Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geld of liefde (1855)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geld of liefde
Afbeelding van Geld of liefdeToon afbeelding van titelpagina van Geld of liefde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.72 MB)

Scans (150.57 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geld of liefde

(1855)–Désiré Delcroix–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 127]
[p. 127]

XV.

Mais elle était du monde, où les plus belles choses Ont le pire destin.
Malherbe.
 
Ja 'k durf u in de kaken zien,
 
Zoo onverzaedlyk gapend
 
Ik durf my aen uw pylen biên:
 
Myn boezem is gewapend.
 
Ja 'k zet u zelv' den voet op 't hart
 
Onsteiger uw vermogen,
 
En lach met de ydle stervenssmart
 
Naer hooger opgetogen.....
 
..............

Treurig was het in de wyde kamer, waer Mevronw Van Stralen buiten kennis op haer bed uitgestrekt lag.

Haer man zat nevens het bed, en hield de hand der stervende in de zyne.

Zyn verhard gemoed was eindelyk onder de herhaelde slagen des jammers verdeemoedigd, en zyn gelaet droeg diepe spooren van verdriet, die den inwendigen stryd verrieden, welken zyne ingeborene goede hoedanigheden tegen de uiterlyke, yskoude grondstelselen zynes hoogmoedigen en zelfzuchtigen geestes hadden geleverd.

[pagina 128]
[p. 128]

Sedert de ziekte zyner vrouw had elke verloopene dag een valsch begrip uit zyn hart geroeid, en er eene slapende deugd in opgewekt.

De wilskracht daer hy zich vroeger op beroemde, scheen hem thans een laf misbruik geweest te zyn der zedelyke magt, die God den manne over de vrouw enkel verleent, om ze tot haer heil te doen dienen.

Zyn geweten verweet hem dit bitter, en thans begreep hy, dat zyne gewaende krachtdadigheid niets geweest was, dan eene harde en bittere onderdrukking eens zwakken en weerloozen schepsels.

Het valt immers zoo gemakkelyk de goeden en de nederigen te overheerschen! het is zoo heerlyk zich boven de puinen eener menschenziel te kunnen verheffen, om by de zedelyke dood van dit evenbeeld Gods te mogen juichen en, in zynen verwaenden hoogmoed, den Schepper te mogen toeroepen:

- Zie hoe ik het werk uwer handen heb vernield en uwe inzichten heb verydeld en bespot!

Ja, dit is schoon en edel niet waer, en daerom zyn er zoo velen die dit geluk najagen en zielen dooden, om over gevoellooze werktuigen te gebieden.

Haet noch veracht hen niet, maer beklaeg hen, want zy hebben eenen schromelyken last op zich getorscht, en allen hebben het geluk niet, dit drukkende pak hier beneden afteschudden en zich door de droefheid te louteren.........

 

De priester had de arme zieke met den laetsten kerkelyken

[pagina 129]
[p. 129]

zegen gewapend, en las thans over haer de gebeden der stervende. Klara zat geknield vóór de sponde harer moeder, zy weende niet en aenzag alles met dien verwilderden blik, die een onuitsprekelyk innig lyden uitdrukt, en het scheen alsof zy onbewust was van hetgene om haer gebeurde.

Jan, die uit hoofde zyner lange en trouwe diensten, het droevige voorregt verkregen had, zyne meesteres te zien sterven, zat in eenen hoek der kamer en weende, terwyl zyne bevende lippen een vurig gebed ten hemel zonden.

De doktor bereidde eenige dranken, welke den doodstryd minder pynelyk zouden maken, want sedert lang bleef er by hem geene hoop op genezing meer over.

De meiden welke door haren dienst in de kamer noodzakelyk waren, gingen traegzaem en stil over de dikke tapyten heen, en men hoorde er enkel de pynelyke ademhaling der stervende, de gesmoorde droefheidszuchten des ouden dienaers, en het regelmatige getik van een prachtig slingeruerwerk.

Buiten baden de arme dorpelingen nog altyd, ondanks de koude nachtlucht, voor hunne weldoenster.

Om middernacht kwam Stien met Tante Treze in vollen draef het voorhof binnen gereden, en drie minuten later, zat reeds de goede schoonzuster met roodgeweenden oogen, nevens Klara, by het bed.

De doktor bevochtigde de lippen der lyderes met een hartverkwikkend vocht, en zy kwam weder tot het bewustzyn terug. Hare verglaesde oogen werden voor eenige oogenblikken helder en klaer.

- Alfried! sprak zy met flauwe stem.

[pagina 130]
[p. 130]

Van Stralen drukte haer de hand, ten teeken dat hy haer had gehoord, hy durfde niet spreken, uit vrees van zyne aendoening te verraden, en zyne vrouw vervolgde:

- Alfried, welhaest zal ik van hier gaen, indien ik u ooit heb bedroefd, vergeef het my, opdat ik gerust sterven moge.

- Maria! antwoordde Van Stralen, gy vraegt my om vergeging! en een tranenvloed gaf zynen boezem lucht en belette hem verder te spreken.

Doch de teêrgevoelige vrouw had hem verstaen, zy had zich nog eens door haren man by haren doopnaem hooren noemen, hare ziel was getroost en gesterkt.

Eene hemelsche vreugde verhelderde haer gelaet, zy verzamelde al hare krachten en drukte als eeuwig vaerwel eenen laetsten kus op de hand, welke de hare vasthield.

- Klara, waer zyt gy? sprak zy een weinig later, en ditmael met nog meerdere klem.

En in hare moederliefde kracht genoeg puttende om het lydende lichaem te bewegen, richtte zy zich thans half op en het hoofd harer weenende dochter met beiden handen in haren boezem bergende, sprak zy vast en onbelemmerd:

- Alfried, ik beveel u het geluk onzes kinds, beveilig haer tegen de boosheid der wereld, en gy, zuster, ik smeek er u om, wees haer eene lief hebben de moeder, opdat ik gerust in den schoot der aerde slapen moge.

Beloof my dit beide, in den hemel zal ik voor u allen bidden.

Allen snikten luidop, en de stervende viel wederom in flauwte en kwam niet meer tot het bewustzyn terug.

[pagina 131]
[p. 131]

De doktor wandelde angstig over en weder; hy voelde haren pols en sprak:

- De doodstryd begint, hy zal zacht en pyneloos zyn.

- Laet ons bidden, sprak de geestelyke, en allen zegen knielend neder.

De engelachtige vrouw bleef roerloos en buiten kennis liggen.

Om twee uren ontstond de zieltoging, kwaert voor drieën gaf de moeder eenen kleinen gil, die als een snydend werktuig de harten der aenwezigen doorvlymde, en waerin men de namen Lodewyk! Klara! meende te herkennen.

Klara viel bedwelmd ten gronde, haer vader verbleekte en deed moeite om zyne aendoening en zyne tranen te verbergen.

En het ernstige gelaet des ouden priesters werd door eene geheime bovenaerdsche vreugde verhelderd, rond zyne gryze lokken scheen er een luchtkrans te spelen, hy verhief de bevende handen ten hemel en sprak:

- Heere! wees der afgestorvene genadig, want zy verlostte den arme die daer riep, en den weeze die geenen helper en hadde; en zy heeft de oogen der weduwen niet laten bederven.....

 

Toen het in den oosten daegde, vertrokken de priester en de doktor; Tante Treze deed haren broeder en hare nicht de kamer verlaten. Jan en de meiden bleven by het lyk bidden.

De gryzaerd naderde wankelend en weenend der sponde, hy kustte eerbiedig de hand der doode en in zyne droefheid morde hy:

Heere! waerom laet gy my, arm verouderd en nutteloos werk-

[pagina 132]
[p. 132]

tuig, op der aerde, terwyl uwe verbolgene hand de armen hunne troosteresse en hunne weldoenster ontneemt?

Stien leide thans de bedrukten naer boven, die den gantschen nacht buiten hadden gestaen, zy hadden verlof bekomen, de trekken hunner goede moeder, zooals zy Mevrouw Van Stralen noemden, nog eenmael te aenschouwen.

Toen zy dit bleeke voorhoofd, die uitgeholde wangen en die blauwe lippen zagen, kende hunne droefheid geene palen meer, en de morgenzon die in dit oogenblik den nevel doorbrak, spiegelde zich in de dauwdruppelen der aerde en in de bittere tranen die op hunne afgeteerde wangen parelden, en welke de engel der barmhartigheid verzamelde, om ze ten voordeele der verzaligde, vóór Gods eeuwigen regterstoel getuigenis te doen geven.

De doodklok bromde in de verte, en verspreidde de droeve mare.

Diepe zuchten stegen uit de schamele hutten op, de ouders deden hunne kinderen voor de ziel der afgestorvene bidden en zy zegden in hunne droefheid:

- Heere! wie zal onze hongerige kinderen spyzen, en wie hunne naektheid kleeden? Wie zal onze zieken bezoeken en wie onze ouderlingen verzorgen en troosten?

 

Klara en hare Tante gingen de groote plaets over, en de kerk in; het meisjen in eenen breeden mantel gewikkeld, hing werktuigelyk aen den arm harer gezellin en werd om zoo te zeggen, door dezelve voortgesleept. Allen die haer hadden zien voorby gaen, voelden hunne droefheid stillen, want de Algoede had hunne vragen niet onbeantwoord willen laten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken