Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geen mens is van de ander (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geen mens is van de ander
Afbeelding van Geen mens is van de anderToon afbeelding van titelpagina van Geen mens is van de ander

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.83 MB)

Scans (43.90 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geen mens is van de ander

(1968)–Miep Diekmann–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Ineens gebeurt het!

Ruzie!

Ze vechten dat de stukken eraf vliegen. Niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk.

Je zorgt dat je een eindje uit de buurt blijft. Je kúnt niet weten!

‘Wie zou er winnen?’

En pas wanneer het afgelopen is, allang afgelopen, denk je: ‘Waarom zouden die nou gevochten hebben? Hoe zou het begonnen zijn?’

Het fijne ervan kom je niet te weten. De een zegt dít, de ander dát.

 

Je leest in de krant dat blanke en bruine mensen weer eens gevochten hebben. Nou ja, dat is zover weg! Maar er vallen doden. Een jongen zoals jij. Of een meisje zoals jij er een bent.

Als ík die jongen nu eens was geweest, of dat meisje?

Dan zeg je niet meer: ‘Nou, dat is zover weg!’

Maar je snapt er niets, helemaal niets van. Houden ze dan nooit eens op met vechten?

En dat gevecht duurt al zo lang, al drie eeuwen.

Waarom ze vechten?

Omdat er nog altijd mensen zijn, die vinden dat iemand met een blanke huid alles te zeggen heeft over de mensen, die geen blanke huid hebben. En omdat ze in de tijd van de slavernij ook alles te zeggen hádden. Met de afschaffing van de slavernij in 1863 was die tijd voorbij. Maar de slaven, die toen vrij kwamen, dúrfden eerst niet vrij te zijn. Zo diep zat de angst voor de blanken erin. En de kinderen van de vrij geworden slaven, en hún kinderen, en daar de kinderen weer van hebben heel langzaam moeten leren om die vreselijke angst te overwinnen. Dat was het begin van hun vrijheid. Maar om de rest moeten ze nog steeds vechten.

En die rest, dat is: hun recht om net zo te leven als de blanken. Over de hele wereld zijn er gelukkig ook veel blanken, die hen helpen bij hun strijd. Zoals er ook in de tijd van de slavernij blanken waren die

[pagina 6]
[p. 6]

de slaven als mensen behandelden en niet als koopwaar. Een blanke, die zo menslievend over slaven dacht een eeuw of twee, drie geleden, had het niet gemakkelijk. Niemand wilde meer iets met hem te maken hebben. Vaak liet zelfs de dominee of de pater van zijn kerk hem in de steek. Want iedereen geloofde vast dat er in de Bijbel stond, dat God wilde dat de blanke mensen zouden regeren over de mensen met een gekleurde huid.

Aan díe blanken, die een paar eeuwen geleden toch door dik en dun de partij van de slaven bleven kiezen, is het te danken dat de slaven eindelijk vrij werden. Maar de meesten vonden dat je je over de slavernij niet druk hoefde te maken. Neem bijvoorbeeld een familie zoals die van chirurgijn Dirck van Collen, die door de heren bewindhebbers van de West-Indische Compagnie in 1720 naar het eiland Curaçao werd gezonden.

Toen hij op een mooie, warme voorjaarsdag bij Tessel onder zeil ging en samen met zijn vrouw Johanna, zijn zoon Joachim en zijn dochter Wendela de kust van Holland steeds vager zag worden, wist hij niet welke toekomst hij tegemoet zeilde.

Dat er nog Indianen op het eiland Curaçao woonden, dát wist hij. En dat men er slaven uit Afrika aanvoerde, en die dan later weer doorverkocht, dát wist hij ook.

En dat de Hollandse, en Utrechtse en Zeeuwse families - die lang geleden naar het eiland vertrokken waren - er een hard bestaan leidden, dát had hij ook gehoord. Híj zou hun heelmeester immers worden?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • Caribisch deel van het Nederlandse Koninkrijk

  • Suriname