Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Algemeen letterkundig lexicon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave




Downloads

Lexicon van drama en theater (4,42 MB)

Lexicon van de poëzie (4,93 MB)

Lexicon van de retorica (1,60 MB)

Lexicon van de verhaalkunst (3,58 MB)

Lexicon van literaire genres (13,26 MB)

Lexicon van de literatuurgeschiedenis (15,36 MB)

Lexicon van de algemene literatuurwetenschap (2,33 MB)

Lexicon van handschriftenkunde, boekwetenschap en editietechniek (19,90 MB)



Genre
sec - letterkunde

Subgenre
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Algemeen letterkundig lexicon

(2012-....)–anoniem Algemeen letterkundig lexicon

Vorige Volgende

emporicum

Etym: Lat. emporium = stapelplaats.

Lofdicht op een handelsstad of stapelplaats, behorend tot het genre van het stedendicht. De kenmerken van het stedendicht zijn op het emporicum onverkort van toepassing. In het emporicum zijn echter nadrukkelijker sexuele metaforen aanwezig in verband met de personificatie van de stad tot maagd, tot vrouw, tot een moedermaagd die net als een handelsstad zoveel mogelijk opslorpt om daarvan welvarender (steeds dikker = zwanger) te worden. De connotaties die samenhangen met moeder en maagd, nl. verzorgend, rein en moreel hoogstaand, leiden ertoe dat de stedenmaagd per definitie goed handelt, ook al verslindt ze alles om er zelf beter van te worden, bijv.

Het sta mij vrij, Vorstin [= Amsterdam], zo rijzig op de leden,
Uw bruiloftskamers en saletten in te treden,
Uw bruidsschat te bezien en trouwring, die alom
Vermaard, de Zee verbond tot uwen bruidegom.
(J. Antonides van der Goes, ‘Ystroom’ in Alle de gedichten, 17486, p. 19, vs. 621-624)

En de volgende regels van Vondels gedicht ‘Op Amstelredam’ dienen waarschijnlijk ook letterlijk genomen te worden:

Aan d'Amstel en het IJ, daar doet zich heerlijk open
Zij, die als keizerin de kroon draagt van Europe.
(De Werken, WB-ed., dl. 3, 1929, p. 354)

Lit: A.J. Gelderblom, ‘De maagd en de mannen. Psychokritiek van de stadsuitbeelding in de zeventiende en achttiende eeuw’ in Id., Mannen en maagden in Hollands tuin (1991), p. 78-93.

empirische literatuurwetenschap enallage

thematisch veld:

Lyrische en poëtische genres
Lofdichten

Vorige Volgende