Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het leven van Frank Rozelaar (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het leven van Frank Rozelaar
Afbeelding van Het leven van Frank RozelaarToon afbeelding van titelpagina van Het leven van Frank Rozelaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.87 MB)

Scans (16.35 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Editeur

Harry G.M. Prick



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het leven van Frank Rozelaar

(1982)–Lodewijk van Deyssel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 367]
[p. 367]

C
Van Deyssel's aantekeningen bij de herlezing van Uit het Leven van Frank Rozelaar (1937-1940)

14 Januarie 1937: ‘Uit het Leven van Frank Rozelaar is noch het zinnebeeldig verhaal van een psychische toedracht, zoo als zoude zijn een pelgrimstocht naar een, eindelijk bereikt, doel, het naderen door den reiziger van de Maagd, het bereiken van de Maagd, en door de Maagd het Kind, waarbij dan, voor zijn gevoel geheel werkelijk, wat wij materieel en natuurkundig bosschen en wolken noemen, de poorten en kasteelen worden, waar door heen zijn tocht gaat; - noch geeft het, al ware het maar één, grootere beschrijving, van uit een goddelijk gezicht op de dingen, van menschenleven en landschappen, zoo als die van een realistisch gezicht op de dingen uit, in de romans van de laatste vijftig jaar voorkomen. Het zijn nu vele aanteekeningen omtrent een extatischen geestestoestand van den schrijver, en ènkele korte trekjes van een aard zoo als een geheele roman of althans éen groote beschrijving zoude moeten zijn. De schrijver herhaalt maar steeds, zonder verder te komen. dat alles zoo schoon is en dat hij zoo gelukkig is.

In weêrwil van deze eigenaardigheden, bespeurt intusschen de deskundige hier te doen te hebben met een geestesverheffing, zoo als die 't laatst in het beste werk van Vondel is voorgekomen, vooral misschien in het eerste gedeelte, toen Hij of Het nog in den schrijver was. Al bevat dus Uit het Leven van Frank Rozelaar het bewijs, dat deze geestesverheffing werkelijk in dezen mensch is voorgekomen, zoo kan deze uitkomst in geen opzicht gelijk gesteld worden met een verhaal, dat door de geestesgesteldheid, die hier aanwezig was, doorgloeid zoû geweest zijn.

Intusschen is Uit het Leven van Frank Rozelaar de ont-dekking van een geesteswereld, waarvan het besef geheel verloren was gegaan, en kan na Vondel's Lucifer, die boven Shakespeare staat, de in Frank Rozelaar bereikte hoogte alleen in één adem genoemd worden met de beste stukken van Goethe en met de jeugdwerken van Wagner.

Want, hoe zeer het beter ware geweest indien de extaze met een anderen vorm (van verhaal, van aan-een-gesloten beschrijving), hadd' kunnen verbonden worden, - een extaze, die maar éens in de honderd jaar in de menschheid voorkomt, is hier in, ligt daar voor altijd uit-gedrukt, en de reactie in den (besten) lezer doet het gelezene zien als een donkere gebogen menschgestalte, overgoten door een op hem neêrgezegen overvloed van bovennatuurlijk licht, van licht in massieve massa, zoo als een dikke laag hagel, die niet hagel maar licht zoude zijn, gecondenseerd, aanvatbaar licht.

Precies hóé in deze verbeeldings-voorstelling de reactie der lectuur plastisch zich vertoont, moet opgemerkt worden om dat in de eigenaardigheden dezer verbeeldings-voorstelling nauwkeurig de aard der bestanddeelen van het geestelijk proces, dat het deze reactie verwekkend werk inhoudt, uitkomt.

[pagina 368]
[p. 368]

De gebogenheid der menschgestalte onder de zwaarte van het schitterend zilveren massieve licht geeft aan: de verhouding tusschen den mensch, en de genade, waardoor hij werd getroffen. De mensch beteekent nauwelijks iets meer, hij is er alleen als de ondergrond van die andere hooge Tegenwoordigheid’.

 

13 Juni 1937: ‘Ik zie het nu zoo, dat indien iemand het Leven van de H. Familie, zoo als dat uit het Nieuwe Testament gekend wordt, tot het onderwerp van zijn denken maakte en hij vertoefde daarbij in een verrukking, even gevoelig, levendig en reëel als die gevonden wordt in Frank Rozelaar, hij Frank Rozelaar overtrof om dat hij de zelfde hooge geesteswerkingen had èn verbonden was aan een al-gemeenen godsdienst, - godsdienst, welke weêr de grondslag is van een staatkundig stelsel.

Een zich bij deze meening aansluitend gevoelen is weêr, dat indien de Heilige Familie, en niet het eigen leven van een nu levend mensch, het onderwerp der gevoelsverheffingen is en deze missen den graad van gevoeligheid, levendigheid en realiteit van Frank Rozelaar, de denker verder van de Heilige Familie verwijderd is dan Frank Rozelaar dat is. Indien ik in mijn kamer de liefde tot de Heilige Maria krachtiger en inniger ondervind dan in de kerk, ben ik godsdienstiger in mijn kamer dan in de kerk, om dat de hoofdzaak van het complex van gegevens, waaruit mijn bijwonen van een dienst in de kerk bestaat, - lichaams-houdingen en -bewegingen, ook der oogen en oogleden, gedachte of geprevelde woorden, èn gevoel van liefde, van ‘aanbidding’, - om dat de hóófdzaak dat gevóél is.

Een volgende vraag is of door overwegingen betreffende voorbeeldigheid en gemeenschappelijkheid het voor sommigen niet aangewezen kan zijn, niet ‘plicht’ zij, hun verrukking, - welke beduidt ‘vereeniging met God’ - op te offeren, gedeeltelijk althands, om den wille van de Kerk. Dit is een vraag, overeenkomend met die, welke een jonge-man zich voorlegt bij de keuze tusschen het huwelijk of het wereldgeestelijke-schap èn het lidmaatschap eener contemplatieve kloosterorde. Aangezien de contemplatieve kloosterorden ook in zeker, mystisch, verband staan met de gemeenschap der wereldmenschen, moet ook dit verband bij de overweging in aanmerking komen’.

 

18 December 1937: ‘Al zoude hetgeen Paulus overkwam toen van een lichtstorting van boven uit een stem tot hem sprak: “Saulus, Saulus, waarom vervolgt gij mij?”, of wat de H. Teresia gebeurde toen zij Jezus ontmoette op een kloostertrap, een hooger natuurverschijnsel zijn dan wat zich voordoet in de plekken van Vondel's of Fra Angelico's hoogste inspiratie, - dan nog werden die levensgebeurtenissen van de beide Heiligen daarom niet kunstwerken.

Het is zeer wel mogelijk, dat de hoogste werkingen in de menschheid zich

[pagina 369]
[p. 369]

niet in de Kunst of in de geformuleerde philosophie bevinden. En zoo is het ook met Frank Rozelaar. Dat zijn eenigszins onbeholpen aanteekeningen van iets zeer buitengewoons, dat een mensch gebeurde. De kenner ziet daarin een waarlijk er geweest zijnd verschijnsel in een menschengeest, dat evenaart of overtreft hetgeen voorkomt in het beste der Dichtkunst van de laatste twee duizend jaar; maar daarom niet Dichtkunst is. Het zelfde zoû men kunnen vinden in het dagboekgekrabbel van een volksmeisje, die nauwlijks schrijven en niet spellen kon. Het zelfde ook in de gedachten van Novalis, die de hoogste geestesmanifestatie maar niet kunstwerk of geformuleerde philosophie zijn’.

 

25 December 1939: ‘Ik wilde hier nu alleen maar even aanteekenen, dat ik, dezer dagen in Frank Rozelaar zoo plotseling eens even lezende, de bladzijden, waar voorkomt van het op de heide in het witte kleedje liggend kindje zeer hoog vond, in den zin van “boven-natuurlijk” geprevel of gefluister bevattend. Ik hoorde duidelijk den “boven-natuurlijken” aard van het hier prevelend of fluisterend stem-geluid. Ik kan op dif oogenblik alleen negatief en zonder eenige bepalendheid aangeven wat ik met den term “bovennatuurlijk” bedoel. Het is dan een adem of een toon, die in geen enkel ander letterkundig werk wordt gevonden, ook niet in die, waar, in 't algemeen gesproken, de zelfde of grootere geestelijke waarde in wordt gevonden (Goethe, Ruusbroec)’. (Inedita)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken