| |
II
Pagters, een dikke, pukkelige man van al ver over de veertig, was helemaal uit de school van Beders, die niet na drie, maar na vijf maanden eindelijk was afgezwaaid: hij wou de zaak goed achterlaten. Dat in orde brengen van de erfenis bestond hoofdzakelijk in het nog scherper organiseren van het archief. Organiseren en archief waren voor hem basisbegrippen, maar verder had hij er dan ook weinig gehad. Zelfs voor de jongere Pagters was het de voornaamste zaak, dat het drukwerk op tijd werd afgeleverd, en de calculatie zo laag mogelijk bleef. Hij begreep niet, dat hij juist daardoor zijn vroegere chef niet had kunnen
| |
| |
opvolgen, en met zijn smeulend loeren zag hij Chris niet alleen als een schoft, maar ook nog als een gek, die het allemaal anders wilde doen.
- Maar we hebben altijd met drukkerij Suk...
- Stuurde hij grote cadeaux met Kerstmis?, vroeg Chris scherp. Pagters keek verbluft. - Dat doen ze allemaal!
- Ze zullen het mij niet doen.
Hij had een moeilijke vijf maanden gehad, maar hij had zich vast voorgenomen zich erdoor te bijten, en om ook daarna geen enkele fout te begaan. Vaak zag de nachtportier hem 's avonds naar het kantoor gaan.
- Frieda, het is absoluut noodzakelijk, dat ik daar een kamer huur.
Het was niet eens een leugen. Met een bittere trek keerde ze zich af.
- Dit is zeker het einde?
- Waarom? En het einde van wat?
Tera had aangeboden een kamer voor hem te zoeken. Hij had dat glimlachend afgeslagen. - Dat doe ik zelf wel even! Het was hem niet meegevallen, maar dat was niet erg, hij wou nu zoveel mogelijk alles zelf doen, en zich distanciëren van wat hij noemde ‘het verleden’, zelfs van Tera, die hij een groot boeket bij zijn aanstelling had gezonden, en daarmee uit. Hij bezocht haar naderhand nog wel eens, maar altijd door de achteringang van haar zaak; hij dacht er dan niet eens meer bij na, het werd een gewoonte.
- Zeg meneer Pagters, gaat u maar op de stoel van de oude heer Beders zitten.
- En u dan?
- Ik ga naar het kleine kamertje, samen met juffrouw Altepost, daar werk ik rustiger.
- Dat zal meneer Albert nooit goed vinden!
- Van nu af hebben we voornamelijk met meneer Thomas te maken.
Zijn blonde, stevige secretaresse met haar vooruitstekende tuit grinnikte openlijk, eindelijk was ze van Piet Peut af, zoals ze Beders had genoemd. Niet alleen voor de symboliek ging hij
| |
| |
de twee kamers van de afdeling publiciteit van inhoud verwisselen: Beders had machtig in de grootste gezeten, zoals een chef betaamde, maar ondanks zijn organisatie-zucht had zich daardoor het publiciteits-materiaal, de oude ontwerpen, de folders, matrijzen en overgeschoten drukwerken onoverzichtelijk opgestapeld in de andere, veel kleinere kamer.
- Twee bureaux en de correspondentie-kasten, juffrouw Altepost, wat hebben we meer nodig?
- Zo is het, meneer Ottolander.
Dat was in zijn tweede, eigen week daar, hij liet ze allemaal goed aanpakken.
- Wat is de bedoeling, Ottolander?
Mr. Thomas Wennekes stond achter hem, in een bruin-linnen pak en een groen vlinderdasje.
Ottolander legde het hem in twee zinnen uit. - En dan komt de heer Pagters op de stoel van de oude heer Beders.
De kleine, stevige man sloeg zijn bruine ogen naar hem op en liet daar in iets tintelen. Hij zei niets, behalve: - Wanneer is het klaar?
- Morgen zijn we zo ver.
- Mooi, dan gaan we overmorgen samen naar Parijs. Geef het even aan de boekhouding op, die maakt het voor u in orde, tickets en zo.
- Is dat nodig?, vroeg Chris meer overrompeld dan verbaasd, we zitten hier tot over onze oren in het werk.
- Ja, het is nodig. We gaan maar twee dagen, het werk komt daarna. Trouwens, Parijs is óók werk.
Hij draaide zich om en verdween, een geschokte publiciteits-afdeling achterlatend. - Kom, aan de slag, wat kijken jullie?! Juffrouw Altepost zei: - Piet Peut ging nooit met de directie op...
- Dit zijn andere tijden.
Pagters zei zuur: - Misschien wou Blom weer niet mee...
Naderhand vroeg hij aan zijn secretaresse: - Wat was dat, van Blom?
Blom was de derde directeur, die zijn taak in de fabriek zag als bedrijfsingenieur, de machines en apparaten moesten blijven draaien en zo goed mogelijk.
| |
| |
Altepost zei: - Hij gaat alleen maar mee naar het buitenland, als er nieuwe verdampers of zo moeten worden gekocht. Hij keurt ze dan. Van zaken houdt hij niet. Hij heeft zich ook nog nooit met onze afdeling bemoeid. En meneer Thomas heeft de naam, dat hij moeilijk alleen kan zijn, soms vraagt hij Dr. Mors mee, maar die kan niet altijd.
De tocht in het vliegtuig verliep stijf, zonder veel contact. Mr. Wennekes was gedreven aan het lezen in een dossier alsof hij haast had er op tijd achter te komen, en nu en dan sloeg hij ook een paar boeken op. Hij zei tegen Chris: - Vleesconserven en worst. Die zaak is als klein slagerijtje begonnen, specialiteit ham. Enorm bedrijf nu, ze breiden voortdurend uit. Een goede klant van ons, maar ze hebben nou pech met een nieuw soort worstmachines, ons product schijnt het daarin niet te doen.
In een statige kamer vol groen pluche werden ze ontvangen door een dikke, zindelijke man, die, op zijn glimmend kneveltje na, herinneringen wekte aan de slager, die bruin en met een reuzelige glimlach prijkte in een ovale, mahoniehouten lijst. Zijn zeer levendige zoon scheen een vrolijke baas, die met een korte zin vermouth liet komen, en later om zijn eigen zoon belde, een donkerharige en vlotlijkende man, die echter het broeierige in de blik had van opschieten. Maar er was meer dan een half uur nodig om tot de zaak te komen, en daarna gingen ze de fabriek in, waar de pratende dikzak ze eerst op hun gemak de andere afdelingen wilde laten zien, zelfs een nieuwe rekenmachine moest zijn trots ontgelden, en de zoon liep gelaten en zwijgzaam mee. Ondertussen bewonderde Ottolander het gemakkelijke spreken en bewegen en lachen van Mr. Wennekes, wiens gebaren voortdurend de grootste interesse suggereerden. Was zijn belangstelling echt? Als je goed keek moest je het geloven.
Tegen lunchtijd waren ze nog niet aan de nieuwe worstmachines toegekomen. Mr. Wennekes vroeg de heren voor een hapje in de stad, en de knevel liet dadelijk de wagen voorkomen; het werd zwaar werk met vijf gangen en twee wijnen. En terwijl Chris en de zoon slaperig tegen elkaar glimlachten, ging meneer Thomas onvermoeid door met de oudere fabri- | |
| |
kant, beiden niet om een woord verlegen en beiden kalm hun glazen vullend.
Hoe legde zijn directeur het daarna aan in de fabriek zo fris en vief te zijn? Chris liep ferm met hem mee, ofschoon hij maar de helft begreep van wat er gezegd en gedaan werd. Het was niet alleen de wijn, die hem dwarszat, maar voornamelijk de slaapverwekkende maaltijd. Wennekes stelde vragen, dribbelde heen en weer. Het ging om het product, dat totdusver de franse worst zo'n mooie, verse kleur had gegeven, maar dat nu faalde.
- Hoeveel gram deed men in de oude? En hoeveel in de nieuwe?
De dikke fabriekseigenaar gaf moeiteloos de cijfers.
- Haha!
Wennekes vroeg daarop, of ze het hém wilden laten doen. Hij maakte berekeningen in een keurig boekje, woog af, liet een nieuwe machine draaien, en herhaalde daarna nog enkele malen de procedure.
- U deed tot dusver mínder in de nieuwe machines...
- Mais naturellement! Ze draaien toch vlugger en...
- Mais non!
Het geheim was, dat je er méér in moest doen. - Attendez!
- Mais c'est formidable, monsieur Wennekès.
Tegen vijf uur had Thomas de juiste dosering, de zwijgzame zoon wreef zich opgelucht in de handen, ze konden weer worst maken. En nu was híj het, die hen uitnodigde voor een diner diezelfde avond. Of de heren om acht present wilden zijn.
Aan een bar, Mr. Wennekes en Ottolander beiden met een spuitwater, zei de eerste: - Het gaat helemaal niet om die worstmachines, dat had ik hun de eerste minuut wel kunnen vertellen, we hebben precies zoiets meegemaakt bij Grünbaum in Frankfurt. Maar ik moest ze een beetje overtroeven, Ottolander, want ik weet toevallig, dat ze met soep in pakjes willen beginnen, en pas dan worden ze een móórd-klant.
Chris lachte.
- Zulke dingen hoor je niet, als je achter een bureau blijft zitten, zei Wennekes. - Kijk es Ottolander, ik heb mijn vader nu
| |
| |
eindelijk zo ver, dat hij de publiciteit aan mij overlaat. Maar ik ben vaak weg, en de publiciteitschef moet dus dikwijls zelfstandige beslissingen nemen. Wat betekent dat? Dat hij het bedrijf net zo goed moet kennen als ik, van binnen en van buiten. En dat laatste is belangrijk, want voor wie maken we reclame? Voor klanten over de hele wereld, individuen zou je bijna kunnen zeggen. Jij moet schrijven of laten schrijven voor die individuele klanten, en daarom moet je ze kennen, hun mentaliteit, hun soort zaken, en wat voor eigenaardigs al die verschillende zaken hebben. Mijn vader had de pest in, dat ik je meenam, maar wat maakt die paar honderd gulden per maand uit als je gezien hebt, wat wij voor de klant kunnen doen, en je er dus overtuigd over kunt schrijven?!
Chris dacht: één keer per maand! Hij zag zich ineens als cosmopoliet, een man van de grote wereld.
De snelle mond onder de levendige bruine ogen vervolgde: - Misschien heb je geen technische belangstelling. Als je wat bij ons wilt wórden, moet je het krijgen, het is een noodzaak, en het is fijn om te hebben, dat zweer ik je. Ik heb je vanochtend zien kijken, je dacht half, dat ik het maar speelde. Dat was niet zo. Ik vind het iets machtigs om te ervaren, hoeveel dingen, wezenlijk níeuwe dingen, ze elk jaar weer uitvinden. We leven in een geweldige revolutie, de grootste van alle tijden, en de massa heeft daar geen weet van. Wat gebeurt er niet in de electronica, de pharmacie, je noemt maar op, het is om van te duizelen!
Was het zijn stokpaardje? Aan het diner begon hij er opnieuw over, en dat voorkwam dat de uitvoerige maaltijd saai werd. Ottolander onderhield de jonge fabrikant zo goed hij kon - hij had al onmiddellijk het besluit genomen zijn Frans op te halen, hij zou weer les nemen -, maar ondertussen begreep hij wel, dat er zich tussen de twee andere mannen iets afspeelde op een heel ander plan en dat Thomas het als terloops stuurde naar de toekomstideeën van de olijke, slimme knevel. En uiteindelijk kwam Mr. Wennekes tot de afspraak om ‘l'affaire secrète’ die volgende middag van alle kanten te bespreken.
Hij zag er zeer moe uit, toen ze in een taxi naar hun hotel
| |
| |
reden. Zuchtend zei hij: - Ik ben moe maar voldaan, als na een goeie serie holes. Maar 't is méér dan een sport, véél meer... Hij veerde op en vroeg: - Wat ga jij nu doen, les petites dames?, of zomaar naar bed? Ach, zei hij, als voor zichzelf, laten we ook maar geen onzin uithalen. Parijs! Als het nu nog in Helsinki was!
Een man als ieder ander, natuurlijk. Maar wat een verschil met Harry Rusman! Dezelfde vitaliteit! Alleen: wat een andere allure, een grote stijl! God!, dacht Chris, ik ben hier wèl goed terecht gekomen. Wat kan ik van deze man nog een hoop leren. En hij is waarachtig een jaar jonger dan ik!
Mr. Wennekes was de volgende ochtend al vroeg bij de hand. Hij bonsde op Chris' kamerdeur en riep: - Als je opschiet, Ottolander, zal ik je eens een ander stuk van het leven laten zien!
Ze reden met de métro naar Ménilmontant, waar ze in een herfstige motregen de grauwe huizenberg bestegen en halverwege linksaf een betonnen trap opstommelden. Een lange, roodharige man in een molton hemd - hij was klaarblijkelijk op hun kloppen uit bed gekomen - deed onzeker open, maar knikte dociel toen hij Thomas zag. Hij schoot snel in een broek, trok de gescheurde overgordijnen uiteen, en in het kleine, rommelige atelier, waar het stonk naar dode ratten, begon hij haastig schilderijen uit een stapel te selecteren en ze zo gunstig mogelijk op alle bruikbare voorwerpen te plaatsen. De man sprak half engels, half frans - Mr. Wennekes zei: - 't Is een Zweed -, en de slungel vond het nodig er explicaties bij te geven, die overigens nog verwarrender waren dan de afschuwelijke, paarse vlekken, die hij voornamelijk had geproduceerd. Alsof het een hondje in dressuur betrof, zei Wennekes: - Hij is geen snars vooruitgegaan, kom we gaan.
Hij groette plotseling joviaal, alsof hem per donderslag elke taal ontschoten was, en hij wierp een biljet op de tafel, waarop de Zweed bedroefd een dankje knikte.
Op straat zei Thomas: - Ik laat altijd wat achter, hij is blij als ik kom, ook al heb ik nooit wat gekocht. Want hij is bang voor honger, het is geen man met lef. Daarom heeft hij niets bijzon- | |
| |
ders. Je zult nog wel eens vaker met me meegaan, ik heb wel tien, vijftien van zulke adressen, alleen in Parijs al, en let dan es op: als ze dat andere hèbben, dan zie je het in al hun doeken, het is dàt wat je dan het eerste opvalt, een streek, een kleur, een motief, een bepaalde humor, of sarcasme, of lyriek, of een bepaalde manier van een hoofd tekenen. Als je dàt vindt, en je hebt het nog nergens anders zó gezien, dan kun je wel gaan kopen. En dat moeten wij nu in onze publiciteit vinden, één dadelijk herkenbare trek, een eigen stijl, iets waarvan de mensen bij één oogopslag zeggen: Hé, daar heb je weer iets van Wennekes en Blom. Dat is je eerste taak! En met een abrupte overgang: - Ha!, een café. Kun je schaken?
- Een beetje, zei Chris.
- Dan moet je dat maar goed leren. En zeg maar Thomas, als we in het buitenland zijn. Chris, niet? 't Is toch al vermoeiend genoeg.
- Ja, je hebt genoeg tempo in je body, zei Chris. - Pas maar op voor je hart. Thomas zei: - Ik doe aan yoga, 's ochtends tien minuten en 's avonds tien. Dat had je niet gedacht hè? Ze plagen me er thuis mee, maar ik voel me er fit bij. Je moet het ook doen.
Chris zei: - Ik ben tot veel bereid, maar dáár doe ik niet aan mee! En bij wijze van grap: - Al moet ik er ook voor op mijn kop gaan staan.
Thomas zei alleen: - Ik krijg je heus wel zo ver.
Er zat iets heel vanzelfsprekends in die zin.
|
|