Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc
Afbeelding van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: WinterstucToon afbeelding van titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.69 MB)

XML (1.52 MB)

tekstbestand






Editeur

L.M.Fr. Daniëls



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

(1937)– Dirc van Delf–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Dat seventiende capittel is vanden ghenadenriken godliken duechden: ghelove, hoep ende mynne.

4Die godlike ghenade, die ons Gode onsen heer maket be-5quaemGa naar voetnoot4, die comtGa naar voetnoot5 sonder middel van hem mildelic tot allen 6 menschen, diese begheren. Ende sij wert ghedeilt onder ghe-Ga naar voetnoot6 7 Ga naar margenoot7-10lijc van drie manieren edelre gaven. Want den kinderen van 8 Ysrahel was gheboden inder ewe, dat si die drie eerste vruch-9ten vanden lande van beloften soude Gode offeren, want God 10 hadse hem alleen toe ghehouden. Ende also is noch in [16c] 11 onser ewe, dat wi dese drie godlike vruchten, ghelove, hope 12 ende minne toe draghenGa naar voetnoot12, om-datsi van Gode sijn alleen ghe-13geven, als ic na seggen sal.

14Ga naar margenoot14-42Die eerste manier der ghenaden, die God ghevet den men-15sche, is onder een schijn van godliken licht in die bekenlike 16 craftGa naar voetnoot15, die verscenen wert mit godliker wijsheit, dat hi beghint 17 te kennen sinen God ende hem te vruchten, hem selven te 18 kennen ende dan veroitmoedighen. Sijn ewe, sijn gelove, sijn 19 leven, sijn staet ende sijn werc siet hi over mit waerre beken-

[pagina 79]
[p. 79]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

20Ga naar margenoot20-23nis. Aldus ontfinc Moyses die Gods genade, doe hi Gods aen-21sicht begheerde te scouwen ende hem God toe seide: hi sou-22de hem toghen alle guet, ende doe liet hi hem sien ende 23 verscinenGa naar voetnoot23 alle dat inden lande was van beloften. - Die ander 24 manier vander genade ghevet God den mensch <onder> een 25 gelijc van hemelschen vuchten, coelen douwe in die <weer-26like> craftGa naar voetnoot25, die si vervolt mit innichede ende mit gheeste-27liker suetichede, ende wart ghekeert mit aernst op die eere 28 Gods, op sijnre salicheit, op alre menschen troost, op alre 29 Ga naar margenoot29-33dinghen verbeteringe. Aldus ontfenc die ridder <Gedeon> 30 Gods ghenade doe hi onspreide onder den hemel dat rughe 31 scapen-vel ende des morghens was dat aertrijc al omme dro-32ghe ende dat vel was nat vanden douwe, dat hi daer uut ga-33derde een scilp vol nats. - Derdewarf ghift God sijn ghenade 34 onder een manier van zade in die <begheerlike> craft, also

[pagina 80]
[p. 80]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

35 dat hi bestaetGa naar voetnoot35 een beghinsel van duechdliken leven naden ghe-36boden Gods ende sijnre ewe ende vervolcht guede wercken der 37 rechtverdicheit, guedertierenheit ende mit vredeliken biwesenGa naar voetnoot37. 38 So is hi [16d] dat rike Gods verdienende ende betert sijn son-39Ga naar margenoot39-42den in waerachtigher penitencien. Aldus ontfinc die patriarch 40 Ysaac Gods ghenade, doe hi zayde in sinen acker ende 41 van<t>tenden dat iaer die vrucht hondertvout over van een 42 iuweliken zade dat hi gheworpen hadde.

43(virtutes deifice)

44Ga naar margenoot44-51Dit sijn die godlike duechden: fides, spes et caritas, dat is: 45 ghelove, hope ende minne, ende hieten daer om ghenaden-46riken duechden, wantse God van ghenaden den mensche in-47stortet ende maect sijn ziel daer <in> levende; ende hieten 48 daer om godlike duechden, wantsi God alleen voor hebben 49 of datsi alleen van Gode gegheven werden, want si van na-50tuerliken wercken niet ghewonnen en werden als ander duech-51Ga naar margenoot51-55den, daer die philosophia van scrijft. Ende dese drie duech-52den worden beteikent bi den drien vrien steden van toevlucht, 53 die Moyses deylde den kinderen van Ysrahel over die Ior-54daen, daer sij vrij in wesen souden van rokelosen dootslachGa naar voetnoot54 55 ende behouden haer leven. Also sijn dese drie duechden ghe-56stelt, dat niemant en mach sijnre zielen dootslach ontgaen, hi 57 en moet in gelove, in hope, in minne staen.

58Ga naar margenoot58-95Die eerste duechd is fides, dat hiet ghelove. Paulus seit:

[pagina 81]
[p. 81]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

59 kersten ghelove is een vast guet fundament alre duechd. Men 60 mach dat ghelove niet mit synnen, noch mit reden bewisen, 61 mer hopenGa naar voetnoot61. Ende wair dat gelove bewiselick, wat loon stonder 62 dan aen? Ende si is hem alre eerst noot, die tot Gode wil 63 Ga naar margenoot63-88comen. Dese saken volmaken den ghelove. Eerst, dat si inder 64 [17a] eerster waerheit si ghekeert. Als hadde Moyses beter 65 ghelove mitten kinderen van Ysrahel te doghen, dan dat hi 66 Pharaonis dochter soen soude ghehieten werden, die coninck 67 van Egypten was. Dat ander is, datsi mit godliker minnen wer-68den gheformt ende ghebeeldt. Als hadde Maria Magdalena, 69 die veel lief hadde ende daer om makede dat ghelove haer 70 ghesont. Dat derde is, datsi <brunstich siGa naar voetnoot70 van> innicheden. 71 Als hadde dat vrouwekijn van Chananea, die God ende den 72 apostolen aen-riep, dair Cristus toe seide: Groot is dijn ghe-73love, dair om hevetse di ghesont ghemaket. Dat vierde is, 74 datsi mit guede werken wert gheproeft. Als hadde Cornelius, 75 daer die enghel toe seide: Dijn aelmis ende bedinghe sijn 76 voor Gode ghecomen; ganc tot sinte Peter ende ghelove dat 77 hi di seit. Dat vijfte is, datsi mit vroemhede si ghestarcket. 78 Als had sinte Vincencius die totten tyranne sprac: Du selteGa naar voetnoot78

[pagina 82]
[p. 82]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

79 mi sien mit Gods craft meer moghen pijn liden, dan du mi 80 selte moghen aen-doen. Dat seste, datsi mit ghehoorsamicheit 81 si gheciert. Als hadde die patriarch Abraham, die om Gods 82 gheboden wil woude offeren sinen soon; hi gheloofde Gode, 83 het wert hem gherekent tot groter duechtGa naar voetnoot83. Dat sevende is, 84 datsi mit oitmoedicheit si onderdaen ende dael onder Gode. 85 Als hadde die waerde ioncfrouwe Maria, Gods moeder, doe si 86 was conincinne gheworden <der enghelen> ende der men-87schen, doe wert si oitmoedich ende seide tot Gabriel: Sich 88 Ga naar margenoot88-95een deerne Gods. Dit sijn die werken des gheloves. Ghelove 89 behout den mensche van verdoe[17b]menisse, si reinicht dat 90 herte van allen sonden, si verwint die werelt ende hoor be-91coringe, si vercrijcht die gebede wensch van Gode, si ghift den 92 gueden gherechtighen dat leven, si versmaet die tijt ende hoor 93 ghenuecht, si maect den mensch rechtveerdich ende Gode 94 bequaem, si toecht ons God hier van genaden, si verleent die 95 ewige salicheit na deser tijt.

96Ga naar margenoot96-101Die ander godlike duecht is spes, dat hiet hoep. Augustinus 97 seit, dat hoep is een seker verbeidinge der toecomender sa-98licheit. Ende si wasset uuter genaden Gods ende neemt oor-98sakeGa naar voetnoot98 uut verdienden wercken, want sonder verdienste te hopen 100 is vermetelheit ende sonder die Gods ghenade worde die

[pagina 83]
[p. 83]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

101 hope mistroostGa naar voetnoot101 ende sonder gelove moste si verdwinen ende 102 Ga naar margenoot102-123vergaen ende doden waer si in wairGa naar voetnoot102. Sekerheit des hoeps 103 wert ghewonnen uut drien dinghen. Eerst vander godliker 104 mildicheit die onse hoep op helpt ende or bruystich maketGa naar voetnoot104. 105 Aldus hopede Stephanus, die sijn aensicht wert gescapen als 106 een enghel voir den raet. Want hi sach den hemel open ende 107 Ihesum staende totter rechterziden Gods hem te helpen 108 bereijt, als die glosa seit. Dat ander is vander verdienste gue-109der wercken sijns levens, dair hi voetelingheGa naar voetnoot109 op nymt ge-110trouwens toe Gode. Aldus hopede Paulus doe hi seide: Ic 111 heb enen goeden strijt ghestreden, minen loep vervollet, den 112 ghelove ghehouden, dair-om is mi weder gheset die croen der 113 rechtverdicheit, den ic seker bin. Dat derde is voorsmaeck der 114 ewigher guede, daer een heymelickGa naar voetnoot114 mede bi Gode wert. Aldus 115 hopede [17c] Adam inden paradijs, eer hi hadde misdaen, 116 want doe wert hi ghetoghen in den gheest ende hadde dat 117 wesen Gods bescouwet, daer hi veel prophecien vernam, hoe 118 dat die Gods soon inder werelt soude comen. Hier uut desen 119 drien reden is openbaer, dat hope is alleen eyghelic op GodeGa naar voetnoot119

[pagina 84]
[p. 84]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

120 te draghen. Want David seit: Vermaledijt is hi, die hope 121 settet in desen guede ende die hoept in enen mensche ende 122 die hoep draecht op heren ende vorsten. Heer, ic heb in di 123 ghehoept ende daer-om en sal ic nymmermeer te scaemdeGa naar voetnoot123 124 Ga naar margenoot124-130werden. Dit sijn die wercken des hoeps. Hoep vryet den 125 mensch in sinen liden, si starcket toe duldicheit in synre 126 pinen, si verleent die tijtlike notorft, si set den ancker inder 127 werelt meer, si draecht den helm in becoringe, si ghift den 128 vloghelen mede te varen in onsen lande, si is medicyn onser 129 zielen suchtens ende quellens, si is een slotel vander poorten 130 des hemelrijcs, si is een duerbaer gemme inden ghemoete.

131Ga naar margenoot131Die derde godlike duecht is Caritas, dat hiet minne. Die 132 apostel Paulus seit: Minne is een hemelsch gave van Gode 133 Ga naar margenoot133ende daer alle gebode in hanghen, die ewe, scrijft, ende pro-134phecie; forme ende leven alre doecht. Dese minne wart ghe-135wonnen van puyren herten uut gueder consciencien int onghe-136vensden ghelove ende sij minnet God om hem selven, hoor 137 even-kersten in Gode ende hoor selven om God. Dese minne 138 deilt haer in drie strenghe: op God, op haer even-menschen 139 Ga naar margenoot139ende op haer selven. Salomon seit: een drievoudighe strenghe 140 en is niet lichtelic te breken. Dese strenghe hout hemel ende 141 aerde te samen ende al dat daer is. [17d] Dese strenghe bant 142 den Gods soon neghen maenden in Marien lichaem ende 143 vinckenGa naar voetnoot143 ander columpne ende cruce, dat hi niet en conde

[pagina 85]
[p. 85]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

144 ontgaen. Dit is die strenghe, daer die enghel die aerde mede 145 Ga naar margenoot145mat in allen oorden, als Ezechiel seit. Die eerste minne op 146 God is die edelste ende die beste, want si keert haer weder in 147 horen oerspronc, daer si uut ghecomen is ende heeft <God> 148 Ga naar margenoot148-155liever dan haer selven. Dese minne gunt Gode wel, dat hi heeft 149 dat hi is alleen alles-machtichGa naar voetnoot149, alre best, alre wijste ende 150 alre salichste. Dese minne wil houden die ghebode GodsGa naar voetnoot150 151 <met> menighe <sijnre> te ghebruken. Dese mynne wil 152 God ghemeenGa naar voetnoot152 mit allen menschen besitten ende alleen 153 eyghen van hem beseten te wesen. Die minne wil die wille 154 Gods voor haren eyghen wille in allen dinghen voorsettenGa naar voetnoot154 155 ende gheeyndet werdenGa naar voetnoot155. Dese minne wil alleen dat leven, 156 daer God ende die gheest, sonder middel twee, sijn één na 157 eenre minne. Dese minne hadde die bruut in horen love-158Ga naar margenoot158sanck, doe si seide aldus: Mijn lief is mijn ende ic bin sijn, 159 Ga naar margenoot159-167ic bin minen lieve ende toe mi is sijn toekeer. - Die ander 160 minne op dinen even-menschen is seer breet, si is gueder-161tieren tot haren ouderen, blide in horen gheliken, rechtver-162dich in allen dinghen, gheweldichGa naar voetnoot162 toe den vianden. Dese

[pagina 86]
[p. 86]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

163 minne wil allen menschen voorspoet ende gheluck. Dese 164 minne gunnet allen menschen, dat hi haer selven wenscht. 165 Dese minne is <in> den naem Cristi allen menschen vor-Ga naar voetnoot165 166 delick. Dese minne wart van alre menschen vroechde verblijt, 167 Ga naar margenoot167van horen liden bedroeft. Dese minne hadde Paulus, doe hi 168 hondertwerf woude gaern hem overghevenGa naar voetnoot168 voer die sielen 169 [18a] sijnre broeder. - Die derde minne op di selven is na-170tuerlick, want niemant wetensGa naar voetnoot170 en heeft hem selven leet. Die 171 hem selven niet en mint, die is van alre minnen seer ver-172Ga naar margenoot172-176vreemt. Dese minne soeket oerbaerlike dinghen ieghen die 173 commer ende behoeftGa naar voetnoot173. <Dese minne minnet haer selven om 174 God, want si niet en soeket dan die eer Gods> Dese minne 175 kiest eerlike dinghen ieghen die scaemte, dese minne omme-176vaet ghenuechlike dinghen ieghen verdriet. Dese minne soect 177 salicheit in allen dingen ende veronwaertGa naar voetnoot177 onedelheit, ondoecht 178 Ga naar margenoot178ende ontucht. Aldusdanige minne hadde Moyses, die liever 179 woude uutghedeleghet worden vanden boec des levens, daer 180 en God in gescreven had, dan hi alleen soude verheven werden 181 of dat lant van beloften alleen sien. Dit sijn die wercken der

[pagina 87]
[p. 87]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

182 Ga naar margenoot182-187minnen: Minne bewaert ende hout gheheel die ewe ende gebo-183de. Si siert den mensche sijn herte binnen, sijn wercken buten 184 van zeden. Si vanghet die ziel ende bintse mit stedelikeGa naar voetnoot184 ghe-185pense anden cruce. Si maect licht alle wercken die sij bestaetGa naar voetnoot185; 186 daer toeGa naar voetnoot186 en can si niet ledich wesen. Si ghift sueticheit in 187 haren leven veel meer dan enighe ghenuecht. Si is een heyl-188wechGa naar voetnoot187, daer God doer quam totten mensche ende die mensche 189 weder tot Gode. Si loent alleen hoor eyghen werc mit haer 190 selven wairtGa naar voetnoot190, gheen loen en machse verghelden. Si verenicht 191 den mensche mit Gode doer ghenade an sijnre hoechster sali-192cheit. Si is een moeder alre duecht ende leven alles loensGa naar voetnoot192; si 193 is een lynieGa naar voetnoot193 alre wercken, wise gueder zeden, vruechde alre 194 ghenuechte.

voetnoot4
bequaem = welgevallig.
voetnoot5
die comt; het pron. dem. wordt dikwijls als terugwijzend vnw. achter een znw. geplaatst. (Stoett2, § 42).
voetnoot6
en ze wordt verdeeld onder den vorm van drie soorten van edele gaven.
margenoot7-10
Vgl. Deut. 18:4; 26:10; Lev. 23:10.
voetnoot12
toedraghen = opdragen.
margenoot14-42
Comp. V, c. 18: (virtutes theologicae) differunt ratione subjecti: quia fides est in rationali, spes in irascibili, charitas in concupiscibili. - Uitwerking en voorbeelden niet in Comp.
voetnoot15
bekenlike craft - fides in rationali - in deze bet. niet bij Verdam = verstandelijke kracht, kenvermogen. 16 verscenen = doorstraald, verlicht.
[tekstkritische noot]20 CH ontfinc, ontfinck; GBA ontfenc.
22 B tonen.
23 CGH beloeften; BA beloften.
24 CGHB onder een ghelijc (B ghelike).
27 CGH arenst; B aernsticheit.
29 CGHDA die ridder Josue (G met zeer kleine rood onderstreepte letter in margine) B Gedeon.
30 CGHB ontspreyde.
33 CH scelpe vol nates; GD vol nats; B sculpe vol waters.
34 GH werclike craft (H cracht); A werltlike.
margenoot20-23
Exod. 33:13-19.
voetnoot23
verscinen = onder de oogen komen.
voetnoot25
A: begheerlike craft; Comp. spes in irascibili - weerstandsvermogen. Gelijk de mensch naast zijn zinnelijk kenvermogen een geestelijk kenvermogen bezit: het verstand, zoo heeft hij ook, naast het zinnelijk begeervermogen, een geestelijk begeervermogen: den wil, waarin wij dezelfde dubbele werking kunnen onderscheiden als in ons zinnelijk begeervermogen. Naast de streving van den wil bestaat ook de tegenstreving, voor zoover de wil zich verzet tegen de begeerte naar het kwaad. Hier is sprake van de geestelijke vermogens. Uit deze verklaring volgt dat D.v.D. hier ten onrechte spreekt van die begheerlike craft, dat de vertaling is van de vis concupiscibilis, die het subject is der liefde. We zouden dus in de plaats van begheerlike moeten lezen wertlike. Maar ook dit is een onverklaarbare vertaling van irascibilis. Misschien heeft hier gestaan het volgens Verdam uit het mnl. niet opgeteekende bnw wederlijc, mnd. wedderlik, hgd. widerlich, vijandig, dat met wederstrevende kracht is overeen te brengen in beteekenis. We hebben dus hier begheerlike door weerlike craft vervangen. Dit is dan het vermogen, dat de moeilijkheden tracht te overwinnen, die de bereiking van het goed en de ontwijking van het kwaad in den weg staan. Eenige regels verder is werltlike craft in begheerlike craft veranderd.
margenoot29-33
Jud. 6:36-40.
[tekstkritische noot]41 G ende vant tenden tiaer.
42 C iugheliken; GHA iuweliken; B ygheliken.
47 CGH siel daer in levende; B d. levende mede.
voetnoot35
bestaat: is.
voetnoot37
ende mit vredeliken biwesen; meermalen wordt van twee, meestal door ende verbonden zinnen in den tweeden het ww. niet uitgedrukt, dat uit den eersten moet worden opgemaakt. Stoett 2, § 209. Hier: ende is.
margenoot39-42
Gen. 26:12.
margenoot44-51
Vgl. Comp., V, c. 17.
margenoot51-55
Num. 35:6 spreekt van 6 vrijsteden, die volgens Jos. 20; 7-8 over de verschillende deelen van het land werden verspreid: drie westelijk, drie oostelijk van den Jordaan.
voetnoot54
rokelosen dootslach; alleen als iemand een onvrijwillige doodslag had gepleegd, kon hij veilig in de vrijstad blijven wonen. - Roekeloos = onbezonnen, ondoordacht.
margenoot58-95
Comp. V, c. 19 citeert Hebr., 11:1, Est autem fides sperandarum substantia rerum, - en voegt er dan bij: In hac definitione fides dicitur substantia, id est, fundamentum substans aedificio spirituali... Nota quod fides magis innititur auctoritati quam rationi... Fides non habet meritum, cum humana ratio habet experimentum, intellige sufficiens.
[tekstkritische noot]62 CH wil comen ende gaen.
68 CH ghebeildet; G ghebildet; B ghebeeldet.
70 CGHDB brummich si van.
76 C Pietere.
77 B vromicheden.
78 A sinte Laurencius Vincencius. - B seyden ende spraken.
voetnoot61
hopen: het geloof is een gave Gods; men mag hopen, dat ze ons zal geschonken worden.
margenoot63-88
l.c. Ad fidei perfectionem septem pertinent: primum quod sit primae veritati innixa, sicut fides Moysi (Hebr. 11:24); secundum, quod sit charitate formata, sicut Maria Magdalena (Luc. 7:47); tertium, quod sit devotione fervida, sicut illius mulieris (Matth. 15:28); quartum, quod sit bonis operibus probatum, sicut fides Cornelii (Act. 10:4); quintum, quod sit fortitudine roborata, sicut fides Stephani (Act. 6 en 7) Laurentii et aliorum martyrum, qui per fidem fortes facti sunt in bello. [Vincentius, door D.v.D. aangehaald, zegt (Leg. aur. Graesse3 p. 118): Videbis me Dei virtute plus posse dum torqueor, quam possis ipse qui torques.]; sextum quod sit obedientia decorata, sicut fides Abrahae (Hebr. 11:17 en Gen. 15:6: Credidit Abram Deo et reputatum est illi ad justitiam); septimum, quod sit humilitate subjecta, sicut fides B.V. (Luc. 1:38).
voetnoot70
brummich si = quod sit devotione fervida; niet bij Verdam; lees wellicht: brunstigh, dat evenmin door Verdam wordt opgegeven, maar wel door Kiliaan: Germ., Sax.: ardens, fervens.
voetnoot78
Laurentius moet geschrapt; foutief overgenomen uit Comp., l.c. of men leze hier: sinte Levita Vincencius, zooals hij b.v. in de kerkelijke getijden steeds wordt genoemd.
[tekstkritische noot]79 CGHD dan du mi selte moghen pine aendoen; B dan du selste mi mogen aendoen.
83 B tot groter gherechticheit.
85 CGHDB waerde ontbr., CGHDB coninghinne.
86 CGHDB der enghelen ende.
88 CGHD dierne Goods (D Gods).
89 CGH reynighet dat harte.
91 CGHD si cryghet die ghebede wensche (GD wunsche); - CH gheeft; GDA ghift (D gift); B ghevet.
94 CGH toghet; D toget; B toent.
95 C hier na d.t.
96 H dat heet; B dat is.
98 B want si w.; - C nemt oerzake.
voetnoot83
gherekent tot groter duecht. Comp., V.c. 20: reputatum est ei etc. D.v.D. heeft uit 't hoofd aangevuld en geen rekening gehouden met Gen. 15:6, r.e. ei ad justitiam.
margenoot88-95
Comp., V.c. 20: Hominem salvat... mentem purgat... contra mundum pugnat... postulata impetrat... perseverantiam dat... temporalia contemnit... justificat... beatificat.
margenoot96-101
Comp., V.c. 22: Spes est certa exspectatio futurae beatitudinis ex Dei gratia et meritis propriis proveniens. Augustinus wordt daar niet vermeld, maar wel in Petrus Lombardus, Sententiarum libri quatuor, liber III, dist. 26.
voetnoot98
neemt oorsake = oritur, komt voort.
[tekstkritische noot]101 B verswinen.
103 B ghenomen.
104 CGHB op brunstich; D op bruustich.
108 CGHB verdienten; B verdiente.
109 CGHDB daer hi voetelinge (C votelinge) op nymt (HB neemt) getrouwens (GD ghetruwens; B getrouwen) toe gode (GH te, B tot).
111 CH loop up (H op) vervullet; GD vervullet; B den loop heb ic volbrocht.
112 CGH wederset.
113 CGH der ic; D daer; B dier.
118 B hier om uut.
voetnoot101
mistroost = wanhoop; - als men niet in God gelooft, kan men niet op Hem hopen.
margenoot102-123
l.c. Certitudo spei ex tribus oritur, scilicet ex divina largitate... in Stephano qui videt coelos apertos (Act. 6:57); ex abundantia meritorum... in Paulo, quando dixit: Scio cui credidi (D.v.D. citeert II Tim., 4:7); et ex praegustatione aeternorum... in Adam ante peccatum fuit cum certitudine visionis, tamen satis debilioris quam in coelo... Spes in solo Deo posita... In te, Domine, speravi (Ps. 30:2) (D.v.D. citeert vrij Ps. 145, 2).
voetnoot102
doden waer si in wair: moest de hoop zelf verdwijnen en vergaan en te niet doen, waar ze in zou zijn.
voetnoot104
opbruystich maket; niet bij Verdam; met CGHB: opbruustich = vurig maakt.
voetnoot109
voeteling: viator; in deze bet. niet bij Verdam; daar 't hier gaat om de ‘verdienste gueder wercken’, is wellicht de zin: ‘hij verheft de menschen, om hun getrouwheid, tot God’, ofschoon de taalkundige vorm daarmede niet overeenstemt.
voetnoot114
heymelick: vertrouwd.
voetnoot119
dat hoop alleen in God gesteld kan worden.
[tekstkritische noot]120 C vermalendijt.
123 CGHD scaemte warden; B bescaemt worden.
126 C nootdorfft; GA notorft; H nootorft; D notorf; B noetdruft.
127 CH gheeft; GAB ghift; D gift.
130 CGHD p. hemelrycs; AB p. des hemelrycs (B hemelschen).
130 CH dierbaer; - C ghemoete; GH ghemuete; D = A; B ghemoede.
131 B hiet C., dat is minne.
133 CGHD ende a.g. daer in hanghen; B hangen daer in.
134 B wort ghevonden of ghewonnen.
136 B haer evenkersten mensche.
141 CGHD daer in is.
voetnoot123
scaemde, hetzelfde als het meer gewone schaemte.
margenoot124-130
l.c. Effectus spei multiplex est: a tribulatione liberat... confortat... temporalia ministrat... Spes comparatur multis rebus; anchora, galea, (D.v.D. vloghelen), medicina, clavis, gemma.
margenoot131
l.c. Charitas secundum Apostolum (I Tim 1:5), sic definitur: Charitas est finis praecepti de corde puro, etc (waarvan D.v.D. dus afwijkt in 't begin).
margenoot133
Matth. 22:40: Aan deze twee geboden hangt heel de Wet en de Profeten.
margenoot139
Eccle., 4:12 funiculus triplex difficile rumpitur.
voetnoot143
vincken = hield hem gevangen.
[tekstkritische noot]144 G eerde; H aerde.
148 CH D. minne gan; GDA gunt; B ontbr.
150 CGHD salichste; B ontbr.
151 CGHB meninghe synre te gebruken; D menige s.t.g. A sijnre menighe t.g.
153 B beseten worden.
157 C eender minnen; - CGHDB hadde sponsa in canticis.
161 CGH blide bi horen gheliken, r. an allen d.
margenoot145
Ezech., 47:3.
margenoot148-155
Comp., V, c. 24: diligere Deum est velle ei bonum quod habet, scilicet quod sit omnipotens, et summe bonus et hujusmodi; item diligere Deum est velle praecepta ejus servare cum intentione fruendi eo; item diligere Deum est eum velle possidere et ab ipso possideri; item diligere Deum est voluntatem ejus voluntati nostrae in omnibus praeferre.
voetnoot149
alles machtich = gen. van al, macht hebbend over alles, in staat alles te doen.
voetnoot150
praecepta ejus servare cum intentione fruendi eo = houden die ghebode Gods mit meninghe synre te gebruken, met de bedoeling Hem te genieten.
voetnoot152
ghemeen; wil zoowel God als alle menschen bezitten en zelf alleen door Hem bezeten worden.
voetnoot154
voorsetten boven haar eigen wil stellen.
voetnoot155
ende gheeyndet werden en dat Gods wil vervuld wordt.
margenoot158
Cant. 2:16 en 7:10.
margenoot159-167
Comp., V, c. 31: Dilectionem proximi suadet jus naturae: omnia quaecumque vultis ut faciant vobis homines et vos facitis illis. Jus Scripturae: Diliges proximum tuum sicut teipsum. Exemplum creaturae: quia similis simili gaudet et omne simile diligit sibi simile.
voetnoot162
gheweldich = krachtig.
[tekstkritische noot]163 GH allen menschen hoer oeverste salicheyt ende voerspoet.
164 CH gan; G gunt; D gunst; B = A; - G wunschet; H wenschet.
171 C vervremt.
172 CH oerborlike; G oerberlike; D = A; B eerbaerlike; - H souket; behouft.
173 CGHB Dese minne minnet haer selven om God, want si niet en soeket dan die eer Gods; DA ontbreekt.
178 B ontucht ontbr.
voetnoot165
lees: Dese minne is in den naem... vordelick (= behulpzaam).
margenoot167
Rom. 9:3.
voetnoot168
hem overgheven, zich zelf geestelijk prijsgeven (optabam ego ipse anathema esse).
voetnoot170
wetens = opzettelijk; leet hebben = haten, een afkeer hebben van.
margenoot172-176
Vgl. Comp., V, c. 29: Tria generaliter diliguntur, scilicet utile, honestum et delectabile. Propter primum diligenda est tribulatio, quia utilis; propter secundum ditigenda est virtus, quia honesta; propter tertium diligendus est maxime Deus, quia est delectabilis. (Deze verdeeling wordt door D.v.D. geheel anders uitgewerkt.)
voetnoot173
behoeft, voeg in: Dese minne minnet haer selven om God, want si niet en soeket dan die eer Gods.
voetnoot177
veronwaert = minacht.
margenoot178
Exod. 32:32.
[tekstkritische noot]183 CGHD si syert (GD cyert) d.m. sijn harte (D herte) binnen; B herte van binnen; A stiert.
184 CGDA ghepense HB ghepeynse. A alre.
187 B een hele wech.
188 B toe quam.
189 CGH weder comt tot (G to).
1 H van den vier voorbaersten cardinaeldoechden daer dat bouc van der Ridderscap af scrivet.
4 B in der n.c.
6 B cardinaelsche deuchden.
margenoot182-187
Comp., V, c. 25: (Charitas) legem custodit... mentem virtutibus ornat.
l.c., c. 26 (Charitas assimilatur) funi Deo attrahenti... Charitas auget virtutum delectationem et tollit fastidium et allevat onera.
l.c., c. 25 Cor in divina dulcedine sic resolvitur quod appetens cum appetibili mirabili amicitia unitur... Per charitatem venit Deus ad homines; per istam charitatem currunt homines ad Deum et perveniunt ad eum in glorificatione.
voetnoot184
stadelike = gestadige.
voetnoot185
bestaet = onderneemt.
voetnoot186
daertoe = bovendien.
voetnoot187
heylwech is wel te verklaren - niet bij Verdam -, maar wellicht verdient heirwech = groote, breede weg, de voorkeur.
voetnoot190
wairt = naar waarde.
voetnoot192
leven alles loons: zonder de liefde kunnen we niets verdienen.
voetnoot193
lynie = richtsnoer. - wise = maat.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken