kaarslicht. Ze zat rechtop, ontspannen, al niet zo'n jong meisje meer, maar nog krachtig en soepel.
- Nou ja, c'est la vie, zei ze, en eensklaps stond ze op. Hij was verbaasd maar liet niets blijken.
Buiten was het al vrijwel donker. Van de ver overstekende dakgootrand waaiden nog dikke druppels naar beneden, een regenpijp reutelde kelig voort, en ze liepen haastig langs de blinde muur van het hotel naar de opengewaaide garagedeuren.
- Wacht, ik zal... Ze ging hem vlug vooruit. Daarop hoorde hij een bons, ze kreunde, en hij vond haar met de handen tegen het voorhoofd.
- Die dwarsbalk...
Hij zei: - Het bloedt... Doet het èrg pijn?
- 't Gaat wel over. Binnen ligt een verbanddoosje.
Ze opende haar tasje en nam de sleuteltjes. Toen ze het binnenlicht had aangedaan, kwam hij naast haar. Ze was al aan het manoeuvreren met een zakspiegeltje. - Een barst, geloof ik.
- Laat es kijken... Een barst, ja.
Een straaltje bloed kronkelde zich over haar wenkbrauw naar haar neus. Hij nam vlug een schone zakdoek en veegde de glinsterende streep weg.
- Geen hoofdpijn? Niet misselijk?
- Een beetje hoofdpijn... Alstublieft... Ze gaf hem een blikken verbanddoosje.
Ze zei: - Een gaasje met leukoplast, er zit ook jodium in.
- Let op... Hij beschermde haar ogen met de zakdoek en streek met het jodiumflesje over de kleine barst. Hij zag haar mond trillen, en dat maakte haar ineens heel gewoon en heel ongewoon, als het meisje uit de goederenwagon.
- Nog één ogenblik! Hier, een gaasje, houdt u het zelf vast.
Even later had ze een kruis op haar voorhoofd.
- Dank u wel, dokter Ottolander!
Ze bleef nog even achterover liggen, met gesloten ogen, de volle lippen op een zachte spleet.
- Nou hier! zei hij zacht en hij zoende haar snel.
Ze sloeg haar ogen op, een ogenblik overrompeld, en keek hem