Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc
Afbeelding van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: WinterstucToon afbeelding van titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.69 MB)

XML (1.52 MB)

tekstbestand






Editeur

L.M.Fr. Daniëls



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

(1937)– Dirc van Delf–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 36]
[p. 36]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Dat neghende capittel is vanden aertsche<n> paradijs ende van sinen boemen.

3Ga naar margenoot3-70Dat paradijs der weelden dat God plantede van beghin, als 4 Damascenus seit, is die alre ghenuechlieste aertsche stede, die 5 [7 c] onder den hemel is verre van ons gheleghen int oest, 6 Ga naar margenoot6-9ghevriet van enigher menschen toecoemstGa naar voetnoot6, ende hoech boven 7 al der aerden, also dat dat paradijs totter manen toe raket. 8 Daer om en conde die grote vloet, daer die werelt mede ver-9ghinc, niet an raken ende comen. Alle tijt is daer ghetemper-10de lucht; daer en ghesciet ghien onweder. Alle tijt is daer 11 lenten <ende> meyeGa naar voetnoot11, herfst ende oechst, dat is het staet al-12tijt in gronen bladen, scone bloemen ende riepe vrucht. Daer 13 sijn twee somer ende twee winter, also dat die bloeme twee-14warf des iaers vrucht draghen; dach ende nacht sijn dair alli-15ke lanc. In desen paradijs en mach ghien onredelic dier wo-16nen, sint dat die serpent mitten mensch uut verdreven wort, 17 mer Enoch ende Helyas wonen daer toe Entichrist toecoemst. 18 Die wech, die totten paradijs gaet, bewaert die enghelche-19rubin ende staetGa naar voetnoot19 daer voor mit een vlammende zwaerde. Drie 20 bomen van hogher waerden heeft God daer uter aerden laten 21 werden, die in die hoochte ende brede seer scoon wassen. 22 Hoor blade, blomen ende vruchte sijn veel gheprijst, als Salo-23Ga naar margenoot23-24monGa naar voetnoot22 seit: die blade sijn guet inder medicinen, die bloemen 24 sijn der eren, die vruchte in dat ewige leven. Die eerste boem

[pagina 37]
[p. 37]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

25 is lignum sciencie boni et mali, dat hiet die boem der consten 26 of wetens goet ende quaet; niet dat inden boem wijsheit of 27 conste staet, als sulke geseit hebben dat dair een enghel in 28 woende van consten, daer die vrucht die natuer of ontfinc, 29 mer wie dair of at die wiste vluchts ondersceit tusschen guet 30 ende quaet, [7 d] tusschen eer ende scande, tusschen suet ende 31 zuer, tusschen loghen ende waer, tusschen rijck ende arm, 32 gesontheit ende ziect, leven ende doot. Dese conste leer wi 33 Ga naar margenoot33-35nu alle dage, die ons anghecomen is van onghehoorsamheit 34 onser ouders inden eten des appels, des ons ghien noot en had 35 Ga naar margenoot35-43geweest. Die ander boem is lignum vite, dit hiet die boem des 36 levens. Dese staet inden middel des paradijs bider fonteynen 37 der weelden in die hoochste stede, ende hi is seer suverlic int 38 gesicht van scoenheit der bladen ende der bloemen overmits 39 menigherhande verwe, die dair in edelic ghetempereert sijn 40 ende ander aert der vruchten. Want wie daghelix aet van deser 41 vruchten, die en mochte niet sterven toe menigen onspre<ke>-42liken iaren toe; mer dan so soude hi slumerende als in enen 43 droem sijn siel overgeven. Die blade sijn seer ghenuechlic 44 ende suet van gelude, want si sijn vast ende hart, of si van 45 sulver gheslaghen platen waren. Ende als die suete zuden wint 46 <daer> in vallet, so clynghen si alse seyden-spil. Ende want 47 Ga naar margenoot47die enghelen die blade wel concordieren alse cymbalen, soe ghe-48scien dair in rechte constige armonyen van bladen, van mutierenGa naar voetnoot48 49 ende anders dicht, des hem een musicus wel verstaet. Die der-

[pagina 38]
[p. 38]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

50 de boem is lignum amoris, dat hiet die boem der minne. Dair 51 en seit Moyses inden bibel niet of, want die ioden waren doch so 52 onsuver van ghedachten hoirs herten, dat hi hem niet en 53 mochte lustelike dinghen van intreckender ghenuechteGa naar voetnoot53 voir 54 segghen. Ende om des selven wille verboet Salomon den 55 ionghen ioden der minnen boeck te lesen: Cantica canticorum. 56 Dese boem, seit Damascenus heeft alre [8 a] boemten <en-57ten> op hem, dat is dat alle vruchten vanden paradijs dair-58op wassen, als een exemplar of een belde-naer alre boomten. 59 Ende noch is dat gheestelic waer, dat ghien doecht voir Gode 60 gheloont en wert mitten ewigen leven, si en moet vander min-61nen ghebroken wesen. Van menighe ander ghenuechte, die an 62 desen boem is, laet ic ongheseit, want die theologia dair luttel 63 Ga naar margenoot63-64of roert dan in desen woorden: quod est viridarium universe 64 exultationis, dat beduut: een priele of een gaerde alre ghe-65meenre ghenuechte ende vroechde. Onder desen boem quam 66 God wanderen tot hem weder naden middach ende seide: 67 Adam wair bistu? Dat mocht God wel vraghen, want hi was 68 niet mit hem onder <der> minnen lindenGa naar voetnoot68. Ende dair-om 69 antwoorde hi: Heer, ic hoorde dijn stemme ende ic vruchtede. 70 Dat mocht wel wesen, want minne beslutet buten alle anxte.

[tekstkritische noot]2 GHD paradyse der weelden.
7 GHDB tot der manen cloot toe raket; (B naket).
9 GH raken ende ontbr.
11 GHDB oest.
17 CD toe Enticrist toecomst; G = A; H tot Antekerst toecomste toe; B tot Entekerst toecoemst toe.
margenoot3-70
Comp. II, c. 64, dat zelf teruggaat op Joannes Damascenus, De fide orthodoxa (Migne, P.L. t. 94. col. 910).
margenoot6-9
Petrus Comestor, Hist. scol. - Genesis - c. 14 (Migne, P.L. t. 198, col. 1067: adeo elevatus ut ad lunarem globum attingat. Unde et aquae diluvii illic non pervenerunt.)
voetnoot6
ghevriet... toecoemst: gevrijwaard voor de nadering.
voetnoot11
meye: bloeimaand; A: oecht, lees: oechst.
voetnoot19
ende staet: die staat. De conjunctie ende bekleedt soms do functie van een relativum. (Stoett2. § 64).
margenoot23-24
Ezechiel, 47: 12, et erunt fructus ejus (ligni pomiferi) in cibum et folia ejus ad medicinam; Eccli., 24: 23, flores mei fructus honoris; Joes, 4: 36, fructus in vitam aeternam.
voetnoot22
Salomon, lees: Ezechiel. Zie verder onder II.
[tekstkritische noot]30 GD twisken.
32 H sontheit.
33 C alle dinghe.
36 GHD in die midwaerde; B int midden.
45 H of si van silver platen gheslaghen waren.
46 GHDB daer in vallet; - D lenigen; B clincken.
47 GHDB wel comen c.
48 CGDB muttetten; H motette, A mutieren.
margenoot33-35
Petrus Com. Hist. scol. l.c.: Prius enim nesciebat homo quid esset malum, quia nondum expertus... Cognoverat quidem ea per scientiam, quia ex uno contrariorum cognoscitur reliquum, sed non per experientiam.
margenoot35-43
l.c. In quorum (lignorum) medio tamquam digniora posuit lignum vitae et lignum scientiae boni et mali. Dictum est autem lignum vitae ab effectu, quem habuit naturaliter, ut comestum saepius perpetua soliditate hominem firmaret, ita ut nulla infirmitate, vel senio, vel anxietate, in deterius, vel in occasum laberetur.
margenoot47
Legenda aurea, c. 135 (Graesse,3 p. 623) angelorum organa ibidem sonare.
voetnoot48
motette: woorden op muziek gezet, bepaaldelijk een geestelijk gezang.
[tekstkritische noot]54 G sulven; H selven.
56 GHDB enten.
58 GH bildenaer.
65 G vruechde, H vruchte.
66 CGHD tot den weder; B totten w.
68 CGHB onder der m. l.; D = A.
69 G antdwoerde; H andwoerde.
70 B slutet.
2 G ende van die; H ende van den; - B van den vier vloeden d.a.p.
voetnoot53
lustelike dinghen van intreckender ghenuechte is een mystieke term: liefelijke zaken die een diep innerlijk genot schenken.
margenoot63-64
De woorden: quod est viridarium universe exultationis, die Dirc op den ‘boem der minne’ toepast, gelden bij Damascenus l.c. van het geheele Paradijs (locus ille).
voetnoot68
onder der minnen linden; linde: de boom der liefde - zie: Verdam i.v.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken