Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De deur op een kier (1958)

Informatie terzijde

Titelpagina van De deur op een kier
Afbeelding van De deur op een kierToon afbeelding van titelpagina van De deur op een kier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.28 MB)

Scans (17.63 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De deur op een kier

(1958)–Max Dendermonde–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

IV

De beklemming, dat hij zich in het publiek misschien had misdragen woog minder zwaar dan de vraag, waarom Jacqueline Wennekes was weggerend. Wat had ze opgevangen van Rusmans woorden? Was ze Chris Ottolander plotseling anders gaan zien? De twee angsten vermengden zich, de beklemming om zijn aftocht met Rusman trok zich op aan de vrees, dat Jacqueline nu nooit meer iets met hem te maken zou willen hebben: hij was door de mand gevallen. Maar natuurlijk was dat laatste volstrekte onzin. Want toen hij halverwege de hoofdfilm was teruggekeerd, had Gerard Rook gezegd:

- Dat's nóg mooi afgelopen, meneer Ottolander...

Daarna was alles gegaan volgens plan. Hij had zelfs niet vergeten een kelner te zeggen, dat hij de agenten koffie en sigaren had beloofd en dat ze maar binnen moesten worden geroepen. Na de film had hij kalm in de hal gewacht, tot alle bezoekers zich daar hadden verzameld, en met licht gemak had hij zijn speech afgestoken en daarna de muurplastiek onthuld. Het applaus was waarachtig. Toen Ottolander kort daarop rustig een glas sherry van een zilveren tablet nam, net als de tientallen, misschien honderden keren daarvoor, en toen hij zich tus-

[pagina 235]
[p. 235]

sen de geparfumeerde menigte begaf, kromp de beklemming tot de vraag: - Wat was dat daarstraks, Ottolander?

- Ach niets, ik moest die man een beetje sussen.

De meesten vroegen er niet eens naar, Ottolander was niet het middelpunt van de wereld. Wat wàs dat daarstraks? Niets natuurlijk, een pluisje, dat je van je mouw tipte. Helemaal niets, zijn reputatie was in het minst niet beschadigd. Ze waren juist allemaal buitengewoon vriendelijk tegen hem, om het succes van de documentaire, de geslaagde keuze van de hoofdfilm. Was niet zelfs Rusman vriendelijk en begrijpend geweest in dat café, toen Chris had gezegd terug te moeten gaan?

- Het is nou eenmaal je baantje. Maar we zien mekaar gauw weer, hè?

- Natuurlijk Harry. Dan drinken we ècht een borrel!

Hij meende dat zelfs een beetje. Het verzet tegen de beklemming gaf hem in, dat hij niet bang moest zijn, dat hij mocht omgaan met wie hij wou, het was enkel lafheid altijd je gevel op te houden. En hij wilde niet laf zijn, niet meer. Vooral niet, nu Jacqueline wel alles begrepen zou hebben. Maar zijn nieuwe, halve dapperheid stelde hem dadelijk de vraag, wat er nog helemaal te begrijpen viel. En toch...

Zo ongemerkt mogelijk had hij zich losgemaakt uit de feestelijke menigte en vlug was hij naar huis gegaan om daar op te bellen naar het huis van Jacqueline. Had de bediende een bijzondere klank in zijn stem, toen hij zei, dat juffrouw Wennekes al sliep? En had hij weer diezelfde klank, toen hij Chris de volgende morgen effen meedeelde, dat ze zeer vroeg in de ochtend naar het buitenland was vertrokken?

Maar dat kon helemaal niet! Met zijn hoofd in de handen over het bureau geleund zat hij te overleggen. Naar het buitenland? Had ze dan alles al in gereedheid voor de tentoonstelling, die Ottolander precies een week later zou openen?: een expositie in de bedrijfskantine van Wennekes en Blom, getiteld: ‘Selectie uit het particuliere bezit van J. en T. Wennekes’. Hij belde Pagters van de publiciteits-afdeling en vroeg hem naar de stand van zaken.

- Alles is al klaar. De catalogus gaat maandag in druk.

[pagina 236]
[p. 236]

- Maar ik dacht...

- Juffrouw Wennekes heeft me gisteravond nog opgebeld. We waren gauw klaar. En de rest laat ze aan meneer Thomas over. Die is maandag weer terug.

Hij verdomde het om Pagters meer te vragen. Het ging hem niets aan. Hij dacht: als ik nou maar wist waar Thomas zat... Ik zou het hem allemaal vertellen..., en...

Wat had Harry precies gezegd? Hier in die rotstad van Touber een beetje de sjieke jongen uithangen, hè? Wat nog meer? Heb jij dat wijf van Zigeler niet gegapt? En: wie weet hoeveel smeerlapperijen je nog meer op je geweten hebt!

Er werd geklopt en Bats kwam binnen.

- Kom je je zaterdagse sigaar halen?

Bats schudde droevig zijn hoofd. - Er is iemand voor u. Een meneer Koppenol. Natuurlijk kwam hij wel om zijn sigaar, anders zou hij het gewoon telefonisch hebben doorgegeven.

- Neem er maar twee, Bats. Op de gewone plaats in de kast.

- Dank u meneer.

Hij had Lou Koppenol nog ontvangen ook! Hij had met hem zitten praten over vroeger of hij geen andere dingen aan zijn hoofd had! En natuurlijk was het er op neergekomen, wat hij dadelijk al vermoedde: of Chris geen baantje voor hem wist, hij zat weer eens zonder.

Gelukkig ging toen de telefoon. Het was Bresser, die vroeg of hij de ochtendbladen al gelezen had.

Ottolander zei: - Je staat er gekleurd op!

- Alle kranten zijn goed, zei Bresser opgetogen. - Maar waarom was je zo gauw verdwenen?

- Ik was verdomd moe... Ik zal je maandag het laatste geld overmaken.

- Dat heeft geen haast.

Na dat telefoongesprek vroeg Lou: - Ga jij over grote bedragen?

- Soms..., en toen hij zag, dat Koppenol een sigaret begon te draaien uit een klein, blikken shagdoosje, zei hij: - Wacht!, en hij trok een la open en gooide een paar pakjes op het tafeltje voor Lou.

[pagina 237]
[p. 237]

- Nou..., jullie roken er goed van.

- Representatie.

- Big shot Ottolander! Lou glimlachte verontschuldigend over die grap, het was het oude, bekende glimlachje van de geslaagde mislukkeling, een jongeling van tegen de vijftig, leeftijd scheen voor hem niet te gelden. Weliswaar was zijn dunnende, zacht krullende haar al grijs, maar zijn lichaam en gezicht hadden nog een jeugdige magerheid, en zijn ogen waren nog sterk en blinkend, onmiddellijk bereid tot een lach.

Chris zei nadenkend: - Voor jou zijn de crisisjaren nooit voorgoed voorbij gegaan...

- Nee, eigenlijk niet... Hij gaf het gelaten toe. - En weet je wat het gekke is? Dat ik ze steeds plezieriger ga vinden, in mijn herinnering. Het was toen geen schande om werkeloos te zijn.

- Je logeert zeker bij Tera?

- Natuurlijk, waar anders? Het klonk verbaasd, alsof hij volkomen vergeten was, wat er allemaal was gebeurd in een ver verleden. Misschien was hij het ook wel echt vergeten. Hij zou nu wel met Tera slapen, omdat het toevallig zo uitkwam. Zou ze nog met hem willen trouwen? Maar dan zou ze geen cent méér krijgen van de n.v. Artibel, tenzij Lou...

In een plotselinge opwelling vroeg Chris: - Zal ik je wat geld lenen?

- Wat versta je onder lenen?

- Wat jíj er onder verstaan wilt.

- Geef me dan maar vijf en twintig gulden, zei Lou, op een toon, alsof hij hem niet plukken wilde. Chris dacht: of ìk het hem nu geef of Tera... Dacht Lou hetzelfde? Hij zei tenminste: - Dat winkeltje van Tera loopt verdomd lekker, zeg!

- Nu wel..., zei Chris glimlachend.

Hoe had hij hem nog zo gauw weggekregen? Ottolander bleef daarna een gevoel houden, of hij hem met het geld had afgekocht: Lou was maar storend in zijn bestaan. Maar het verleden blééf hem plagen die morgen, want nog geen kwartier na Lou's vertrek belde Selma op.

- Prachtige kritieken, Chris! Kom je morgen eten?

Zonder enthousiasme zei hij: - Dat moest ik dan maar doen...

[pagina 238]
[p. 238]

en hij zei dat alleen, omdat hij niet wilde dat het bestaan van zijn kind ook iets storends was uit het verleden. Toch hield hij werkelijk van het kind, met de eeuwige bijgedachte: als haar moeder maar een andere was geweest... Waarom voelde Chris Ottolander toen ineens de behoefte aan een gesprekje met zijn vader? Hij sloeg het Haagse nummer aan eigenlijk voor hij het zelf wist. Zijn vader vroeg onmiddellijk: - Is er wat aan de hand?

- Welnee. 'k Wou even weten hoe het daar ging.

- Best, we gaan weer naar 't drukke seizoen. Is er echt niets aan de hand?

- Juist niet. Het loopt hier prima.

- Dat heb ik gelezen. Dat's knap van je, alle landelijke couranten over zo'n film!

- Een film van Bresser, zei Chris. - Opgelegd pandoer!

- Handig bekeken! En toen: - Wanneer kom je weer es aan?

- Vanavond?

- Best. En na een pauze: - Er is toch echt niks, hè?

- Welnee man! Alles loopt lekker!

En was dat soms niet zo? Het was wel een ochtendje van opbellen, want zijn wethouder vond het nodig hem nog eens te complimenteren met het succes.

- Hij was tè mooi, die film, zei Chris. - Hij ruikt niet naar zweet!

- Maar je zei zelf, dat body odour...

Geen woord over het incident met Rusman, niemand had het blijkbaar opgevat als een partijtrekken tegen Touber, integendeel: zelfs die kwam later aan de lijn om hem ‘ook nog eens langs deze weg, meneer Ottolander’ te bedanken voor de goede gang van zaken.

- Ik heb mijn excuses schriftelijk aangeboden aan meneer Rusman.

- Dat is heel nobel van u, zei Ottolander.

- Nee, zei Touber, niet nobel, maar zakelijk. Wacht u maar af. Het interesseerde hem niets wat Touber daarmee kon bedoelen. De manipulaties van de filmwereld waren voor een groot deel uit Ottolanders herinnering verdwenen, zoals men zich

[pagina 239]
[p. 239]

soms het verloop van een bepaalde ziekte niet meer kan herinneren. Hij wist alleen nog heel goed, dat het een ellendige tijd was geweest, en dat zijn leven nu heel prettig was. Alleen... Wat kon Jacqueline Wennekes hebben bezield met die vlucht? - Of ik jòu begrijp? Ach, Chris Ottolander! Ze gingen allemaal zo prat op hun mensenkennis, maar als het er op aan kwam wisten ze niets van een ander en deinsden ze geschrokken achteruit. - Je bent een romanticus, Chris, je hebt véel kwaliteiten, maar wéinig mensenkennis. Hij was altijd degene, die zo weinig mensenkennis had! Jaja! Ze moesten eens weten. - Ik schaam me zo... Wat een onzin! Of had ze zich toen geschaamd, omdat ze juist met hém... En waren al die andere woorden maar gelogen in dat hete holst van die nacht? Had ze hem bedrogen en waren Rusmans woedende kreten haar goed van pas gekomen? Vanavond geef ik er gewoon aan toe. Heel dom. Want het kan nooit iets worden. Enkel het mannetje in hem was goed genoeg voor haar geweest, voor één nacht. Hoeveel anderen zou ze zo voor de gek gehouden hebben? De nachtkant straalde gewoon van je af. Daarom! Was ze daarom altijd zo schichtig tegen hem geweest? Uit vrees? Leefde hij te dicht bij haar huis voor een avontuur? Als je maar een ander was geweest! Niet déze Chris Ottolander. En toch: die bewonderende blikken. De foto, die niet loog. Of was het juist alleen maar om dat ene? Chris Ottolander dacht: ik heb nog maar één kans. Ik moet haar ervan overtuigen, dat het me ernst is, en dat ik haar wil zoals ze is. Ik heb geen droom opgebouwd. Het geld en de fabriek hebben er helemaal niets mee te maken. Dat hadden ze niet in Oisterwijk en niet in die ellendige regennacht. Wat wist ik toen van haar? En toch was ik al gefascineerd! Hij dacht weer: ik heb nog maar één kans. Ik moet mijn kaarten op tafel gooien. Ik moet haar vertellen, dat Rusman loog..., of: dat het gedeeltelijk waar was, gedeeltelijk niet. Als ik maar wist waar ze zat!

Toen kwam hij op de gedachte om daarnaar te informeren bij Bella Wennekes. Hij belde haar op en vroeg of ze wist waar hij Jacqueline zou kunnen bereiken.

Bella zei: - Je bent aan het verkeerde adres, Chris. Ik wil me er niet mee bemoeien...

[pagina 240]
[p. 240]

- Waarmee niet?, vroeg hij verbaasd.

- Kom nou, zei ze, doe nu niet als een kleine jongen. Wees groot en eet mooi je eigen bordje leeg.

- Maar ik wil haar alleen maar een brief schrijven.

- Breng hem naar haar huis, dan sturen ze hem wel door. Tabé, en de verbinding werd verbroken, alsof ze met een melaatsenkamp had gebeld. Of was dat een verkeerde interpretatie?

Om half één ging hij naar huis en hij wist eigenlijk niet waarom, want wat moest hij thuis doen? Het liefst was hij naar Tera gegaan, maar de gedachte, dat Lou daar zou zitten stond hem tegen, en in een sombere bui besteeg hij de trap. Hij trof het slecht, want boven was Wally Schlenter op de gang bezig met een stofdoek. Had ze hem horen aankomen en was dit maar een voorwendsel?

- Hallo Chris!, zei ze opgewekt. Maar zonder te antwoorden liep hij door. Ze trok hem stevig aan een mouw zodat hij wel moest blijven staan en kwaadaardig keek hij haar aan.

- Waarom ben je nou nog steeds zo nijdig, vroeg ze huilerig.

Hij zei droog, zachtjes, met zijn hoofd vooruitgestoken: - Omdat je een intrigerend kletswijf bent. Jij met je Dolly!

- Ik heb geen namen genoemd, ik noem nooit namen! Ze zei het onderworpen, bijna smekend. - En ik heb je nóóit een loer gedraaid. Ondanks alles...

- Ondanks wat?

- Nou ja..., zei ze. Ze draalde. - Ik ben toch fideel? Ik ben maar een vrouw alleen, ik lig in bed te luisteren, daar kan je niet aan ontkomen, en jij doet net of er niets aan de hand is, eerst met die kleine Tiesen en later met die mooie meid van Wennekes.

- Mag ik misschien?, vroeg hij keihard.

- Ja natuurlijk! Maar waarom kom je er dan niet voor uit?

- Ieder heeft recht op zijn eigen leven, zei hij, en hij wilde er aan toevoegen: - En daarom moet je maar gauw een andere kamerhuurder zoeken, maar hij hield dat in: ineens leek hem dat hele verhuisplan belachelijk. Had ze eigenlijk niet gelijk? Was het niet laf om bepaalde dingen verborgen te houden?

[pagina 241]
[p. 241]

Met haar houding in die zaak met Frederika had ze het stellig bij het rechte eind gehad.

Wally zei, alsof het haar moeite kostte de woorden te vinden: - Maar niemand heeft het recht zich meer te voelen dan hij is. Hij liet zijn blik koel vallen in de hare en hij zei nuchter, met een zure glimlach: - Je hebt gelijk, en het kleine zuchtje daarna bewees dat hij het meende.

Ze vroeg gretig: - Eet je mee? Om het weer goed te maken?

- Nee, zei hij kortaf. - Ik heb tòch nog de pest in.

- Nou goed, zei ze gelaten. En daarop: - Wees eens wat lief voor de mensen, Chris Ottolander, dat zou je zo goed staan...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken