bakkersmeisje: geef mij een kanne bier.
 
En ik zal het voor u betalen
 
Sprak dezen jonkman alhier.
6
 
Ze aten en zij dronken en ze roerden het glas,
 
En toen meende ons bakkersmeisje
 
Dat zij er bedrogen was.
7
 
Ben ik er dan bedrogen dan zijn het er wel meer,
 
Dan ben ik het niet allenig
 
Maar dan zijn het nog vele met mij.
8
 
Had ik mijn vadersmoeders goeden raad maar gedaan,
 
Dan had ik voor heel mijn leven
 
Met een koning naar bed kunnen gaan.
9
 
Maar nu heb ik mijnen eigen vrijen wil gedaan
 
En nu moet ik voor heel mijn leven
 
Met een ruiter naar 't haverstro toe gaan.
[pagina 184]
[p. 184]
10
 
In dat haverstro te slapen dat is er zo schoon
 
Daar steken ons geen veren
 
En daar bijten ons ook gene vlo.

De zangeres G.A.A. (Truus) Arninkhoff-Beuvink (geb. 1923) te Oldenzaal groeide op bij haar grootouders van moeders kant, bij wie de familie inwoonde. Als kind trok ze veel op met haar grootvader die een stuk land had waar hij vaak was. Van hem leerde ze haar liederen. Ze herinnert zich dat 's zondagsavonds ooms en tantes op bezoek kwamen en er dan altijd werd gezongen. Dat ging van haar grootvader uit. In haar repertoire komt een onvervalst zeemanslied (Vrolijk zullen we rondklavieren tot aan de klippen van Brontius) voor waarvan de herkomst haar onbekend is. Daar werd volgens haar vroeger niet over gesproken.

A′. Daar reed er laatst een ruiter

Opname 1 december 1971 (eerste van de negen opgenomen strofen)



illustratie

1
 
Daar reed er laatst een ruiter
 
Al over het woud
 
En wat vond hij daar op zijn wegen?
 
Het was een meissie van achttien jaren oud.

Eisina de Vries-Tenhage (1895-1977) te Veenoord werd geboren in Nieuw-Amsterdam waar haar vader turfgraver was. Ook haar moeder werkte samen met de kinderen in het veen. Ze leerde de liederen tijdens het werk van familieleden en kennissen.

Zie bijlage 7 voor meer gegevens over haar.

[pagina 185]
[p. 185]

A″. Er reed eens een ruiter langs door het woud

Opname 26 februari 1975 (eerste van de negen opgenomen strofen)



illustratie

1
 
Er reed eens een ruiter langs door het woud
 
Wat vond hij onderwegen?
 
Een mooi meisje, 't was achttien jaar oud,
 
Wat vond hij onderwegen?
 
Een mooi meisje, 't was achttien jaar oud.

De zangeres is Antonia Maria van den Nieuwenhuijzen-Verwegen (geb. 1904) te Veghel. Haar moeder werd geboren in Erp en kwam uit een landbouwersgezin, haar vader kwam uit Uden en was landbouwer. Ze heeft haar vele liederen van haar moeder geleerd en op latere leeftijd allemaal opgeschreven.

A‴. Daar reed er eens een ruitertje over het woud

Opname 27 maart 1961 (eerste van de twee opgenomen strofen)



illustratie

[pagina 186]
[p. 186]


illustratie

1
 
Daar reed er eens een ruitertje over het woud,
 
Daar reed er eens een ruitertje over het woud
 
En wat vond hij daar op zijn wegen?
 
Het was een meisje van achttien jaar oud.
 
Pieter Booy (1896-1981) te Enschede, geboren te Hogeveen.

B. Een jeugdig schoon bloem was uitgegaan

In dit lied domineren oude, modale kenmerken in een tonale context.

Opname 20 maart 1968



illustratie

1
 
Een jeugdig schoon bloem was uitgegaan
 
En een jeugdig schoon bloem was uitgegaan,
 
Zij was er gegaan uit het wandelen,
 
Heur vaoder of moeder wist daore niks van,
 
Zij was er gegaan uit het wandelen,
 
Heur vaoder of moeder wist daore niks van.
[pagina 187]
[p. 187]
2
 
Zij klopten al op de werdGa naar margenoot* z'n deur
 
En zij klopten al op de werd z'n deur.
 
Zeg werd doet open en laot er mij binnen,
 
Ik staan d'r hier metter mijn zoetelief veur.
3
 
De werd trok zijnen nachtrok aan
 
En de werd trok zijnen nachtrok aan.
 
Wel meisje wat doe je zo laot op die straote,
 
Het aovendspelen is al er gedaon.
4
 
Het is er voorwaor zo laot nog niet
 
En het is er voorwaor zo laot nog niet.
 
De sterren staon in het groen eindeke,
 
Het maontje dat schijnt er voorwaore zo fraai.
5
 
Zeg werd tap mij een glaasje bier
 
En zeg werd tap mij een glaasje bier.
 
Wij zullen het allen betalen
 
Zo sprak er dat edel schoon bloemeke fijn.
6
 
Hij tapte het bier uit 't blanke glas
 
En hij tapte het bier uit 't blanke glas,
 
De wijn uit zilveren schalen.
 
't Was teken dat 't meisje bedrogen ja was.
7
 
Het meisje stond op en ging naar huis
 
En het meisje stond op en ging naar huis,
 
Al naor haar vaoders klein huizeke
 
Dat daor nog zo vast en gesloten ja was.
8
 
Zij klopten al op heur vaoders deur
 
En zij klopten al op heur vaoders deur.
 
Zeg vaoder doet open en laot er mij binnen.
 
Mij dunkt dat ik er bedrogen ja ben.
9
 
Ach meisje treur toch daarvoor niet,
 
Ach meisje treur toch daarvoor niet.
 
't Gebeurt er zo menig jonk maogdeke,
 
Ge zijn er voorwaore den enigste niet.

Johanna C. Huygens-Musters (1910-1988), Martina Musters-Musters (geb. 1907) en Suzanna de Vos-Musters (geb. 1911) te Ossendrecht leerden hun liederen van hun vader, van broers en zusters en later van

[pagina 188]
[p. 188]

landarbeiders in de polders.

B′. En d'r viel ene rijm op enen nacht

De melodie komt in grote lijnen overeen met die van opname B.

Opname 29 september 1970

 
1 En d'r viel ene rijm op ènen nacht,
 
D'r viel ene rijm op ènen nacht.
 
Al op er het Nederelands bloementje
 
Alsof er zopas een ontlokene was.
2
 
Het meisje die had er de jongeling lief,
 
De jongeling en die had er het meisje lief.
 
Zij gingen nu samen uit wandelen,
 
Haar vader of moeder zij wisten het niet.

[strofe 3 t/m 11 vrijwel identiek aan strofe 2 t/m 9 van de dames Musters. De twaalfde strofe luidt als volgt:]

12
 
En ach meisje vertrouwt er den jonkman niet,
 
En ach meisje vertrouwt er den jonkman niet.
 
Zij kunnen zo liefelijk praten
 
Maar in hun jonk hartje zij menen het niet.

Deze variant werd gezongen door Adriana Huijbregts-Bruijnlands (geb. 1895) te Prinsenbeek. Ze leerde haar liederen van haar vader. Deze zong vaak onder het maken van takkebossen. In haar ouderlijk huis werd veel gezongen. Er werd ook wel gedanst. Onder begeleiding van de harmonica werden de wals, de polka, de mazurka en de ‘klapdans’ uitgevoerd.

Data en plaatsen van opname

A

12 10 1958 Deuringen
00 05 1960 Hengelo (O)
30 05 1962 Drijber
07 11 1962 Goor
26 02 1963 Oldenzaal
03 04 1963 Exloo
16 04 1963 Daarle
16 04 1963 Ommen
21 09 1965 Spier
18 07 1966 Makkinga
02 12 1967 Tiendeveen
28 10 1968 Dedemsvaart
24 01 1969 Brunssum
24 06 1969 Langelo (Dr)
15 01 1971 Havelte
15 01 1971 Emmen

A′

00 11 1961 Veenoord
20 06 1968 Heerlen
01 12 1971 Veenoord

[pagina 189]
[p. 189]

A″

23 06 1962 Veldhoven
26 02 1963 Aalten
24 09 1971 Boxtel
26 02 1975 Veghel

A‴

27 03 1961 Enschede

B   B′  
20 03 1968 Ossendrecht 29 09 1970 Prinsenbeek



illustratie

Vermeldingen/literatuur

Bols 1897, 221-222; Bols 1949 nr. 81; Erk/Böhme 1963, I, 587-589.

eind1.
Vgl. de verwante thematiek in het in de noordelijke provincies, met name in Groningen, welbekende lied toen ik stond op hoge bergen keek ik in het diepe dal (De drie vrijgezellen). In dit lied heeft het meisje echter wel degelijk spijt.
eind2.
Deutscher Liederhort I, 589.
eind3.
Harrie Franken zond ons nog een derde, eveneens in het westelijk deel van Noord-Brabant opgenomen B-variant; de melodie daarvan is bijna identiek aan de door Zuccalmaglio gepubliceerde en eveneens aan hem toegeschreven melodie.

margenoot*
waard


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 26 februari 1963

  • 1 december 1971

  • 26 februari 1975

  • 27 maart 1961

  • 20 maart 1968


lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank