Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc
Afbeelding van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: WinterstucToon afbeelding van titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.69 MB)

XML (1.52 MB)

tekstbestand






Editeur

L.M.Fr. Daniëls



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

(1937)– Dirc van Delf–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Ga naar margenoot1-187Dat XVI capittel is vanden seven tiden ende ouderdom der werlt.

3Die werelt is inden begin der tijt van Gode begonnen ende 4 van niet ghescapen. Si en heeft niet eweliken gheweest [14 d] 5 als die heidensche philosophen seiden. noch si en sal niet 6 ewelic aldus staen, dat is, si sel na horen wercken vergaen. 7 Die hemel en sel ghien omloop doen, noch in-vloetGa naar voetnoot7 die neder 8 dinghen gheven. Die aerde en sel niet groyen, noch ghien dier 9 en sel leven lijflikeGa naar voetnoot9 gheslachte te maken. Dese werelt heeft 10 seven ouderdoem ghelijc enen mensch, dair si in ghe-11staen heeft ende noch overcomenGa naar voetnoot11 sel ende eynden. En-12de in een iuwelick ouderdom regnierde een sonderlinge 13 dootsonde, daer si Gode onwaerdich om wert ende mishaghe-14Ga naar margenoot14-16lick. Want die scrift seit: Van aenbeghin heeft die werelt 15 scalck gheweest. Also dat God eens seide: Penitet me fecisse

[pagina 72]
[p. 72]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

16 hominem, dat beduut: Mi berouwet dat ic den mensche ghe-17maect hebbe. <(glosa): Ic> sel soe grote wrake toghen 18 over hem, dat alle verstaen niet anders en sellen moghen 19 begripen, ten si mi leet, dat ic den mensche ghemaect hebbe.

20Ga naar margenoot20-35Die eerste ouderdoem is van Adam an tot Noes tiden ende 21 <stont> naderGa naar voetnoot20 hebreeusschen croniken: dusent seshondert 22 ende ses ende vijftich iaren lanck. In welcken tijt der werelt 23 regnierde die dootsonde Luxuria, die hiet oncuuscheit. Want 24 Ga naar margenoot24-25die kinder Abels saghen die dochteren Cayns, dat sij suverlic 25 waren, so naem sise te wive ende wonnen dair-an roessen, 26 datmen hiet gyganten. In dier tijt deedmen so groot overspil 27 ende lelike dinghen van oncuuscheit, die ic mi scaem gueden, 28 edelen herten te scriven. Die sonde wert so ghemeen, dat God 29 Ga naar margenoot29seide: si was inden hemel gheraect ende dair om dede God 30 op Catharactas celi, dat sijn die hemelsche veynsters ende 31 Ga naar margenoot31reghende neder so veel waters, dattet viertichGa naar voetnoot31 cubiten of ellen 32 hoech [15 a] stont boven allen gheberchten ende niet meer 33 dan achte menschen en bleven te liveGa naar voetnoot33, die mitter archen wor-34den behouden: Noe ende sijn wijf ende sijn drie kinder mit 35 hoor drie wiven.

36Ga naar margenoot36-53II Die ander ouderdom der werelt began van Noes tiden tot 37 Abraham den patriarche. Noe sprac mit Gode, Abraham mit-38ten enghelen ende ontfencse te gast. Dese ouderdom stont 39 CCXCII iair lanck. In welker tijt regnierde die dootsonde: 40 Ga naar margenoot40-53superbia, dat hiet hoverdicheit, want Noes kinder Sem, Cham 41 ende Yaphet waren soe hoemoedich, doe si die ganse werlt

[pagina 73]
[p. 73]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

42 alleen besaten, datsi te rade wordenGa naar voetnoot42 enen groten starcken 43 toorn <te> tymmeren, die inden hemel raken soude, datsi 44 mochten te Gode comen ende sinen hemel stormen, of dat hise 45 niet meer mit reghen en mochte verderven. Dit was hoor opset 46 ende horen beseten raetGa naar voetnoot46, die seer onwijs was. Want reden 47 betughen dat, dat ieghen Gode niemant en mach raet noch 48 werc bestaen. Dese sonde wraecte God mit confusie ende dey-49linghe <der> sprake <ende> der tonghenGa naar voetnoot48, die God doe 50 liet ghescien, dat daer of. lxxii. sprake worden, dair ghien die 51 ander of en verstont, ende also mosten si hem deylen van node 52 inder werelt ende sceiden van horen opgenomen werc. Dat 53 noch hiet die toorn van Babylonien, dat beduut Confusio.

54Ga naar margenoot54-91III. Die derde ouderdoem began van Abraham den patriarch 55 tot Moysen toe den hoghen propheet ende duurde VcXLII iaer 56 lanc. In welker tijt der werelt regnierde die dootsonde: Invi-57Ga naar margenoot57-69dia, dat is nidicheit. Want Jacob die patriarch hadde twalef 58 sonen; die ionxste waren [15 b] Benyamin ende Joseph, 59 gheboren van sinen liefsten wive Rachel. Ende hi minde 60 Joseph, want hi enGa naar voetnoot60 in sijn outheit hadde ghewonnen. Dit 61 beniden die ander broederen ende en mochten hem niet 62 vredelic toespreken. Also datsi hem worpen in enen droghen 63 put ende toghen uut sinen roc ende maecten nat in scaeps 64 bloede ende vraechden sinen vader of die rock sijns kints 65 waer of niet. Doe waende hi dat <ten> een fell dier gescoortGa naar voetnoot65 66 hadde. Dit vraechden si den vader; nochtan hadden si hem den

[pagina 74]
[p. 74]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

67 Ysmaheliten vercoft om dertich sulveren penninghen, als het 68 openbaerliker ende claerliker inden bybel staet gescreven. Dese 69 Ga naar margenoot69-76sonde wrekede God per exilium, dat is doer ellende, want daer 70 om mosten si dwalen inden lande van Egypten mit haren ghe-71slachte inden ghetal van LXXII menschenGa naar voetnoot71. Daer si mosten die 72 teghelen backen van slijck ende <caf endeGa naar voetnoot72> draghen op haren 73 hals, daer die coninc Pharao mede tymmerde die twee grote 74 steden Phiton ende Ramesses. Boven dat most men haer knecht-75kijns werpen inden rivier ende verdronckense, want uten wa-76ter wert Moyses ghenomen.

77IIII Die vierde ouderdoem began van Moyses tiden ende 78 duerde totten coninc David toe. In welker tijt regnierde die 79 Ga naar margenoot79-91dootsonde Gula, dat is gulsicheit. Want doe Moyses, die pro-80pheet, leide dat volc van Ysrahel inder hant Gods mit teyke-81nen uut Egypten inder woestinen, ende want si ledich daer in 82 rustende waren, so laghen si op hoor eten en brassen mit gul-83sicheit ende stonden op, dartenGa naar voetnoot83 ende droncken, ende dansten 84 om een gulden calf, dat niet en at noch [15 c] en dranc. Dese 85 wijl was Moyses viertich daghen lanc mit Gode opten berch 86 Synay ende verbeide die tien gebode, welck die God screef 87 alleen mit sinen vingher in enen harden steen. Dese sonde 88 wraecte God per gladium, dat is doer den zwaerde. Want op 89 enen dach so werden om derselver sonde wil verslaghen van-90den volck xxiii dusent mannen, uut ghenomen hoir kinder, 91 wive ende maechde.

92Ga naar margenoot92-116Die vijfte ouderdoem began van David, den coninc, ende 93 duerde totter overtocht toe der vanghenis Ysrahels in Babylo-

[pagina 75]
[p. 75]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

94 nien. Ende dese ouderdoem hadde IIIIcLXXXII iaren. In deserGa naar voetnoot94 95 tijt regnierde die dootsonde Cupiditas sive avaricia, dat is 96 Ga naar margenoot96-115gierieheit of vracheit. Want in dier tijt dede die coninc David 97 sijn volck tellen van sinen rike ende warden gevonden uuten 98 lande van Ysrahel achte hondert dusent mannen, die zwaerde 99 voerden, ende uuten hartichdsom van Iuda vijfhondert dusent 100 wairachtige mannen. Dese sonde wraecte God per pestilen-101ciam, dat is doer sterft, die duerde van des morghens tottenGa naar voetnoot101 102 avont toe. Ende die enghel Gods versloech also seer dat volck, 103 dat daer storven vanden lande Dan tot Barsabee toe tseven-104tich dusent mannen. Deze sterft verbadt David doe hi seide: 110 Heer, dit sijn scapen, wat hebben si misdaen. Ic bin die gheen, 111 die gesondicht hevet. Ic bid, keer dijn hant in mij ende in 112 mijns vaders huus. Doe stac die enghel dat zwaert in sijnre 113 scede. Dat sach David op eenre stede, die hi cofte, ende tym-114merde daer op een altaer ende ontfengendeGa naar voetnoot114 offerhande, ende 115 die plaghe helt op; ende dit is die stede, daer Cristus nae 116 [15 d] op ghecruust was.

117Ga naar margenoot117-138VI Die seste was ende began vander vanghenisse der ioden, 118 doe si Nabugodonosor over-voerde in Babylonien ende vinck 119 Zedechiam, den coninc van Ysrahel, ende stacken sijn oghen 120 uut. Ende dese ouderdoom duerde tot Cristus gheboorte toe 121 ende hadde VcLXXXIX iaren. Summa summarum: van aenbe-122ghin der werelt tot Cristus tiden: drie dusent neghen hondertGa naar voetnoot122

[pagina 76]
[p. 76]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

123lii iaren. In deser tijt regnierde die dootsonde: ira dat is 124 Ga naar margenoot124-138toorn. Want doe God woude sijn volc waerscuwen van horen 125 sonden, doe dede hi den propheet Iheremiam prediken ieghen 126 den coninc ende sinen heren ende sinen raet ende ieghens 127 die papen ende dat volc, ende screef sijn prophetie op in 128 enen boeck, dat hem alleen overgaen soude. Doe die coninc 129 Zedechias dit mit sinen heren, mitter paepscap ende burghe-130ren van Iherusalem verstont, wort hi vervolt mit groten toorn 131 ende verbarnde dat boeck ende nam Iheremiam den propheet 132 ende leiden in den swaersten carker. Dese sonde wraecte God 133 per captivitatem et carceren, dat is doer vanghenis ende car-134ker. Want den coninc worden sijn oghen uutghesteken ende 135 hi wert in boyen gheslaghen ende over-ghevoert in Babylo-136nien, sijn wive ende sijn kinderen ende sijn heren mede ende 137 veel vanden volck. Ende oic alle die scoenheit van Ysrahel 138 wert uten lande ghevoert.

139Ga naar margenoot139-166Die sevende began vander gheboort Cristi ende sal dueren 140 Ga naar margenoot140tot doemsdaghe toe. Want Paulus seit, dat wi den gheen sijn, 141 in welken die eynden der werelt sijn ghecomen. Mer hoe 142 Ga naar margenoot142langhe dat die werelt in desen ouderdoom bliven sal, dat en 143 is niement ghegheven te kennen die tijt [16 a] ende stonde, 144 den die Vader gheset heeft in sijnre moghentheit, als Cristus 145 heeft gheseit inden ewangelio, In deser tijt regniert die doot-146sonde: accidia, dat is traecheit, die grooth is, want wi in de-147ser tijt der ghenaden versumen te leven onse ewighe leven 148 ende salicheit. Want onse heer Cristus mit sinen ghenadeliker 149 coemst ghedoot heeft die sonden ende dat leven der duechden 150 ons wederghegheven. Als der eerster ouderdom hoor sonde: 151 onsuverheit, overmits dat hi van eenre maecht gheboren wert, 152 die vanden heilighen Gheest ontfenc. Der ander ouderdom 153 sonden: hoverdicheit, overmits dat hi hem vercleynde ende 154 ende vernederde uut den hemel te comen ende mensche te 155 warden. Der derder ouderdom sonden: nydicheit, overmits 156 dat hi van minnen sijn ziel woude voor ons uutsettenGa naar voetnoot156. Der

[pagina 77]
[p. 77]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

157 vierder ouderdoom sonden: gulsicheit, overmits dat hi galle 158 ende edic drincken woude inden cruce. Der vijfter ouderdoom 159 sonden: ghiericheit, overmits dat hi sijn lichaem ende al dat 160 hi had, gaf over tot onser behoefGa naar voetnoot160. Der sester ouderdoom son-161den: toorn, overmits dat hi als een onnosel lam gheleit woude 162 werden totter doot. Alle dese voirnoemde duechde gae wi 163 traechlic verbij ende versumen dese lieve, genadigde tijt der 164 barmherticheit, daer wi in verdienen souden ende verdienen 165 moghen mit duechdliken wercken dat loon der salicheit inden 166 ewighen leven.

167Ga naar margenoot167Dat achtende ouderdoom sal beghinnen vander verrisenis 168 des vleischs ende sal dueren a seculo usque in seculum se-169culi, dat is van ewe tot ewen, ende die sal hebben onghe-170telde [16b] iaren, dat is ewicheit, daer ghien eynde an en 171 coemt. Daer sellen alle die menschen also groot wesen van 172 live ende lichaem ende oic also out, als Cristus was in sijn 173 volre tijt, doe hi om onsen wil starf inden cruus. Ende daer 174 sellen si mitten enghelen in dat scoon hemelrijc, empyreo, den 175 ronden vuerighen hemel wesen, daer hem God vertoont an 176 wesen ende sijn aenghesicht verschijnt der heiligher Drie-Ga naar voetnoot176 177 voudicheit, daer uutdraecht dat licht der glorien, der eren 178 ende der salicheit, dat vroechde maect in allen herten ende 179 ghift hem volle wensch ende ghenueghen alre begheerteGa naar voetnoot179. In 180 welken sconen licht-schijn die inwendighe oghen der vernuft-181liker verstandicheitGa naar voetnoot180 scouwen ende ghebruken die Godheit ende 182 dat in alle leven ende alle loon volmaecter salicheit. Die uut-183wendige sinne des lichaems ghebrukenGa naar voetnoot183 die menscheit Cristi ende 184 dat is alle lust, ghenuecht ende weelde. Aldus soe wart die

[pagina 78]
[p. 78]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

185 mensch salich van binnen ende van buten, an live ende an 186 ziel sonder enighe meer behoeft of ander wensch. Alsulken 187 leven moet ons die moghentheit Gods verlenen. Amen.

margenoot1-187
Comp., II, c. 10 geeft de hoofdgedachten aan, maar de Tafel deelt het derde tijdvak in twee-en: Abraham - Mozes - David; Isidorus vat het derde en vierde samen; Durandus het tweede en derde. Enkele aanvullingen zijn aan de H. Schrift ontleend. De opvatting, dat in elke periode een der 7 hoofdzonden overheerschte, is of van den auteur zelf, of van een onbekende bron.
voetnoot7
noch invloet...: noch op de dingen omlaag invloed uitoefenen.
voetnoot9
lijflike, bijw. door of met het lichaam.
voetnoot11
overcomen, doortrekken.
margenoot14-16
Gen. 6:5 en Gen. 6:7.
[tekstkritische noot]16 CH hebbe ghemaket; - CGHB Gloza: Ic sal (B sel); DA Dit sel.
20 CGHB Adam die eerste man; D.A. die eerste an; - CGHB ende stont; B = A.
23 B onsuverheit.
25 G ruesen; H resen.
30 CGHDB catharactas celi, A catharacteres.
31 GH XL ellen hooch stont.
34 CGHDB sijn kinder ende hoer wive.
37 G patriarke; H patriark; - C Abraham die mitten enghelen sprak.
41 H hoechmoedich; B hovaerdich.
margenoot20-35
Prima est ab Adam usque ad Noë, habens juxta Hebracos annos 1656.
voetnoot20
ende stont nader: en duurde volgens enz.
margenoot24-25
Gen. 6:2.
margenoot29
Gen. 6:13.
margenoot31
Gen. 7:20: quindecim cubitis altior fuit aqua super montes.
voetnoot31
viertich, lees: vijftien.
voetnoot33
bleven te live: bleven in leven.
margenoot36-53
secunda est a Noe usque ad Abraham, habens secundum Hebraeos annos 292.
margenoot40-53
Vgl. Gen. 11:4-9.
[tekstkritische noot]43 CGHDB toorne (B toorn) te tymmeren.
44 GH to Gode comen; - B opdat hise.
46 CGHD h. besten raet; B haren raet.
48 CGHDB wrac (GD wrack); - B deylinghe der spraken ende der t.
53 CH dat beduut confusio ontbr.
55 B den propheet, - GGH DCCCCXLII; D = A; B de CCCCXLII.
61 CGH ende en mochten hem niets niet; D = A; B ende en mochten hem daerom.
62 CGHD maer (GHD mar;) sy worpen; B mer si worpen hem.
63 C netteden hem, GHB netteden; D nettenden.
65 CHD datten een fel d.; G datten een fell d.; B dattet e.f.d.
65 GHDB ghescoert; - CGHDB dit vraechden si den vader ontbr.
voetnoot42
te rade worden: besloten.
voetnoot46
beseten raet = krankzinnig, duivelsch plan (consilium).
voetnoot48
deylinghe der sprake ende der tonghen.
margenoot54-91
Tertia est ab Abraham usque ad David, habens annos secundum Hebraeos 942. Bij die vierde ouderdoem noemt D.v.D. geen getal.
margenoot57-69
Gen. 37.
voetnoot60
een, lees: en.
voetnoot65
gestoort, lees: gescoort.
[tekstkritische noot]67 C Ysmahelitis; H Ysmahelicis; G = A; D Ismahellyten; B Hismalyten.
68 CGHDB als het openbaerliken .. gescreven ontbr.
72 CHB van slike ende caf ende draghen; GD van s.e.c. draghen; A van slijck ende calc draghen.
74 B ramasses.
75 CB drenckense.
81 G ledich in rusten waren; H ledech in rusten w.
83 CHB derten; GDA darten.
86 C screef allen.
90 B XXII M.
margenoot69-76
Exod. 1 (erant igitur omnes animae eorum qui egressi suut de femore Jacob septuaginta).
voetnoot71
LXXII menschen lees: LXX (Exod. 1:5, Erant igitur omnes animae eorum... septuaginta: Joseph autem in Aegypto erat).
voetnoot72
calc, lees: caf ende.
margenoot79-91
Exod. 32 (quasi viginti tria millia hominum).
voetnoot83
darten = lichtzinnig, dartel.
margenoot92-116
Quarta est a David usque ad transmigrationem Babylonis, habens annos secundum Hebraeos 473.
[tekstkritische noot]94 ACB 482 iaren.
98 B CVIII M mannen.
112 GH swaert (H zwaert) in siner scheyden.
114 G ontfengede; H ontfanghede.
115 C daer na God Cristus op ghecruust was, die tempel Goods op ghetymmert wart; H daer na... wart; GD daer na God Cristus op ghecrucet was; B daer Cristus Jhesus na op ghecruust wort.
121 B MLXXXIX iaren.
122 B VMCC een iaer.
voetnoot94
Comp., l.c. 473, alle hss.: 482.
margenoot96-115
II Samuel, 24:9.
voetnoot101
totten avont toe (de mane usque ad tempus constitutum).
voetnoot114
ontfengende: ontstak; praet. der zw. ww. op ende. (vlg, Van Helten, Mnl. Sprk. § 198, opm. 2 - ontfenghen, vooral oostmnl.
margenoot117-138
Quinta est a transmigratione Babylonis usque ad Christum, habens annos secundum Hebraeos 589.. Igitur ab exordio mundi usque ad Christum habemus annos 3952.
voetnoot122
Dit getal is de juiste som der tijdperken, zooals ze door 't Comp. l.c. gegeven zijn. In de Tafel zouden we dus volgens het Comp. 't aantal jaren der derde periode moeten veranderen in 942 (972) en van de vijfde in 473 (482), maar 't is niet zeker, dat dit hier de bron is geweest.
[tekstkritische noot]128 CGHBA hem alleen, D allen.
130 GH vervult.
140 GH die gheen sijn.
144 GH moghenticheyt.
151 GH overmids.
margenoot124-138
Vgl. Jeremias, 36; 37; 39:7-9.
margenoot139-166
Sexta aetas est a Christo usque ad finem mundi.
margenoot140
Vgl. I Thess. 4:16.
margenoot142
Matth. 24:36.
voetnoot156
sijn ziel uutsetten: zijn leven geven; vgl. o.m. 1 Joes, 3:16: (Christus) animam suam pro nobis posuit.
[tekstkritische noot]160 GH behoefte.
162 GH tot den dode.
177 CGD daer uuidraghet lumen glorie; H daer God uutdraghet...; B daer draecht lumen glorie.
voetnoot160
te onser behoef: in ons belang.
margenoot167
Octava est resurgentium.
voetnoot176
sijn aenghesicht verschijnt der heiligher Drievoudicheit, daer uutdraecht: waar God zich vertoont in zijn wezenheid en gezien wordt de H. Drievuldigheid, van wie voortkomt het lumen gloriae, - een afstraling van het ongeschapen licht, waarin God zich zelf aanschouwt. Hierdoor wordt ons verstand boven zijn natuur verheven en versterkt om het goddelijk Wezen onmiddellijk - van aangezicht tot aangezicht - te aanschouwen.
voetnoot179
ghift... begheerte: vervult zijn wensch en voldoet al zijn verlangens.
voetnoot180
vernuftliker verstandicheit: verstandelijk bewustzijn.
voetnoot183
ghebruken: genieten, smaken.
[tekstkritische noot]185 D buten ontbr.
2 GH godlike duechden (H doechden); A godliker d.
8 CH euwe.
12 CGHD toe draghen.
13 B nu.
15 C bekendelike cracht; GA bekenlike craft (H cracht).
16 B bescenen wort.
17 CH hem selven ende dan veroet-moedighen; B dan hem te.
19 B kennisse.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken