Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Keesje Kruimel (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Keesje Kruimel
Afbeelding van Keesje KruimelToon afbeelding van titelpagina van Keesje Kruimel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.40 MB)

Scans (21.12 MB)

ebook (5.32 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Illustrator

Piet Klaasse



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Keesje Kruimel

(1962)–Hans Dijkhuis, Harriët Laurey–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 31]
[p. 31]

4
Waarin Keesje in een stem wordt veranderd en de bezem gestolen wordt.

Keesje vloog een dag door. Toen hij daalde was hij doodmoe. Nadat hij zijn bezem verstopt had, ging hij het dorpje in waarbij hij was gedaald. En tot zijn grote verbazing zag hij, dat het zijn eigen woonplaats was. Ik moet maken dat ik hier wegkom, dacht Keesje. Als mijn vader mij ziet dan krijg ik natuurlijk een flink pak slaag. En dat wil ik niet! Dus pakte hij de bezem weer en vloog weg.

Hij vloog een nacht, een dag en nog een nacht door en toen was het weer morgen. Hij ging dalen, stapte van de bezem af en verstopte deze in een boom. Hij zou eens kijken wat hij nu weer zou gaan beleven. Keesje liep verder. Hij liep in een groot bos. Opeens kwam hij bij een holletje. Of liever gezegd een hol, want er kon makkelijk een mens doorheen. En Keesje, die geen angst of vrees kende, ging op zijn knieën liggen en sloop in het hol. Het was een lange gang. Maar na een tijdje kruipen kwam hij toch in een klein ondergronds kamertje, dat bewoond scheen te zijn. In een gouden kooi zat een kanarie die zei: ‘U mag hier niet komme, meneer.’

Maar daar trok Keesje zich niks van aan en hij liep verder door het kamertje. Keesje kon zo zien dat hier een heks woonde. Op een zilveren boekenrek stonden zeventien rode boeken en daar stond met gouden letters op geschreven: Toverboek I en toverboek II, toverboek III, toverboek IV en toverboek V en dat ging zo door tot toverboek XVII. Keesje liep verder. In een oude versleten mand lag een zwarte kater met rode glinsterende ogen.

Opeens.. daar hoorde Keesje iemand door de lucht vliegen. Het

[pagina 32-33]
[p. 32-33]

kwam, naar het hol toe. En.. enkele ogenblikken later stond er een heks voor Keesje.

‘Dag mevrouw de heks,’ zei Keesje vriendelijk.

Maar de heks zei niks terug. Ze trok een boos gezicht en zei eindelijk: ‘Waarin zal ik je veranderen, in een postzegel, een muurplantje of in een kleurpotlood? Je hebt drie minuten de tijd om te kiezen.’

Maar na drie minuten wist Keesje het nog niet.

‘Nou, dan verander ik je in een stem,’ zei de heks en ze vervolgde:

 
Het Nederlandse Volkslied,
 
Werd gezongen door Henrik Piet.
 
Die werd veranderd in een stem,
 
En hetzelfde gebeurt nu met hem.


illustratie

En ze wees naar Keesje. Maar nu was Keesje er niet meer. Hij was veranderd in een stem.

‘Zo, nu laat ik je vrij,’ zei de heks. ‘Dit is de straf omdat je met vuile voeten binnen bent gekomen. Ik moet nu weer het hele kamertje overdoen. Ik heb het vanochtend net gedaan. Heb jij dat bordje niet gezien waar op stond: voeten vegen.’

‘Nee mevrouw de heks,’ zei de stem van Keesje met een snik, want huilen kon hij niet meer, omdat hij alleen maar een stem was en stemmen hebben geen tranen.

Nu liet de heks Keesje gaan. Langzaam zweefde de stem door de gang naar buiten. Wat was het hier heerlijk fris. Keesje wist wel wat hij moest gaan doen. Hij kon met de bezem naar Australië gaan en daar aan de ‘vriéndelijke tovenaar’ vragen of die hem weer de gewone Keesje kon maken. De stem zweefde naar de bezem, ging er op zitten en zei het stijgversje.

[pagina 34]
[p. 34]

En daar ging het weer. Het leek net, als je de bezem voorbij zag vliegen, of er niemand op zat. Maar dat heb je dan mis.

De bezem vloog naar Australië. Het duurde vrij lang tot hij er eindelijk aankwam. Ze vlogen door naar de stenen berg, waar de stenen grot op lag waar de tovenaar in woonde. Keesje zweefde door de opening van de grot naar binnen. De tovenaar was niet thuis. Maar na even wachten kwam hij. De stem was onzichtbaar voor andere mensen, maar tovenaars en heksen konden hem wel zien.

Dus deze tovenaar ook. En hij wist ook dat het de stem van Keesje was. ‘Zo, Keesje,’ zei de tovenaar. ‘Wil je weer veranderd worden, jong?’ ‘Ja,’ zei Keesje. ‘Ik voel me zo naar en ik heb het zo koud. Een lelijke heks heeft mij betoverd omdat ik mijn voeten vergeten had te vegen.’ De tovenaar moest lachen.

‘Dus je wilt dat ik je weer gewoon tover?’

‘Ja meneer de tovenaar.’

‘Wil je dan even stil blijven staan?’

‘Ja meneer de tovenaar.’

‘Keurig.’

Keesje bleef stil in de lucht staan (al viel het niet mee) en de tovenaar sprak:

 
In het land van Zuid-Afrika,
 
Wonen zeven draken.
 
Al die draken hebben zeven wielen,
 
Wielen met zeven spaken.
 
Beer, vos, leeuw, hert,
 
Ik wou dat
 
Keesje weer dadelijk gewoon werd.
[pagina 35]
[p. 35]


illustratie

En daar stond de gewone Keesje weer. Hij bedankte de tovenaar hartelijk en pakte de bezem. Na enkele ogenblikken vloog Keesje weer over de zee van Australië. Toen vloog hij weer over het land Australië. Hij daalde bij een weiland. Daar stonden koeien... nee, paarden in. Nee toch koeien. Of nou paarden? Keesje kon er maar niet uit wijs worden. Wat een gekke beesten. Zonder zich een ogenblik te bedenken vroeg Keesje aan een boer: ‘Meneer, wat zijn dit voor beesten?’

‘Dat zijn Poeien, jongeheer.’

‘Wat zijn Poeien, meneer?’ vroeg Keesje weer.

‘Dat zijn beesten tussen koeien en paarden in. Het dier heeft een beetje de vorm van een paard en de kleur van een koe. En hier zijn de koeien zwart en wit. Dus zijn de Poeien ook zwart en wit,’ zei de boer.

[pagina 36]
[p. 36]

‘Dus bestaan er ook rood met witte Poeien?’

‘Ja, jongeheer.’

Keesje begreep er niet veel van, maar dat liet hij niet merken. Hij wou verder lopen maar de boer riep:

‘Hé, wacht eens effen! Wat heb je daar voor een bezem?’

‘Nou, een gewone bezem om het straatje voor ons huis schoon te maken,’ zei Keesje, die niet wou verklappen dat het een wonderbezem was.

‘Daar geloof ik niets van!’ riep de boer en pakte de bezem weg uit de handen van Keesje en liep er hard mee weg.

‘Dat is gemeen,’ riep Keesje en holde de boer achterna. Maar hij haalde hem niet in. Keesje zag wel dat de boer, of liever gezegd de dief, een boerderij inging.

Daar moet hij wonen, dacht Keesje. Dat kan niet anders.

Keesje liep naar de boerderij toe en keek door het stalraampje en zag hoe de boer de bezem in een bergje hooi verstopte.

Dat weet ik alvast voor vannacht, dacht Keesje, want hij was van plan de bezem 's nachts terug te halen.

Het werd langzamerhand avond. Keesje zat te wachten achter een dikke boom. Toen hij zag dat de lichten van de boerderij uitgingen, kwam hij achter de boom te voorschijn.

Keesje sloop naar de boerderij.

Hij zocht eens naar de slaapkamer van de boer en de boerin. Hij keek door het raampje.. Prachtig, de boer en de boerin sliepen allebei. Het kon niet beter!.. Maar.. hoe moest Keesje nu in de stal komen waar de bezem verstopt lag? Daar stond Keesje nu. Nu was hij nog niet ver. Opeens.. Keesje wist het. Hij kon goed klimmen. Hij zou

[pagina 37]
[p. 37]

door de schoorsteen naar beneden gaan. Ja, dat zou hij doen. Keesje hees zich op aan een regenpijp. Onderweg kreeg hij een scheur in zijn broek, omdat er een stuk ijzer uitstak. Maar dat was nou niet het ergste. Als hij de bezem maar weer terug kreeg! Keesje klom maar verder langs de regenpijp. Hèhè, eindelijk, hij was er.

Toen Keesje op de dakgoot stond rekte hij zich eens flink uit, want zijn armen en benen waren moe geworden van het klimmen.

Nu kroop Keesje op het dak naar de schoorsteen, die in het midden stond. Hij moest zich door de schoorsteen naar beneden laten zakken. Zijn benen liet hij er het eerst in zakken. Floep, nu de rest. Nu had hij alleen nog maar steun aan zijn handen. Keesje keek nog even naar boven. Daar waren veel sterren. Je kon de grote en de kleine beer en de melkweg en de anderen goed zien.

Opeens.. Floep.. Keesje zakte naar beneden. Het ging met een vaartje. Boem.. daar stond Keesje op de grond. Een paar stappen en hij was in de huiskamer.

Hé, maar was het Keesje eigenlijk wel? Het leek wel een negertje. Hij liep verder naar de deur. De sleutel zat niet in het sleutelgat. Hij hing aan een haakje boven de deur. Dat had Keesje al gauw opgemerkt. Stilletjes pakte Keesje een stoel en zette die voor de deur. Hij ging er op staan en pakte de sleutel van het haakje. Nu gauw in het sleutelgat en.. klik-klak, de deur ging open.

Toen Keesje de deur open had gedaan zag hij, dat hij meteen in de stal terecht was gekomen. Het kon niet beter. Keesje zag het bergje hooi, waarin de dief de bezem verstopt had. Hij voelde erin.. en ja hoor, daar lag de bezem. Keesje pakte hem, gaf een schop tegen de staldeur die meteen openvloog en liep het erf af.

[pagina 38-39]
[p. 38-39]

Maar de boer, die door het lawaai wakker was geworden, deed gauw zijn pantoffels aan, ging naar beneden, pakte de pook en liep er mee naar buiten.

Maar.. het was al te laat. Keesje vloog alweer rustig door de lucht. ‘Jij lelijke schavuit, zie je wel dat die bezem een wonderbezem was, ik krijg je nog wel te pakken.’



illustratie

Maar Keesje lachte hem hartelijk uit en wuifde de boer nog met kushandjes toe, die buiten zichzelf van woede maar weer in de boerderij ging.

Keesje was nog pikzwart van de schoorsteen. Daarom daalde hij bij een beekje en waste zich. Toen verstopte hij de bezem in een leeg onbewoond hol, en liep verder. Zo kwam hij in een klein dorpje. Hé, wat gek, alle mensen liepen hier de krant te lezen. Zou er een bijzonder nieuwtje in staan? vroeg Keesje zich af. En alle mensen hadden heel bedroefde gezichten. Keesje keek eens over de schouder van een oude man naar de krant. En wat hij toen zag? De hele krant stond vol met deze zin:

‘de prinses is gestolen snik snik snik’

En achter elke zin stonden drie grote tranen getekend.

[pagina 40]
[p. 40]

‘Is de prinses hier gestolen?’ vroeg Keesje aan de man.

De man keek verwonderd op en zei: ‘Ja,’ en las weer verder.

Waarom de man dat deed wist Keesje ook niet, maar hij kon net zo goed uitscheiden met lezen, want er stond toch allemaal hetzelfde. ‘Wanneer is dat gebeurd?’ vroeg Keesje.

‘Eergister,’ zei de man en las weer verder.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken