Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 3. Liederen over trouw en ontrouw in de liefde, verleiding en verlating (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 3. Liederen over trouw en ontrouw in de liefde, verleiding en verlating
Afbeelding van Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 3. Liederen over trouw en ontrouw in de liefde, verleiding en verlatingToon afbeelding van titelpagina van Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 3. Liederen over trouw en ontrouw in de liefde, verleiding en verlating

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

Scans (11.84 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 3. Liederen over trouw en ontrouw in de liefde, verleiding en verlating

(1991)–A.J. Dekker, Marie van Dijk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 185]
[p. 185]

28
Daar zou er een magetje vroeg opstaan

Samenvatting

Een meisje loopt in de vroege ochtend buiten. Een voorbijkomende heer spreekt haar aan en vraagt wat ze daar te doen heeft. Ze antwoordt dat ze haar geliefde zoekt [en beschrijft desgevraagd hoe hij gekleed gaat]. De heer herinnert zich dat hij de betreffende man nog onlangs heeft gezien in gezelschap van een vrouw [meerdere vrouwen]. Het meisje zegt te hopen dat hij gelukkig zal worden. De heer haalt vervolgens een kostbare ketting en/of ring tevoorschijn en biedt deze het meisje aan onder de voorwaarde dat ze haar geliefde zal vergeten. Pas wanneer uit haar antwoord blijkt dat ze dat geenszins van plan is maakt hij zich bekend als de man op wie ze wachtte.

Toelichting

1. De overlevering

Daar zou er een magetje vroeg opstaan is geënt op twee aan elkaar verwante liederen die in de zestiende eeuw in de Nederlanden en de Duitse landen bekend moeten zijn geweest: Aen gheender linden daer staet een dal en Dat had een meysken eenen ruyter wat lief. In de Souterliedekens (1540) wordt het eerste aangeduid als melodie voor psalm 38, het tweede voor psalm 99Ga naar eind1.. Uit de zestiende en zeventiende eeuw zijn van beide liederen alleen Duitse teksten (Es steht ein Lind in jenem Thal en Es het ein meydlein ein Reuter holdt) en tekstvarianten overgebleven, voornamelijk in liedschriften en op vliegende bladenGa naar eind2.. Ze raken in Duitstalige gebieden in vergetelheid wanneer daar in de loop van de achttiende eeuw een eveneens op beide liederen geënte, maar gemoderniseerde versie, Es stand eine Lind' im tiefen ThalGa naar eind3., steeds meer terrein wint. Deze laatste versie wordt, vertaald door Jan Pieter Heye, in Nederland bekend als Een lindeboom stond in het dal (lied 29).

 

In de mondeling overgeleverde varianten van Daar zou er een magetje vroeg opstaan zijn elementen en formules bewaard gebleven die uitsluitend in de

[pagina 186]
[p. 186]

vroege, zestiende-eeuwse, Duitse teksten voorkwamen. Enige voorbeelden: In de meeste Nederlandse varianten vraagt de heer:

 
Plukt gij de mooie gele rozen
 
Of telt gij de bladeren van de bomen?

welke vraag door het meisje ontkennend wordt herhaald. Deze, althans een dergelijke formule, is in geen enkele Duitse tekst of versie te vinden, behalve in de oudst bekende variant (van Es het ein meydlein ein Reuter holdt) Es hat ein Student ein Medlein lief (Niederrheinische Liederhandschrift 1574):

 
Und pluckt ir ab die Roeseleinblaeder
 
Oder wardet ir uf desen Roesengarden?

Eveneens en uitsluitend in Es hat ein Student ein Medlein lief zijn de versregels te vinden die model hebben gestaan voor de vele Nederlandse douwen of landouwen waar de heer de geliefde, in gezelschap van of doende met andere vrouwen, gezien meent te hebben:

 
Ich sagh in nechten Abend gahn vur groener Auen
 
Spacieren mit andern Jungfrauen.

Wanneer de heer het meisje een ring en/of een ketting wil geven mits ze haar vroegere geliefde uit haar gedachten bant, geeft het meisje veelal een enigszins raadselachtig antwoord. De standaard-formule daarvan luidt:

 
En al was die ketting [ring] nog zo lang
 
Dat hij van de hemel op de aarde hangt....

Daarop wordt naar hartelust gevarieerd, ook al slaat de toch al onduidelijke vergelijking soms nergens meer op (zoals in Liedvoorbeeld A, str. 8 en 10). De vergelijking krijgt wat meer betekenis in het licht van de tekst van Es het ein meydlein ein Reutter holdt, gedrukt op een vliegend blad tussen 1580 en 1600 bij Mich. Manger in Augsburg, waarin de ruiter een wit gewassen sluier uit zijn zak haalt die hij aan het meisje wil geven mits ze, net als in de Nederlandse varianten, belooft niet meer aan haar geliefde te denken. Het antwoord van het meisje luidt:

 
Unnd wäre der Schlayr noch so lang
 
Das er vom Himmel biss auff die Erden gelang
[pagina 187]
[p. 187]
 
[Dennoch wolt ich in fahren lahn,
 
Mein feins lieb wolt ich widerumb han.]

Ook in Es hat ein Student ein Medlein lief (1574) speelde de sluier al een rol, zij het in een andere context: het meisje vraagt de ruiter de sluier die ze bij zich draagt aan haar geliefde te geven zodat die nog eens aan haar zal denken.

 

Tenslotte zijn er twee varianten, beide opgenomen in Noord-Brabant, waarin het meisje zichzelf vergelijkt met een tortelduifje (de versie die Albert Blyau omstreeks 1898 in Ieperen optekende bevat eveneens deze vergelijking):

[4]
 
En wat zoude gij doen als uw lief was dood
 
En onder de aarde begraven lag?
 
Dan zou ik laten zinken mijnen hoge moed
 
Gelijk er het tortelenduifje doet:
 
Dat zingt er van z'n leven genen blijden toon
 
Maar het vliegt er maar in enen dorren boom
 
En de groene die laat het neven zich staan,
 
Daar gaat het in zitten treuren
 
Zovele schone dagen en ja uren.

(Gezongen door C.M.L. Schelle-Habraken, geboren 25 aug. 1882 in Tilburg, opname 1975)

[6]
 
En als ie dan eens gestorven was,
 
Begraven al onder die aardekens lag,
 
Wat zoude gij er dan gaan bedrijven
 
O schone blom boven al die jonge wijven?
[7]
 
Dan zou ik laten zinken mijne moed,
 
Zoals ook ja een tortelduifje doet
 
Die zijn gaaike komt te verliezen
 
En van droefheid geen ander meer kan kiezen.
[8]
 
Dan gaat het zitten op 'nen dooien boom,
 
De groenen die laat 't zo neven hem staan
 
En daar gaat het op zitten treuren
 
Misschien 't geen lange tijd meer zal duren.

(Gezongen door W.J. van Biljouw, geboren 10 maart 1908 in Oisterwijk, opnamen 1966 en 1970)

[pagina 188]
[p. 188]

Alleen in het hierboven al genoemde Es hat ein Student ein Medlein lief (1574), het Es het ein meydlein ein Reutter holdt (1580-1600) en in het Es steht ein Lind in jenem Thal uit het liedschrift van Ottilie Fenchlerin (Straatsburg 1592) maar niet meer in latere Duitse versies, komt deze vergelijking voor.

Ook de ruiter, aan wie in sommige Nederlandse varianten alleen nog de hoed (pluimenhoed, vilten hoed, rozenhoed, oorspr. ijzeren hoed=helm) herinnert, maar die uit de meeste varianten helemaal is verdwenen om plaats te maken voor de heer, heeft zich in de laatste strofen van de hierboven geciteerde Nederlandse varianten gehandhaafd.

2. De varianten

Uit een vergelijking van de melodieën van de 76 opgenomen varianten kwamen twee duidelijk onderscheiden melodiegroepen tevoorschijn, groep A (met de subgroepen B, C en D) en groep E. Bij nadere beschouwing bleken vier groepen regionaal bepaald te zijn:

groep A (27 opnamen, liedvoorbeeld A), voornamelijk gezongen in Groningen/Drente en Brabant/Limburg;
groep B (10 opnamen, melodievoorbeeld B), voornamelijk gezongen in Groningen/Friesland en Noord-Holland;
groep C (15 opnamen, melodievoorbeeld C), voornamelijk gezongen in Drente;
groep D (7 opnamen, melodievoorbeeld D), geen concentratie;
groep E (11 opnamen, liedvoorbeeld E), voornamelijk gezongen in Zeeland;
restgroep (6 opnamen, melodievoorbeelden F, G en H), geen concentratie.

De indeling bracht ook tekstverschillen aan het licht, met name wat betreft het meest specifieke kenmerk van de mondeling overgeleverde Nederlandse varianten, de beschrijving van de kleding van de geliefde; noch in de vroege, noch in de latere Duitse varianten, noch in de tot ca. 1770 in de Nederlandse ‘blauwboekjes’ terug te volgen gedrukte (standaard)versie wordt de kleding van de geliefde beschreven.

In groep A is het gebruikelijke antwoord van het meisje op de vraag welke kleren haar geliefde draagt:

 
Zijne klederen waren van buiten groen
 
Van binnen met witte satijn gevoerd.

De hier genoemde kleurencombinatie, groen/wit, komt het meest voor, maar

[pagina 189]
[p. 189]

ook rode kleren, gevoerd, bevoerd, beknoopt of geplooid met witte, zwarte of gele satijn, komen voor.

De varianten in groep B volgen over het algemeen getrouw de sinds ca. 1770 in de zogenaamde blauwboekjes overgeleverde versie waarin geen beschrijving van de kleding voorkomt.

Kenmerkend voor groep C is dat de geliefde een rok draagt en in zijn hand een stok heeft met een zilveren of gouden knop. De kleur van de rok is bepalend voor het marteriaal van de knop: een zilveren knop als de rok rood is, een gouden knop als de rok groen is.

Hoewel de formule in groep D overeenkomt met die in groep A wordt deze groep gekenmerkt door homogeniteit wat betreft de kleuren en kleurcombinatie, èn door originaliteit inzake de afwerking. De buitenkant van de kleren is altijd rood, de binnenkant is ofwel met witte satijn geplooid of omplooid, ofwel met een wit satijntje omgeboord.

Groep E: in plaats van de gebruikelijke formule

 
Ben je je zoetlief verloren schone maagd?
 
Zeg mij dan eens welke klederen hij draagt

klinkt het hier:

 
Ben je je zoetlief verloren schone maagd?
 
Wat / waar is dan de rouw die je over hem draagt?

hetgeen herinnert aan Wat zou je doen als je lief was dood, de vraag waaraan de tortelduif-vergelijking in de betreffende twee Nederlandse (A-)varianten was gekoppeld. Deze rouw-formule komt ook, zij het slechts een maal, voor in de schriftelijke overlevering, en wel in de omstreeks 1831 in Rotterdam gedrukte Nieuwe Overtoomsche marktschipper.

Lied
A. Er was er eens een meisje vroeg opgestaan

Opname 26 augustus 1967



illustratie

[pagina 190]
[p. 190]
1
 
Er was er eens een meisje vroeg opgestaan
 
Om naar haar zoeteliefje toe te gaan
 
Zij zocht al onder deze linden
 
Maar zij kon d'r zoeteliefje maar niet vinden.
2
 
Toen kwam daar een jonge mijnheer aangaan,
 
Sprak: schone maagd, waar komt gij toch zo vroeg vandaan?
 
Plukt gij die mooie gele rozen
 
Of telt gij de bladeren van de bomen?
3
 
En ik pluk er die mooie gele rozen niet
 
Tel ook de bladeren van de bomen niet
 
Maar ik ben er mijn zoetelief verloren
 
Hij liet er een dag of tien niets van zich horen.
4
 
Ben u dan je zoeteliefje kwijt?
 
Hoe was die dan gekleed, mijn beste meid?
 
Hij had een jasje, dat was er van buiten rood,
 
Van binnen met witte satijn geplooid.
5
 
Was zijn jasje dan van buiten rood,
 
Van binnen met witte satijn geplooid?
 
Dan heb ik hem gezien op Neerlands douwen
 
Met andere schone jonge vrouwen.
6
 
En hebt gij hem dan op Neerlands douwen gezien
 
Met andere jonge vrouwen, wel een stuk of tien?
 
Dan hoop ik dat God zijn geleidsman mag zijn
 
Met al die mooie vrouwen die daar bij hem zijn.
7
 
En wat haalde die mijnheer toen van zijn hand?
 
Een prachtige ring van diamant:
 
Mag ik die schone maagd dan schenken
 
Om aan uw zoeteliefje nooit meer te denken?
8
 
Al was dat ringetje nou nog zo mooi
 
Dat ie van de hemel op de aarde werd gegooid,
 
Nooit zal ik dat ringetje dragen:
 
Eerst moet mijn zoeteliefje dood zijn en begraven.
[pagina 191]
[p. 191]
9
 
En wat haalde die mijnheer toen uit zijn zak?
 
Een mooie ketting van diamant:
 
Mag ik die dan u schenken
 
Om aan uw zoeteliefje nooit meer te denken?
10
 
En zij sprak: al was die ketting nog zo mooi
 
Dat ie van de hemel op de aarde werd gegooid,
 
Nooit zal ik die ketting dragen:
 
Eerst moet mijn zoeteliefje dood zijn en begraven.
11
 
En toen gooide hij zijn mantel al in het groen,
 
Hij sprak: Schone maagd, het was om jou te doen!
 
Ik wou alleen maar eens proberen
 
Of jij je soms ophield met andere jonge heren.

Gezongen door Neeltje Raadsen-van den Heuvel (1887-1983) te Rotterdam. Ze werd geboren in St. Annaland. Ze heeft haar moeder heel veel oude liederen horen zingen. Haar moeder, afkomstig van Schouwen-Duiveland, leerde de liederen van haar oudere broers, landarbeiders, die onder meer in de suikerbieten werkten en overal waar ze gingen werken wat oppikten.

B. Er was eens een magetje vroeg opgestaan

Opname 9 november 1962



illustratie

[pagina 192]
[p. 192]
1
 
Er was eens een magetje vroeg opgestaan
 
Om hare zoetelieverdje te zoeken gaan.
2
 
En ze zocht er al onder de groen' linden
 
Maar ze konde hare zoetelief niet vinden.

Gezongen door Japien Kiewiet-Stel te Winschoten. Zij werd in 1899 te Scheemda geboren. Mevrouw Kiewiet heeft vele bijdragen aan ons archief geleverd. Zij was op veertienjarige leeftijd in betrekking bij een tante op een boerderij in Midwolde.

Van deze tante heeft zij al haar liederen geleerd.

C. Er was eens een meisje vroeg opgestaan

Opname 9 maart 1963



illustratie

1
 
Er was eens een meisje vroeg opgestaan
 
Om naar hare minnaar te zoeken gaan
 
Ze zocht er onder de linden
 
Maar kon er haar minnaar niet vinden.

Gezongen door Vrousina Jacoba van Zanden-Janssen (1888-1985) te Emmen. Zij werd geboren in Dalen.

[pagina 193]
[p. 193]

D. Daar zou er eens een meisje vroeg op gaan staan

Opname 18 Oktober 1952



illustratie

1
 
Daar zou er eens een meisje vroeg op gaan staan
 
Al om d'r heure zoetelief te zoeken gaan
 
En ze zocht er onder die linden
 
Of zie er heure zoetelief kon vinden.

Gezongen door mevrouw P. van den Hoek (1880-1958) te Middelburg.

E. En der was eens een maagdje zeer vroeg opgestaan

Opname 29 september 1970



illustratie

1
 
En der was eens een maagdje zeer vroeg opgestaan,
 
Om bloemetjes te gaan plukken was zij uitgegaan,
 
En zij plukte al onder die linden
 
En zij kon er hare zoetelief niet vinden.
[pagina 194]
[p. 194]
2
 
Maar opeens kwam daar enen heer aangegaan
 
En hij sprak er: Schone maagd, waar komde gij vandaan?
 
Telde gij er de groenelandse bomen
 
Of plukde gij er van die gele goudse rozen?
3
 
O neen, ik tel er die groenelandse bomen niet,
 
Of ik pluk er van die gele goudse rozen niet,
 
Mijn zoetelief ben ik verloren
 
En ik kan er gene tijding meer van horen.
4
 
Zijt gij uw zoetlief verloren, schone maagd?
 
En is dat de rouw die gij er over draagt?
 
Uw zoetelief is op Zeelandse gebouwen
 
En daar verkeert hij met een ander jonkvrouwe.
5
 
En als hij daar is op Zeelandse gebouwen
 
En verkeert met een ander jonkvrouwe
 
En dan hoop ik dat den hemel zijne leidsman mag zijn
 
En nog andere mooie meisjes die bij hem zijn.
6
 
En wat trok er deze heer al van zijn hand?
 
't Was ene ring van het fijnste diamant:
 
Deze ring wil ik er jou schenken,
 
Maar dan moet ik er om een ander zoetelief niet denken.
7
 
En al is er deze ring dan nog zo schoon
 
Als dat er zo genen is op heel de wereld rond,
 
Nog veel liever wil ik hem verliezen
 
Om nog een ander jonkman te kiezen.
8
 
En wat trok dezen heer al uit zijn mouw?
 
Het was ene kepingGa naar margenoot* van het fijnste goud:
 
Deze keping wil ik er jou schenken,
 
Maar dan moet ik er om een ander zoetelief niet denken.
9
 
En al is er deze keping nog zo lang
 
Dat hij van de hemel op de aarde hangt,
 
Wat kan mij zo een keping baten
 
Als ik er mijn zoetelief moet voor verlaten?
[pagina 195]
[p. 195]
10
 
Maar toen hij afnam zijnen pluimen hoed
 
Toen herkende zij hem op staande voet:
 
Mijn zoetelief, wees geprezen,
 
Gij zult in mijn jonk harte wel wezen.

Gezongen door Adriana Huijbregts-Bruijnlands (1895-1977) te Prinsenbeek. Ze leerde haar liederen van haar vader. In het ouderlijk huis werd veel gezongen en gedanst.

F. Daar was een heel mooi meisje vroeg opgestaan

Opname 16 november 1963



illustratie

1
 
Daar was een heel mooi meisje vroeg opgestaan
 
Drie uren voor de dage was ze uitgegaan
 
Totdat ze kwam onder de groene linde
 
Waar ze meende haar zoetelief te vinden.

Gezongen door Marie Desmarey-Gruwez (1915-1983) te Proven, West-Vlaanderen.

[pagina 196]
[p. 196]

G. Er zou een schoon maagdje eens vroeg opstaan

Opname 1 augustus 1961



illustratie

1
 
Er zou een schoon maagdje eens vroeg opstaan
 
Om haar zoetlief te gaan zoeken, ja gaan zoeken, ja gaan zoeken
 
Om haar zoetlief te gaan zoeken al onder de lindeboom.

Gezongen door Suzanna Rietdijk-van Santen (1897-1980) te Rockanje.

H. Daar zou es een maagdje vroeg opstaan

Opname 26 augustus 1959



illustratie

1
 
Daar zou es een maagdje vroeg opstaan
 
Om haar zoetelief te zoeken gaan
 
Zij zocht er al onder die linde
 
Maar kon d'r zoetlief niet vinden.

Gezongen door Neeltje Pietertje Warbout-de Vries (1891-1978) te Rockanje (voor meer gegevens over haar: zie lied 9).

[pagina 197]
[p. 197]

Data en plaatsen van opname

A

00 04 1960 Delden (O.)
11 06 1960Ga naar voetnoot* Eindhoven
08 01 1961Ga naar voetnoot* Emmer Compascuum
27 03 1961 Arnhem
07 01 1963 Ambt Delden
06 06 1964 Herten
16 08 1965 Kiel-Windeweer
09 10 1965 Helden
22 01 1966 Assen
25 06 1966 Oisterwijk
28 01 1967 Ter Apel
19 06 1967 Oude Pekela
26 08 1967 Rotterdam
24 10 1967 Neer
05 01 1968 Veele
30 05 1968 Den Hulst
20 06 1968 Eindhoven
10 12 1968 Amsterdam
01 03 1969 Ede
28 04 1969 Muntendam
07 02 1970 Oisterwijk
11 12 1970 Budel
05 04 1972 Haelen
18 10 1974 Well
02 05 1975 Udenhout
19 11 1975Ga naar voetnoot** Ommen
13 01 1978 Cuijk

B

31 08 1956Ga naar voetnoot* Volendam
10 11 1959 Stiens
30 05 1962 Buitenpost
09 11 1962Ga naar voetnoot* Winschoten
03 06 1965 Groningen
00 03 1966 Volendam
13 04 1966 Landerum
18 07 1966 Jubbega
12 12 1966 Noordbergum
30 01 1967 Groningen

C

00 10 1961 Veenoord
09 03 1963Ga naar voetnoot* Emmen
09 03 1963 Emmen
07 05 1963 Coevorden
24 01 1966 Hoogeveen
17 10 1966 Jisp
29 10 1966 Emmer-Compascuum
11 02 1967 Nieuw-Balinge
20 09 1967 Amsterdam
23 09 1967 Teteringen
31-01 1968 Helmond
01 08 1969 Vriezenveen
11 11 1970 Beilen
14 12 1970 Helmond
24 10 1973 Nieuw-Balinge

D

18 10 1952Ga naar voetnoot* Middelburg
00 00 1958 Noordwijk aan Zee
00 00 1959 Noordwijk aan Zee
13 02 1967 Dordrecht
04 11 1967 Giethoorn
11 10 1968 Rotterdam
10 11 1969 Soest

E

28 10 1954Ga naar voetnoot* Oost-Souburg
26 08 1959 Koudekerke
26 08 1959 Nieuw- en St. Joosland
25 10 1959Ga naar voetnoot* Vlissingen
28 10 1959Ga naar voetnoot* Koudekerke
19 03 1966 Oss
16 11 1967 Oost-Souburg
30 01 1968 Heinkenszand
30 01 1968 Ovezande
16 06 1969 Ospel
29 09 1970 Prinsenbeek

F, G, H

00 00 1959 Rockanje
01 08 1961 Rockanje
25 11 1961Ga naar voetnoot* Rockanje
16 11 1963Ga naar voetnoot* Proven
16 11 1963 Proven
12 08 1967 Olburgen

Vermeldingen/literatuur

Bakker nr. 227; Blyau/Tasseel nr. 20; Brouwer 145 en Bijl. III; van Duyse I, nr. 32; Erk-Böhme I, nr. 67; Gittée 1890; Hoffmann 1833, nr. 29 en 1856 nr. 26; Hiel 104-105; Kalff 197-198; Kunst 1951, nr. 28; Lambrechts nr. 4; Le

[pagina 198]
[p. 198]

Jeune nr. 49; Lootens/Feys nr. 48; Meier II, nr. 61; Mincoff-Marriage nr. 7 en 8; v.d. Molen nr. 9; Veurman nr. 35; Willems nr. 90; Warmelo 1961.

Melodieën

Melodie A: Lootens/Feys nr. 48; Lambrechts nr. 4; v. Duyse nr. 32 C (ms. H. Roes, eind 18e eeuw); variatie van melodie A in Blyau/Tasseel nr. 20.

Melodie B: Veurman nr. 35; Kunst 1951, nr. 28; v.d. Molen nr. 9; Bakker nr. 227.

Liedboekjes

De nieuwe vermakelyke Utrechtse minstroom. Amsterdam 1767, A. Cornelis, p. 5.
De nieuwe Amsteldamsche buyten-singel. Amsterdam5 z.j. [tussen 1786 en 1804], S. en W. Koene, p. 35.
De lammeren-vreugd. Amsterdam 17789, Erven H. van der Putte, p.71.
De nieuwe Overtoomsche markt-schipper of durkerdammer kramer [enz.].
Deventer z.j. [ca. 1805], J.H. de Lange, p.44.
Amsterdam 1821, B. Koene, p. 37.
Rotterdam z.j.8 [ca. 1831], T.C. Hoffers, p. 29.
Deventer z.j. [ca. 1860], P. de Lange, p. 44.
Amsterdam z.j. [ca. 1875], G. van der Linden, p. 55.
Amsterdam z.j. [ca. 1895], E.P.A. van de Geer Jr., p. 55.
Studentenliederen. Groningen 1885, p. 98 (mel. van P.H. Scholten)
Volksliederenbundel. Haarlem 1952, J.H. Gottmer, p. 158.
Daar staat een linde in genen dal: vertaling van de vroege Duitse tekst; melodie uit de Souterliedekens).
[pagina 199]
[p. 199]


illustratie

eind1.
De wijsaanduiding Een meysken had een Ruyter lief ook in Veelderhande liedekens, 1569 (fol. 320).
eind2.
Zie Erk/Böhme 243, Mincoff-Marr. 16, 18, en Meier [II] 106-108; gearchaïseerde vertalingen van ms. Straatsburg (1592) en liedblad Augsburg (1580-1600) in Van Duyse 181-185.
eind3.
In 1807 voor het eerst in druk uitgegeven door Büsching en Von der Hagen [Sammlung Deutscher Volkslieder nr. 76].

margenoot*
ketting

voetnoot*
opname Will Scheepers
voetnoot*
opname Will Scheepers
voetnoot**
opname Marleen Deurvorst

voetnoot*
opname Will Scheepers
voetnoot*
opname Will Scheepers

voetnoot*
opname Will Scheepers

voetnoot*
opname Will Scheepers

voetnoot*
opname Will Scheepers
voetnoot*
opname Will Scheepers
voetnoot*
opname Will Scheepers

voetnoot*
opname Will Scheepers
voetnoot*
opname Will Scheepers


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 26 augustus 1967

  • 9 november 1962

  • 9 maart 1963

  • 18 oktober 1952

  • 29 september 1970

  • 16 november 1963

  • 1 augustus 1961

  • 26 augustus 1959


lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank