Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc
Afbeelding van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: WinterstucToon afbeelding van titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.69 MB)

XML (1.52 MB)

tekstbestand






Editeur

L.M.Fr. Daniëls



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

(1937)– Dirc van Delf–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Dat tiende capitulum is vander fonteynen ende. IIII. vloeden des aerdsch paradijs.

3Ga naar margenoot3-61Dat paradijs heeft midden een scoen tempel gewrocht sonder

[pagina 39]
[p. 39]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

4 enichs menschen handen. Midden in desen tempel ontspringt 5 Ga naar margenoot5een fonteyn, moeder van allen water, want si hiet fonteyn der 6 Ga naar margenoot6-9weelden, ende si deilt haer uut <in> vier vloeden, die de 7 ganse werelt vervuchtenGa naar voetnoot7 ende overlopen, ende si breect te veel 8 steden der aerden in ende dit is groot noot, want anders so 9 soude die aerde verdorren ende niet vruchtbaer wesen, omdat 10 si dorre van haer selven is.

11Ga naar margenoot11-16primum flumen. Die eerste vloet, die uuten paradijs loopt, 12 hiet Gyon of Nilus, dat beduut een ghedruste onstuyrGa naar voetnoot12, of 13 beduut een slymich vloet, als si tot veel [8 b] steden vanden 14 gronden daer si overloeptGa naar voetnoot14, wert. Dese vloet gaet om al dat lant 15 van Ethyopien ende comt neder doer Egypten ende vuchtet 16 al haer pleyenGa naar voetnoot16 over eens des iairs, ende inden vloet sluten sie die 17 Ga naar margenoot17-19haven toe mit veel zandts, datsi niet weder inden oever vallen 18 en mach, dat wel een groot wonderlic teiken is. Want en dede 19 si, al dat lant van Egypten soude om sijnre dorheit onvrucht-20baer wesen. Dat doet si alleen mit horen vetten slijm, datsi 21 mit hair uuten oever trect. Dese voedet in hair menich meer-22wonder, die veninich sijn ende scadelic, als emdros ende 23 cocodrillos vyperas... dair die bestiarius of seit veel vreem-24des dinck.

[pagina 40]
[p. 40]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

25Ga naar margenoot25-35(IIm) Die ander vloet die hiet Phison dat beduut een wande-26ling des monts, want hi drierhande wijs verwandelt, na-datsi 27 uuten paradijs comt, als die meester inder historienGa naar voetnoot27 seit. Si 28 wandelt inder verwen, want op een stede is si claer, op een 29 ander duuster, op een derde bruyn. Hi wandelt in der grote, 30 want op een stede is si cleyn, op een ander groot, op een derde 31 breet. Si wandelt oic inden smaecGa naar voetnoot31, op een stede is si cout, op 32 een ander warm, op die derde laeu. Dese rivier gaet om dat 33 lant EnilachGa naar voetnoot33, ende si is rijc van veel gulden zandekijns ende 34 men vint dair in veel duerbaer gemmen, ende anden oever was-35set veel cruden aromaticales, dats oirbairlicGa naar voetnoot35 inder medicinen.

36Ga naar margenoot36-47(III) Die derde vloet hiet Tigris. Alsoe hiet hi naden dier 37 tigris, dat also sonderlinge snel ende rasch is, dat ghien scut 38 ghelijc hem heen comen en mach. Het vliecht ende loept beid; 39 nochtan en machmen sijn voeten niet opter aerden sien comen. 40 Het wandert in Armenyen. Also snel vliet dese vloet ende 41 sciet heen, datsi daer-om is Tigris ghenoemt. [8 c] Si heet oec 42 mede Diglat, dat beduut scarp of dringhende. Want si en 43 spaert ghien stienroedse in sijn weghe, si en neemse mede. 44 Dese vloet trect totten lande toe van Assyrien ende als si veel 45 omme-weghes ghedaen heeft, so valt si in dat <D> oede meerGa naar voetnoot45. 46 Qualiken mach hem enich dier daer in behouden om die grote 47 gedruste ende onrust des waters.

48 Ga naar margenoot48-56(IIIIum flumen) Die vierde vloet hiet Eufrates, dat beduut

[pagina 41]
[p. 41]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

49 vruchtbaerheit. Want hi veel lantscappen ende steden vuchtet, 50 daer si alleen grotelic vruchtbarich of sijn. Ende daer comt 51 uut een ander vloet die hiet Dorix; niet verre vanden paradijs 52 en sceiden si hem. Die is also onstuur van gheruusch, dat daer 53 niement in wonen en mach, hi en moste doef warden. In desen 54 rivier quam Alexander, doe hi in dat aertsche paradijs woude 55 trecken, ende dair wort hem gegheven een cleyn steenkijn, dat 56 alle zwaer op-woech; mer alsmen wat aerde daer bi leid, so 57 Ga naar margenoot57-63wast lichter dan een caf of stubbe. Biden steen bekende hi alre 58 eerst, dat hi van aerde was ende niet een gods zoen, als hi te 59 voren waende gheweest hebben. Dese rivier Eufrates comt tot 60 Mesopotamiën ende loopt midden doer Babylonien, die Nabu-61godonosor tymmerde in sijnre craft. Dorix, die daer uut 62 coemt, loopt in die zee van Capsinen ende men vint in beide 63 veel gueder cruden, als is dat aloes, dat uuten paradijs comt.

margenoot3-61
Petrus Comestor, Hist. scol. Genesis, c. 14 (Migne, P.L. t. 198, col. 1068. uitgewerkt wschl. volgens Isidorus Hisp., Etymol. lib. XIII, c. 21, (Migne, P.L. t. 82 col. 490) waar deze vier stroomen in dezelfde volgorde worden behandeld.
[tekstkritische noot]7 GH vervuchten; A vernuchten.
8 D een groot noot.
9 GHD dorre is.
12 G beduut; H bediet.
16 CGHB pleyn; A pleyen.
17 G zandes; H sandes.
18 GHD wonder teyken; - CH want dede si; B want dese si.
20 H dat si alleen misset met haren vetten slijm; G idem in correctie.
margenoot5
Petrus Com., l.c.: matrix omnium aquarum.
margenoot6-9
Haec quatuor flumina ab eodem fonte manant, et separantur... saepe etiam absorbentur a terra, et locis iterum in pluribus emergunt.
voetnoot7
vervuchten: vochtig maken en doorkruisen.
margenoot11-16
Petrus Com., l.c.: Dictus est Gehon vel Gihon .. qui et Nilus, et sonat hiatus terrae vel terrens, qui turbidus est: hic circumit Aethiopiam. Isid. Hisp. l.c. Geon sluvius de paradiso exiens, atque universam Aethiopiam cingens, vocatur hoc nomine, quod incremento suae inundationis terram Aegypti irriget... Nilus vocatur propter limum quem trahit, qui efficit fecunditatem.
voetnoot12
ghedruste onstuyr: geweldige wildheid.
voetnoot14
overloept: overstroomt.
voetnoot16
pleyen: vlakte.
margenoot17-19
Isid. Hisp. De natura rerum liber, cap. XLIII (Migne, P.L. t. 83, col. 1013: Horum igitur flatu resistente undis, oppositisque etiam ostiis ejus, quibus in mare influit, arenarum cumulis, Nili fluctus intumescunt, ac retro reverti coguntur. Sicque aquae erumpentes propelluntur in Austrum. Quibus congestis, Nilus in Aegyptum erumpit.
[tekstkritische noot]27 CGHB meester (HA meester) seyt in der hystorien.
34 H wassen G wassent.
37 G raske; H rassche.
38 GH beide.
47 B ghedruussche ende onstuer.
margenoot25-35
Petrus Com. Hist. scol. l.c.: si wandelt oic in den smaec (in sensu, quia alibi frigidus. alihi calidus) Hic circumit terram Hevilath, id est Indiam, et trahit aureas arenas.
voetnoot27
meester inder historien: Petrus Comestor.
voetnoot31
smaec (in sensu): gevoel; hier vertaald als smaec, omdat de gewaarwording door proeven en niet door voelen werd gewekt.
voetnoot33
Enilach; lees: Evilath.
voetnoot35
oirbairlic: heilzaam.
margenoot36-47
Hist. scol. l.c.: Tigris est animal velocissimum, et ideo fluvius ille a sui velocitate Tigridi equivocatus est. Hic vadit contra Assyrios. Dicit Josephus quod Tigris dicitur Diglat, quod sonat acutum vel angustum.
Isid. Hisp. l.c.: et post multos circuitus in mare mortuum influens.
voetnoot45
A roede, lees: doede meer (mare mortuum).
margenoot48-56
Hist. scol. l.c.: Eufrates frugifer vel fructuosus, de quo per quas transiret regiones, quasi notum, tacuit Moyses, quia est in Chaldaea, unde vencrat Abraham.
Etymol. l.c. Eufrates. fluvius Mesopotamiae, de paradiso exoriens, copiosissimus gemmis, qui per mediam Babyloniam influit.
[tekstkritische noot]51 G niet varre; H niet verre.
53 CGHDB bi wonen; - G doof werden; H doof warden.
55 H dat alle swaerte opwouch.
56 GH leide.
63 CGHDB dat hout aloes.
2 CGHD sinnen sijns lichaems; B van des menschen vijf uutwendighe ende inwendighe synen des lichaems.
7 G huuswestinghe.
margenoot57-63
Vgl. J. Zacher, Alexandri Magni iter ad Paradisum, - Regimonti Pr. 1859 - p. 22, 27-29. Sumptaque minori statera, qua ponderis ordinem iniciaverat, in parte una lapidem injecit, eumque subtili terrae pulvere operuit, et in altera unum aureum posuit, qui statim inferiora petens lapidem post se facili motu traxit. Expositoque aureo plumam levissimam injecit, quae pari modo lapidem pondere superavit, etc.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken