Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc
Afbeelding van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: WinterstucToon afbeelding van titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.69 MB)

XML (1.52 MB)

tekstbestand






Editeur

L.M.Fr. Daniëls



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

(1937)– Dirc van Delf–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Dat. XXIII. capittel is vanden drie cluften ende wortelen der sonden.

3Ga naar margenoot3-10Die leerars segghen dat sonde na haren verstaenGa naar voetnoot3 is een ver-4keerde wil te houden of te crighen dat die rechtveerdicheit 5 heeft verboden. Ende sonde is yet ghedacht, ghesproken, be-6gheert of ghedaen, dat teghen der ewe Gods is. Ende sonde is 7 een overtreding der ewe Gods ende onghehoorsamicheit der 8 hemelscher ghebode. Ende sonde is een ofkering vanden on-9wandelbarighen guede mit genuechten deser verganckliker 10 dinghen van gheeste aen te hanghenGa naar voetnoot10. Ende sonde is wat een 11 doet yeghen tuuch sijns eyghens gronts ofte scadeGa naar voetnoot11 sijns even-12menschen ofte laster Gods of wat hem in sijnre <ewe> ver-13bodenGa naar voetnoot12 is te laten of te doen.

14Ga naar margenoot14-17Die sonde heeft drie cluftere of geslachte, daer si in uut

[pagina 149]
[p. 149]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

15 ghedeilt is inden menscheliken gheslacht ende hieten aldus: 16 [32 d] originale, actuale, veniale, dat beduut erfsonde, werc-17like sondeGa naar voetnoot16, daghelixse sonde. In dese sonden sijn al onse sonden 18 Ga naar margenoot18-20ende ghebreken besloten, als Iob seit: In sonden heeft mi 19 mijn moeder ontfanghen; in veel stucken misdoe wi alle dage. 20 Ende wie mach spreken: reyn is mijn hert? In dese woor-21den noemt hi die drie voorseide sonden.

22Ga naar margenoot22-32Die eerste cluft der sonden is: originale, dat hiet erfsonde. 23 Ga naar margenoot23-45Al ist dat des menschen ziel uten bloede niet ghewonnen en 24 wert mer vanGa naar voetnoot24 <God> sceppende inghestort, nochtan soe coemt 25 in onser sielen die erfsonde van Adams ziel overmits den vley-26sche, dat mit sondigher lust ghesayet wort, daer dese sonde staetGa naar voetnoot26

[pagina 150]
[p. 150]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

27 in materilic ende inder zielen formlic, die daer of besmet is, 28 recht als een die inden slijck valt. Ende dit onreyn deser sonde 29 is inder zielen: scout ende pijnGa naar voetnoot29, dat is verdoemenis ende wrake 30 der pinen. Die scult der verdoemenis wert ofghewasschen mit 31 den doepsel ende die wrake der pinen draecht si vanden 32 lichaem, dat haren reden niet en wil wesen onderdaen.

33Die meester vanden hoghen sinne vraecht of dat recht is, dat 34 God, die die ziel inden vate sceppende instort, doet of laet die 35 ziel vanden vleisch werden mismaect. Hi antwoort aldus, dat 36 dese erfsonde, die inden mensche is gecomen, niet en sciet van 37 Gode ende niet en comt van des menschen naturen, mer 38 vander quaetheit des eersten menschen, die was in sinen 39 wesen wel gheraectGa naar voetnoot39 an ziele ende an live, mer doe hi iegen 40 God misdede, wert hi gheplaecht in ziel ende live, also dat 41 hi sijn kinder [33 a] wan in beestliker ghenuechten; ende dat 42 is voort ghecomenGa naar voetnoot42 onder alle man, also dat wi mit erfsonden 43 werden inder moeder lichaem ontfanghen. Ende die vleck 44 trect die ziel aen, niet datsi yet heeft misdaen, mer wantsi in 45 alsulcken vate is ghegaen.

46Ga naar margenoot46-53Die meester vraecht: ofGa naar voetnoot46 die mensche inder doepe van desen 47 sonden wert ghesuvert, hoe mach dan dat ghescien dat sijn 48 kint wert besmet van dien? Dair seit hi toe aldus: een besne-49den iode, die overmits der besniding was quyt der erfsonde, 50 wint een kint mit sijn prepucio, dat niet besneden en is, recht

[pagina 151]
[p. 151]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

51 als onghewannet coorn mit sijn caf, ende dit doet die aerde 52 ende dat ander doet dat vleisch. Ende daerom hietet vleisch 53 der sonden.

54Ga naar margenoot54-62Die meester vraecht: ende of wi alle kinder des toorns wer-55den gheboren, wat scade mach ons doch van erfsonde comen? 56 Die scade, seit hi, sijn drie, als ghebreck in onsen leven van 57 siecte, scade, hongher, dorst ende commer, als pijn ons natuer-58liken doots, als derfnis Gods aensicht ende der hemelscher 59 salicheden. Ende dit gaet overGa naar voetnoot59 ionc ende out. Mitter dope werd 60 wi vander derder pijn ghequyt overmits der ontfermherticheit 61 Gods, mer die eerste twee pinen moet wi liden, op-dat hij sijn 62 oorden der rechtverdicheit woude behouden.

63Ga naar margenoot63-68Die ander cluft der sonden is: peccatum actuale, dat hiet 64 wercklike sonde ende sciet in deser wijs, dat een mensch van 65 becoringe beroert of beweghen wert in dinghen die sonde-66delic sijn, ende van dat beweghen valt in dier dinghen lust 67 of ghenuecht, valt in consent ende vol- [33 b] boert te vol-68Ga naar margenoot68-71brenghenGa naar voetnoot67 mit sijnre machtGa naar voetnoot68 te stonde ende te stede. Ende al

[pagina 152]
[p. 152]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

69 ist, dat noch die sonden binnen den menschen sijn, si sijn 70 nochtan werclike sonden naden werc des willen, ende sijn 71 Ga naar margenoot71voor Gode dootlick, dat is, si verbosenGa naar voetnoot71 sijn guede. Van con-72sent valt hi uutwendelic in dat werc mit sijnre leden voirtganc 73 brenghenGa naar voetnoot72; van twerck comt hi in der ghewoente; van ghe-74woente coemt hi tot noede, <dat hijs niet wel laten en can, 75 noch en mach>; van noede comet hi in verharden van ver-76keertheden, niet hem te laten leren, raden of helpen; van 77 verhartheitGa naar voetnoot77 sijns moets valt hi in wanhoep of mistroest; van 78 mistroest valt hi ewelic van den salighen aensichte Gods, valt 79 hi in verdoemenis liefs ende ziels; van verdoemenis valt hi 80 in zwaerre hellen pinen, daer hi ewelic sonder eynde moet in 81 bliven. Ende dit is die duvelsche kedeGa naar voetnoot81, daer die sondighe men-82sche mede ghebonden wort inder culen der hellen, als een 83 Ga naar margenoot83scoef of een bontGa naar voetnoot83 houts, gheliken als die propheet seit. Dese 84 Ga naar margenoot84-94werclike sonden ghescien menigherhande wijs, als uut cranc-

[pagina 153]
[p. 153]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

85 heden, uut onwetenheden, uut rechter quaetheden; sonde 86 des monts of der woorde, sonde der lede of der wercken; 87 sulke doen sonde ieghen God, sulc ieghen hem selven, sulc 88 ieghen sinen even-menschen. Die sondicht ieghen God, die 89 sijn gelove verlochent, onghelove ende wanlove aenhoudetGa naar voetnoot89, 90 die hem blasphemiert, laster <ende> hoenspraeckGa naar voetnoot90 doet, 91 vloect of ander oneer bewijst; of die God becoert, of sijn mo-92ghentheit, als die ioden, die teiken van Gode begheerden; 93 of [33 c] sijn rechtveerdicheit, als die camp willen vechten of 94 Ga naar margenoot94-97heet yser voer hoer onscout willen draghen. Die sondicht 95 ieghen hem selven, die sijn notruft sijns levens hem selven 96 onthout of die enich dinck boven sijn behoefte toe hem nymt 97 Ga naar margenoot97-100of die boven sijnre macht yet beghint. Die sondicht ieghen 98 sinen even-mensche die hem tsijn ontnemt, of die sijns selfs 99 in sinen noede niet mede en deilt, of die quaet exempel sijns 100 levens van hem ghift.

101Die lerars vraghen dese drie questien op dese distinctie van 102 sonden. Die eerste questie is: waer om hieten sulke 103 wercken des menschen dootlike sonden? Dat doen dese saken. 104 Eerst want al sulke wercken ghescien ieghen der minnen ende 105 liefte Gods, die welke een leven is onser sielen. Ende wantGa naar voetnoot105-111 106 minne ende haet niet te samen en staet, so beroeft sonde min-107ne, gheliken die doot dat leven, dat in onser sielen is binnen. 108 Of aldus: want sonden ghescien ieghen der ewen Gods, so 109 benymt hem God sijn rijc, datter is dat ewige leven, ende 110 daer om hieten die sonden die doot, wantsi ons des ewighen 111 levens scade doen groot. Of aldus: die weldaetGa naar voetnoot111 der heiligher

[pagina 154]
[p. 154]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

112 kercken ende verdienste alre kersten menschen is vol levens 113 Gods crafteGa naar voetnoot112 ende verdienen dat ewighe leven ende dier en 114 wert niet deelachtich, die daer is in groten sonden, wantsi 115 niet van horen ghildeGa naar voetnoot115 en is. Of aldus: die wijl dat een mensch 116 is in groten sonden, die ieghen sinen God sijn, soe en mach 117 hi ghien werck so guet doen, vasten, beden ende aelmissen 118 [33 d] gheven, daer hi mede verdienen mach dat ewige le-119ven. Mer hi vercrijcht wel daer-mede ghenade uten sonden te 120 comen ende der sonden pijn te corten. Want ghien werc bu-121ten der minnen Gods só guet en is, datGa naar voetnoot121 payment mach wesen 122 dat hemelrijc mede te copen.

123Ga naar margenoot123-139Die ander questi is: Waer om en is die mensch niet also 124 bereet ende willichGa naar voetnoot124 guet te doen als quaet? Die eerste sake 125 is, want die quetsing der erfsonde is in ons ghebleven, die 126 Ga naar margenoot126altijt arbeitGa naar voetnoot126 te werden niet. Salomon seit: Dat lichaem, dat 127 te niet gaet, is die last, die die ziel seer bezwaert. Dese last 128 is in ons, Gods ghenade is buten ons; dat dus naest is, dat 129 weecht ons meest. Die ander sake is, om-dat ons ieghenwoor-130dich is, dat ons <toe> quaetheit trect, als ghenuecht deser 131 tijtliker dinghen, mer dat ons toe duechden trect, is verre 132 van onsen scouwen, mer vaste biGa naar voetnoot132 ons inden ghelove. Nu een 133 dinc datmen niet en siet, swaert dat herte luttel of nietGa naar voetnoot133. Die 134 derde sake is: tot duechden hoort veel hulp, tot quaetheden

[pagina 155]
[p. 155]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

135 luttel, gheliken als een alleen trect also veel neder, als tien 136 moghen trecken opwaert. Het is lichter te dalen dan te clym-137men. Ende want wi ghewoen sijn der sonden ende der duecht 138 onghewoen, soe en ist ghien wonder, dat wi lichtliker sonde 139 doen dan duechde.

140Ga naar margenoot140-148Die derde questi is: wat scade ende leits doen ons die 141 sonden? Daer antwoorde si toe ende segghen: scade inden le-142ven, scade inden dode, scade naden dode. Scade inden leven 143 doen die sonden: si quetsen die natuer, beroven die weldaetGa naar voetnoot143, si 144 besmetten die ziel, si verbitteren die consci- [34 a] encie, si 145 verbinden ons tot ewigher pinen, si verharden ons tot quaet-146heden, si doden in ons die ghenade Gods, si trecken ons tot 147 Ga naar margenoot147-148meerre sonden. Op een yghelic is exempel ende bewisen van 148 Ga naar margenoot148-156reden ende historien, mer dat worde alte lanc. Scade inden 149 dode doen ons die sonden, <want>Ga naar voetnoot149 om der sonden wil 150 werden wi beroeft ons lichaem, ons guets ende onser zielen, 151 onser wijsheit, onse staet, onse minneGa naar voetnoot151, onser moghenheit. In-152den dode wert die mensche gestoertGa naar voetnoot152 omder sonden wille van-153den bosen gheesten, ghemoyet vander siecten, bescaemt voir 154 den enghelen van sinen sonden, beroeft lichts ende vrede, 155 gebonden ende ghevanghen, wech gheleitGa naar voetnoot155 sonder hulp, troost 156 of ghenade, van Gode ontseitGa naar voetnoot156. Wat scade ende leet, dat ons 157 vanden sonden naden dode ghesciet, tughen ons die pinen der 158 hellen, daer ic na sel of segghen.

159Die derde cluft der sonden is: peccatum veniale, dat hiet

[pagina 156]
[p. 156]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

160 ghenadelike sonde of dagelixe sonde ende hieten daer om so 161 Ga naar margenoot161-166licht om drie saken wille. Die eerst is: want wi in ghebreckli-162kenGa naar voetnoot161 lichaem sijn ende niemant en mach hem sonder onder-163laetGa naar voetnoot162 so tot Gode voeghen, als of hi inden hemel waer, so doet 164 hi menich ydel ende onnutte werc. Ende van desen sonden en 165 mach hem niement vanden alden heiligen ontsculdigenGa naar voetnoot165 dan 166 Ga naar margenoot166Gods moeder ende maecht Maria alleen. Dit is dat Salomon 167 Ga naar margenoot167-171seit: in veel dinghen misdoe wi alle. Die ander sake is, om-168dat dese sonde der minnen Gods niet contrarie en sijn, noch 169 ons uut slutenGa naar voetnoot169 den ewi- [34 b] ghen leven, mer mitter minuet. 170 staen, al isset datsi die minne vercouden, - so hieten si doch 171 Ga naar margenoot171-173daghelixe sonden. Die derde sake is om datse God ghenade-172liken rechtet als mit tytliker pinen des vegeviers ende niet 173 Ga naar margenoot173mitter hellen verdomenisse, als die propheet seit: Caf, hoy 174 ende hout heeft hi verbarnt (Glosa:) dat is ondersceit van 175 dagelixe sonden, die hi wijstGa naar voetnoot175 in dat veghevier te barnen.

176Ga naar margenoot176-187Die lerars vraghen op dese distincties van sonden vijfGa naar voetnoot176 ques-177tien, die si ondersceiden. Die eerste is: Wat ondersceit is

[pagina 157]
[p. 157]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

178 tusschen dagelixe sonde ende dootlike sonde? Dat eerste onder-179sceit is, dat dootlike sonde ghescien ieghen God ende sijn gebo-180de; daghelixe sonde ghescien buten God. Dat ander onder-181sceit is, dat dootlike sonde sijn der duecht contrari ende daer-182om beroeft si den menschen der duecht; dagelixe sonde en 183 sijn niet contrari der duecht mer onghelijcGa naar voetnoot183. Dat derde onder-184sceit is, dat dootlike sonde keren hem van onwandelbarighen 185 guede der minnen Gods ende daer om sterftse in hem; mer 186 dagelixe sonde en doen ghien ofkeeren, mer onnuttelike be-Ga naar voetnoot186 187 commeringe.

188Ga naar margenoot188-198Die ander questi is, of daghelixc sonde dootlike sonde mo-189ghen werden? Ende daer toe antwoorden si: ia, ende bewisen 190 dat mit drien reden. Die eerste is, of een mensch grote con-Ga naar voetnoot190 191 sciencie had van eenre daghelixer sonde ende dede hi teghen 192 tuuch sijnre conscienci, so maectse hem sijn helle, als oft een 193 dootlike sonde waer. Die ander reden is, of een mensch had 194 so groot behaghen in eenre daghelixe sonde ende sijn lust 195 so seer [34c] in keerde, dattet God tot onwaerden naemGa naar voetnoot195. Die 196 derde reden is, dat een mensch overmits veel daghelixer son-197den bereet wert tot dootliken sonden ende werden hem een 198 oorsaec daer toe, ghelijc veel sants maect een groten oever.

199Die derde questi is: wat dagelixe sonden sijn ende hoe si 200 hieten? Daer antwoort sinte Augustijn toe, dattet sijn cleyne 201 sonden, die veel sijn, daer die lude niet veel op en achten, 202 als meer te spreken dan noot, myn te nemen dan noturft, den 203 biddenden armen te weygheren, lange te slapen, laet te

[pagina 158]
[p. 158]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

204 kercken te comen, onmatelike ghenuecht te soeken, selden die 205 ziecken ende vanghen te vanden, die kijf ende twist niet en 206 soenen, scarper te berespen dan die misdaet zwaer is, meer teGa naar voetnoot206 207 smeken dan des mans staet is, inder kercken te spreken, inder 208 warscap ydele fabulen te segghen ofte horen, onverhoetsGa naar voetnoot208 te 209 vloeken of te zweren of te lieghen, als hi beradens moet ghien 210 wil en hadGa naar voetnoot209, ende deser saken menich ende onghetelt.

211Ga naar margenoot211-230Die vierde questi is, of alle die dagelixe sonden die ye 212 ghescieden, mochten een dootlike sonde wairdich wesen? 213 Daer antwoorden die lerars toe: neen, bi drien reden. Die 214 eerste is, een dootlike sonde vertoornt God, dat hi van ons 215 sijn aensicht ofkeert. ende dat en doen niet die daghelixe 216 sonden altemael. Die ander reden is: een dootlike sonde 217 dodet die myn ende beroeft ons der genaden, daghelixe sonde 218 blijft mit allen staenGa naar voetnoot217. Die derde reden is: Een dootlike sonde 219 barnt inder hellen eweliken ende en can niet verbarnen. Alle 220 dagelixe sonden barnen inden veghevier tijtliken ende ver-221gaen.

222Die vijfte questi is: wat scade [34d] dat ons die dagelixe 223 sonden doen ende wat hinder dat wi daer of ontfaen? Daer 224 antwoorden si toe: dat die scade is menigerhande. Si verbin-225denGa naar voetnoot224 den menschen tot tijtliker pinen hier of int vegevier; 226 si verduusteren die ziel, mer die dootlike sonden verblinden-227se; si vermynneren den brant der minnen Gods; si maken 228 cranc of weeck die craft der zielen inden dienste Gods; si

[pagina 159]
[p. 159]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

229 doen derven den menschen sonderlinge Gods genade; si 230 lettenGa naar voetnoot230 ons ende houden ons langhe vanden aensicht Gods.

231Ga naar margenoot231-244Die seste questi is: waer mede wi die dagelixe sonden moe-232ghen boeten? Daer antwoort dat Decreet toe: als mit onsen 233 daghelixen gebede, <Pater noster>Ga naar voetnoot233; als wanneer dat wi 234 slaen voer onse borste ende segghen: God <wes mi>Ga naar voetnoot234, arme 235 sondaer, ghenadich; als wanneer dat wi ons mitten wywater 236 sprengenGa naar voetnoot236; <als wanneer dat wi dat heilighe sacrament, dat 237 Lichaem ons Heren sien ende scouwen>; als wanneer dat wi 238 aelmissen voir onse doer ghevenGa naar voetnoot238; <als wanneer dat wi yet 239 offeren ter missen;> als wanneer dat wi heilige stede ver-240soeken of siecken of vanghen visitieren; als wanneer dat wi 241 missen horen of onse confiteor spreken; als wanneer dat wi 242 die benedictie vander missen ontfaen; als wanneer dat wi 243 onse leste sacrament nemen ende in kersten ghelove van heen 244 sceyden.

margenoot3-10
Comp. III, c. 2 Definitur peccatum multis modis. Peccatum est voluntas retinendi vel consequendi quod justitia vetat... Peccatum est dictum vel factum vel concupitum contra legem Dei... Peccatum est praevaricatio legis divinae et coelestium inobedientia praeceptorum... Peccatum est spreto incommutabili bono rebus mutabilibus adhaerere.
voetnoot3
na haren verstaen: volgens haar begripsomschrijving (definitur).
voetnoot10
van gheeste aen te hanghen: d.w.z.: zich wetens en willens aan de vergankelijke goederen hechten, met voorafgaande kennis van het verstand en vrije toestemming van den wil. Men kan met een zeker behagen in den zinnelijken mensch tot verkeerde dingen bekoord worden, maar zoolang de vrije geestelijke wil dat behagen niet overneemt, is er van zonde geen sprake.
voetnoot11
gront: binnenste; - stade, lees: scude.
voetnoot12
in sijnre <ewe> verboden.
margenoot14-17
De verdeeling van de zonden door D.v.D. is vreemd. Naast de erfzonde staat de ‘werclike’ of dadelijke zonde, die op haar beurt onderscheiden wordt in doodzonde en dagelijksche zonde. Iedere peccatum actuale is geen doodzonde, zooals de Tafel schijnt te meenen (zie 68-7).
[tekstkritische noot]16 C orignele; GA originale; H origenale; D originael; B originalo.
17 C daghelicze; GD daghelixsche; H daghelixe; B daghelicse - CGHD alle onse; B alle.
22 CH origenale.
voetnoot16
werclike sonde: pecc. actuale, d.w.z. dadelijke zonde. In deze bet. niet bij Verdam.
margenoot18-20
Wat hier aan Job wordt toegeschreven is ontleend aan: Ps. 50:7 (In peccatis concepit me mater mea.) - Jac. 3:2 (in multis enim offendimus omnes.) - Prov. 20:9 (Quis potest dicere: Mundum est cor meum.)
margenoot22-32
Comp. III, c. 8: Licet igitur anima... tamen remanet ipsa poena quantum ad actum et motum concupiscentiae, cum qua nos oportet, quamdiu vivimus, pugnare.
margenoot23-45
D.v.D. verwijst naar den Magister Sententiarum, maar wat hij schrijft schijnt, naar den tekst, veeleer aan Comp. III, c. 8 ontleend, ofschoon de vraag zoo in Sent. lib. II, dist.. 32, no 7 (Migne P.L. t. 192, col. 728) wordt gesteld: Quare Deus animam corpori jungit, sciens eam inde maculari, et ideo damnari? Denique nullo modo debet imputari Deo infectio animae... etc; originalis culpae transfusio vel transmissio non est a Deo, nec a natura condita, sed a vitio primi hominis perpetrato. - Wat verder over het winnen der kinderen ‘in beestliker ghenuechten’ gezegd wordt, vinden we echter Sent., lib. II, dist. 31, no 3 (Migne, P.L. t. 192, col. 724): Caro enim propter peccatum corrupa fuit in Adam, adeo ut cum ante peccatum vir et mulier sine incentivo libidinis et concupiscentiae fervore possent convenire, essetque thorus immaculatus, jam post peccatum non valet fieri carnalis copula absque libidinosa concupiscentia, quae semper vitium est et etiam culpa, nisi excusetur per bona conjugii. In concupiscentia ergo et libidine concipitur caro formanda in corpus prolis. Unde caro ipsa quae concipitur, in vitiosa concupiscentia polluitur et corrumpitur; ex cujus contactu anima, cum infunditur, maculam trahit, qua polluitur et fit rea.
voetnoot24
van, lees: wert, of na van: God tusschenvoegen.
voetnoot26
in carne est materialiter, et in anima formaliter. (Zie Comp. l.c.).
[tekstkritische noot]28 CGH veronreynen; D onreynen; B ontreynen.
36 CB scheyt.
43 CGHD moeder live.
voetnoot29
scout ende pijn: reatus et poena = schuld en straf.
voetnoot39
wel gheraect: schoon, welgevormd naar z.e.l.
voetnoot42
voortcomen: geschieden.
margenoot46-53
Die meester vraecht. Comp. III, c. 8 is vrijwel gelijkluidend met Sent., lib. II, dist. 31, no 7. Beide gaan terug op Augustinus. lib. de Baptismo parvulorum. Ne autem miremur - aldus sententiarum Magister - et intellectu turbemur audientes peccatum originale in filios traducere a parentibus, jam per baptismum ab illo peccato mundatis, diversarum similitudinum inductione id posse fieri insinuat Augustinus inquiens: Quomodo praeputium per circumcisionem aufertur, manet tamen in eo quem genuerunt circumcisi; quomodo etiam palea quae opere humano tanta diligentia separatur, manet tamen in fructu qui de purgato nascitur tritico, ita peccatum quod in parentibus per baptismum mundatur, manet tamen in eis quos genuerunt. (Migne l.c. col. 725).
voetnoot46
of: indien.
[tekstkritische noot]51 CGH recht als een wel ghewannet (G ghewannen) coren (G coorn) bringhet ander coren (G coorn) met (G mit) sinen caef (G caf); D recht als een gewannen coorn mit sinen caf; B recht als een wel ghewannet coerm mit sinen cafe.
54 CH kinder des corens.
57 CGH vorst.
58 B aenschijns.
62 CGHD orden; B oerdel.
65 CGHD beweecht; B bewecht.
67 CGHDB volboert toe te bringhen.
margenoot54-62
Die meester vraecht; de tekst wijst echter op Comp. III, c. 8: Omnes per concupiscentiam generati nascimur filii irae; propter quod incurrimus multiplicem defectum tam corporis quam animae, ad quos subsequitur poena mortis et poena carentiae visionis divinae et amissionis gloriae coelestis, non solum in adultis, verum etiam in parvulis non baptizatis. Met ‘die meester’ kan hier bedoeld zijn S. Thomas Aq., wien D.v.D., althans volgens eenige hss. het Comp. toeschrijft.
voetnoot59
gaet over: overkomt.
margenoot63-68
Comp. III, c. 5: De progressu autem peccati nota, quod peccatum initiatur in cogitatione, procedit et crescit in delectatione, perficitur in consensu.
margenoot68-71
Sent. lib. II, dist. 35, n. 3 (Migne, P.L. t. 192 col. 735): Sane dici potest et libere tradi debet, peccatum esse actum malum interiorem et exteriorem, scilicet: malam cogitationem, locutionem, et operationem; praecipue tamen in voluntate consistit peccatum, ex qua, tamquam ex arbore mala, procedunt opera mala tamquam fructus mali.
voetnoot67
te volbrenghen - toe te bringhen -: ten uitvoer te brengen.
voetnoot68
mit sijnre macht: voor zoover hij vermag.
[tekstkritische noot]71 CH verboren; GD verboesen; B = A.
72 CH vallet uutwendichlic; - CH met sijnre leden voertbringhen.
74 CGHDB te node dat hijs niet wel laten en can noch en mach, van node coomt hi...
77 CH van verhartheit sijns moets; A verkeertheit.
81 CGDA duvelsche kede; H ketene; B keten.
margenoot71
Iedere peccatum actuale is niet dootlick. Comp. III, c. 6: sumitur secundum relationem haec divisio: Peccatorum aliud est originale, aliud actuale ... secundum quantitatem sumitur haec divisio: Peccatorum aliud est mortale, aliud veniale: quorum primum dicitur perversio, secundum vero inordinatio... c. 8 vangt aan: Expedito de peccato in genere, dicendum est de peccato in specie: et primo de originali et post de actuali. Vervolgens handelt c. 9: de peccato originali, c. 10: de primis motibus, c. 11: de morosa delectatione et consensu in peccatum, c. 12: de peccato veniali. Ook hier wordt de doodzonde slechts terloops besproken. Misschien is hieraan de onjuiste verdeeling in de Tafel te wijten.
voetnoot71
verbosen: krenken, kwetsen zijn goedheid (in deze bet. niet bij Verdam); - verboren: verbeuren.
voetnoot72
voirtganc brenghen: voortgang te doen hebben; voertbringhen: ten uitvoer brengen.
voetnoot77
verkeertheit, lees met CH: verhartheit.
voetnoot81
kede: ketting. Verdam, III, 1255: in dezen vorm komt het woord slechts in de saksische provinciën voor.
margenoot83
die propheet Vgl. Ezech. 15:6.
voetnoot83
bont: bundel.
margenoot84-94
Comp. III, c. 6: Peccatorum aliud est ex impotentia, aliud ex ignorantia, aliud ex malitia... aliud locutionis, aliud operationis... aliud in Deum, aliud in seipsum, aliud in proximum... peccatur in Deum, scilicet male per infidelitatem de Deo sentiendo, item blasphemando, item sacra Dei indigne tractando. Alio modo peccat quis in Deum, scilicet ipsum tentando... Dei potentiam, ut cum signa petit... Dei justitiam, ut cum per candens ferrum, vel per duellum, vel similia quis judicium petit...
[tekstkritische noot]85 C uut omvetenheden ontbr.
89 G wandlove.
91 CGDB anter; H ander; - CH moghenticheit.
111 CGH doen scade groot; D = A; B doen scade.
voetnoot89
onghelove ende wanlove aenhoudet: aan ongeloof vasthoudt, in ongeloof volhardt.
voetnoot90
hoenspraeck: godslastering.
margenoot94-97
l.c. In seipsum peccat quis tripliciter, scilicet necessaria sibi subtrahendo, item superflua sumendo, item ultra vires quippiam aggrediendo.
margenoot97-100
Comp. l.c.: Item in proximum peccat quis tripliciter, scilicet proximo suo auferendo; item sua sibi in necessitate non communicando; item malo exemplo illum ad peccatum trahendo.
voetnoot105-111
rijmproza: haet - staet, minne - binnen, doot - groot.
voetnoot111
weldaet: goede werk; hier: de genade-middelen; zie 143.
[tekstkritische noot]127 CGHD dat te niete gaet.
128 CGHD dat ons naeste is.
130 A dat ons die.
voetnoot112
vol leven Gods crafte: rijk aan goddelijk genade-leven.
voetnoot115
ghilde: hier in overdrachtelijke opvatting. Vgl. Verdam, II, 1966: Praet, Spieghel der Wijsheit, oftu wilt comen in die ghilde (behooren wilt onder hen), die God hier cochte met zinen bloede. Dus: want zij behoort niet tot haar gemeenschap.
voetnoot121
dat: dat het; - payment: betaling, prijs.
margenoot123-139
Comp. III, c. 10: Nota quod homo pronior est ad malum quam ad bonum et hoc multis de causis... sexto, quia tendimus ad nostrum principium, scilicet ad nihilum... Primo quia sicut dicitur: Corpus quod corrumpitur, aggravat animam... quarto quia incitans ad malum praesens est, sed finis virtutum incitans ad bonum absens est; ... malum possumus facere per nos, sed bonum non possumus facere sine gratia adjutrice... unus magis trahit deorsum, quam decem sursum... tertio quia naturaliter facilius est descendere quam ascendere... secundo quia plus valet malum solitum, quam bonum insolitum.
voetnoot124
willich: geneigd (pronus).
margenoot126
Sap. 9:15 (Corpus enim, quod corrumpitur, aggravat animam).
voetnoot126
arbeit: streeft te vergaan.
voetnoot132
vaste bi: dicht bij.
voetnoot133
rijmspreuk: siet - niet.
[tekstkritische noot]149 CGHDB want om; A mer om.
margenoot140-148
Comp. III, c. 7: Multa mala facit homini peccatum, ante mortem, in morte, et post mortem. Naturalia vulnerat... gratuitis spoliat... animam maculat... conscientiam amaricat... ad poenam aeternam obligat... indurat... insensibilem reddit... ad alia peccata trahit.
voetnoot143
beroven die weldaet: gratuitis spoliat, berooft ons van de genade-gaven (in deze bet. niet bij Verdam).
margenoot147-148
Comp. l.c. geeft voorbeelden en schriftuurteksten tot bewijs.
margenoot148-156
Comp. l.c.: Peccatum in morte gravat hominem, quia in morte privatur homo solatio visibilium quae dilexit, scilicet cibo, potu, amicis, rebus, lumine, requie et proprio corpore, quod numquam in tali forma suscipiet... Turbabitur peccator in morte, quando videbit concursum daemonum ad animam.
voetnoot149
mer, lees: want.
voetnoot151
lees: onser staet, onser minnen.
voetnoot152
A: gescoert, lees: gestoert (turbabitur): in verwarring gebracht.
voetnoot155
rijm: gheleit - ontseit.
voetnoot156
van Gode ontseit: door God afgewezen, verworpen.
[tekstkritische noot]161 CGH om drie saken.
174 B onderscheydenheit.
margenoot161-166
Comp. III, c. 12: dicendum est, quod si loquimur de tota vita hominis, qui pervenit jam ad aetatem adultam, de excellenti et speciali gratia est, quod talis sine veniali peccato sit, sicut B. Augustinus dicit de B. Virgine.
voetnoot161
ghebrecliken: zwak, tot het kwade geneigd.
voetnoot162
sonder onderlaet: onafgebroken.
voetnoot165
ontsculdigen: vrijwaren; in deze bet., die hier de eenig juiste lijkt, niet bij Verdam, zich vrij bewaren van schuld. Alleen Maria kon door een bizonder voorrecht geheel haar leven de dagelijksche zonden, die uit menschelijke zwakheid, zonder volmaakte kennis of toestemming bedreven worden, vermijden.
margenoot166
Salomon, lees: Jacobus (3:2).
margenoot167-171
Comp. III, c. 13: (peccatum veniale) minuit fervorem charitatis, sicut aqua in igne projecta, licet ignem non exstinguat, fervorem tamen illius temperat.
voetnoot169
ons uutsluten (van) den ewighen leven.
margenoot171-173
Comp. l.c.: homo... post mortem cogitur propter venialia ad tempus in purgatorio exspectare.
margenoot173
die propheet, lees: die apostel (I Cor. 3:12).
voetnoot175
wijst: veroordeelt (vonnis wijzen, verwijzen).
margenoot176-187
Comp. III, c. 12: peccatum veniale est libido, sive voluptas in creatura citra Deum, mortale autem est libido sive voluptas in creatura supra Deum vel aeque Deo... (c. 13): quod potentias animae in bonis operibus lassat... (c. 6): peccatum mortale est aversio totalis a bono incommutabili, sed peccatum veniale est amor voluptatum in creatura, citra Deum tamen (vrije bewerking).
voetnoot176
vijf, lees: ses, want er volgen 6 quaesties.
[tekstkritische noot]189 CH ende daer antworden si: ja.
198 CGH ghelijc als veel cleyns sandekijns; D g.a. veel s.; B g. dat v.s..
202 CH noot, meer te swighen dan is oerbaer.
voetnoot183
onghelijc: niet overeenstemmende met.
voetnoot186
onnuttelike becommeringe: gevaarlijke belemmering. (niet bij Verdam, wel in Mnl. Hdwb.).
margenoot188-198
Comp. III, l.c.: actus qui ex se est de genere venialis, potest fieri mortalis: primo ex conscientia, quia quidquid fit contra conscientiam, aedificat ad gehennam... secundo ex complacentia... tertio ex dispositione, quia frequenter per lapsum in venialia, disponitur homo ad mortalia et hoc secundum illud Gregorii (est apud Augustinum, Enarr. in Ps. 39): Vitasti saxa grandia, vide ne obruaris arena.
voetnoot190
grote consciencie: wanneer het ‘geweten’ oordeelt dat een ‘kleine’ zonde groot is, en men stelt niettemin de handeling, dan is deze formeel, subjectief ‘groot’ en materieel, objectief ‘klein’.
voetnoot195
tot onwaerden nemen: verachten.
[tekstkritische noot]205 CGHDB ghevanghen te versoeken (B vanden); - GH die kiven ende twisten.
208 CH onvoerhoet.
210 CGH onghetalt (G onghetaelt met corr. in hs.)
213 CGH die leerre.
224 B si letten... Gods ontbr.
voetnoot206
meer te smeken dan des mans staet is: iemand meer vleien, eerbiediger behandelen dan zijn ambt of bediening toekomt.
voetnoot208
onverhoets: ondoordacht, zonder op zijn hoede te zijn.
voetnoot209
als ... had: wat hij met voorbedachten rade niet zou willen.
margenoot211-230
Comp. III, c. 3: primo, quia ad poenam obligat... secundo, quod animam maculat; veniale obscurat, mortale vero obtenebrat... tertio, quod minuit fervorem charitatis... quarto, quod potentias animae in bonis operibus lassat... quinto, quod retardat a gloria.
voetnoot217
daghelixe sonde blijft mit allen staen; de bet. is dat liefde en genade door de d.z. aan den mensch niet worden ontnomen, maar deze gedachte is door de woorden niet helder uitgedrukt. We zouden lezen: mer mitten daghelixen sonden bliven si (‘myn’ en ‘genade’) staen (in stand).
voetnoot224
verbinden: maken den mensch schuldig aan tijdelijke straffen.
[tekstkritische noot]233 CGHB Pater noster; A ontbr.
234 CGHDB God wes; A God wi.
236 CGH besprenghen. Als wanneer dat wi (H wi ontbr.) dat heilighe sacrament, dat lichaem ons Heren sien ende scouwen.
238 CGHDB geven; als wanneer dat wi yet offeren ter missen.
240 CH visentieren; GAB visitieren; D visiteren.
1. CGH Dat XXIII capittel; DA Dat XXIIII capittel; B Dat XVII cap. in de volgorde van DA.
CH Van onser ouder val Adams ende Eva ende hore becoringhe ende van haren sonden; G Van onsen eersten ouder Adam ende Eva ende van hoerre becoringhe ende val hoerre sonden; DB ende v.h.s. ontbr.
voetnoot230
letten: belemmeren ons in het opgaan tot God in verband met ‘houden ons langhe’, of meer op zich zelf staande: ze schaden ons en verwijderen ons langen tijd (in het vagevuur) van God.
margenoot231-244
Comp. VI. c. 34: Multa sunt per quae tolluntur peccata venialia... sicut est aqua benedicta et episcopalis benedictio; exercitium humilitatis ex parte nostra, sicut est tunsio pectoris, oratio dominicalis, eleemosyna, jejunium et hujusmodi.
voetnoot233
lees met CGHB: Pater noster.
voetnoot234
lees met CGHDB: God wes mi.
voetnoot236
sprengen. CGH: Als wanneer dat wi dat heilighe sacrament, dat lichaem ons Heren sien ende scouwen.
voetnoot238
gheven. CGHDB: als wanneer dat wi yet offeren ter missen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken