Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc
Afbeelding van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: WinterstucToon afbeelding van titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.69 MB)

XML (1.52 MB)

tekstbestand






Editeur

L.M.Fr. Daniëls



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

(1937)– Dirc van Delf–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Dat - XLIII - capittel is vander ioncfrouwen kerckganck, die Maria hiete ende van haer kints presentieringe inden tempel.

4Ga naar margenoot4-12Doe viertich dage lanck vander geboorten ons liefs heren 5 Ihesu Cristi die ioncfrouwe Maria hadde na vrouweliker ghe-

[pagina 324]
[p. 324]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

6 woenten inGa naar voetnoot6 gheseten, quamen die vrienden, magen ende die 7 buerlude ende brachte dat kint mitter moeder inden tempel, 8 op-datsi en voer Gode settenGa naar voetnoot8 woude ende offeren voer hem gave, 9 als gescreven was inder ewen Moysi: een paer turtelduven of 10 twee ionge duven, want alle mannes geslachte, dat van lyve 11 geboren wert, soude Gode heilich genoemt werden. Die lerars 12 der heiligher scrift vragen op dit pasGa naar voetnoot12 drie questien, daersi 13 die waerheit des ghescichtes mit ondersceit des verstaens an 14 onsen geloveGa naar voetnoot13 gaerne mede saghen. [74 b].

15Ga naar margenoot15-25Die eerste questi is, waer om dat God inder ewen geboot, 16 datmen een nuwe geboren kint opten viertichsten dach soude 17 inden tempel mit offerhande brengen ende voer Gode setten? 18 Ende antwoorden: die eerste sake is nader letter, want gelijc 19 dat des kints ziel opten viertichsten dach van sijnre ontfan-20genis gestort wart in horen vate sijns lichaems recht als in 21 sinen tempel, - mer daer wart si van erfsonden besmet, -22also sel dat kint opten viertichsten dach na sijnre geboorte in 23 den heiligen Gods tempel mit offerhande gebracht warden, 24 op-dattet daer van Gods genaden werde gesuvert, geheilicht 25 Ga naar margenoot25-35ende Gode gebenedijt. Die ander sake was nader ewe: want 26 gelijc dat die kinder van Ysrahel viertich iaer lanc doelden 27 inder woestinen, daer si die ewe Gods ontfingen, doe si mit 28 groten wonder uut den heydenschen lande van Egypten doer

[pagina 325]
[p. 325]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

29Moyses' roede geleyt worden mit veel wonder teyken inden 30 heiligen lande van beloften, dat daer mit honich ende melck 31 vloyede, also soude dat kint opten viertichsten dach na dattet 32 uuter duusternisse der gheboorten gecomen waer, geoffert 33 <werden> inden heiligen tempel, op-dattet daer die ewige 34 salicheit mochte ontfangen, die hem God hadde gheset ende 35 Ga naar margenoot35-40bevolenGa naar voetnoot34. Die derde sake is na onsen gelove. So wanneer dat 36 wi die tien gebode gehouden hebben mitten radeGa naar voetnoot36 ende gelove 37 der vier ewangelien, so mogen wi mit rechtGa naar voetnoot37 ghepresentiert 38 werden inden hemelschen [74 c] tempel der glorien, daer God 39 selve mit sinen levenden gheesten in woent, heilichdoem alre 40 heilighen.

41Ga naar margenoot41-54Die ander questi is, of oec dese reyne maecht ende moeder 42 om suveringe is sculdich ten tempel te comen? Daer wart aldus 43 toe gheantwoordt, dat properlic na uutsprake der ewen, so 44 Ga naar margenoot44en was sijs niet sculdichGa naar voetnoot44 noch behoef, want God had geheten

[pagina 326]
[p. 326]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

45Levitici. XIIo. cao.: dat een vrouwe, die des mannes zaet 46 had ontfangen ende enen soon baerde, die soude seven dagen 47 onsuver wesen vander menschen geselscap ende binnen 48 .XXXIII. dage onsuver sijn van inganc des tempels. Nu en 49 had die ioncfrou Maria als een geb<roken> wijfGa naar voetnoot49 geens mans 50 zaet ontfangen, mer van ademtocht des heilighen Geests van 51 haers selfs reynen herten bloede haren soon wonderlic ghewon-52Ga naar margenoot52-59nen; daer om so en was dat ghebot op haer niet versonnen. Noch 53 om drier-leye suverlike saken, so woude haer die ionckfrou-54moeder anderen vrouwen ghelijc maken. Die eerste zake was 55 nader letter. Si was getrouwet enen man nader ewe, den men 56 waende haers kindes vader te wesen, gelijc als si self seide: 57 Ic ende dijn vader hebben di droevende gesocht. Hier-om, 58 op-dat van haer ghien smaetheit en werde gesproken, so en 59 Ga naar margenoot59-83woude si haer niet van gewoente ander vrouwen stekenGa naar voetnoot59. Die 60 ander zake was nader ewe ende der geloven. So woude sij die 61 ewe sluten ende houden der vrouwen puyringe, des kints los-62singeGa naar voetnoot61 des tempels dienst mit offeringe, op-dat tegen haer kin-63[74 d] des leer die ioden niet en mochten spreken, datsi der

[pagina 327]
[p. 327]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

64 vaderliker ewe hadde onghelijcGa naar voetnoot64 ghewesen. Want hi die ware 65 puyringe van <der> sonden verghiffenis, die ware verlos-66singe vander verdomenis, die ware offerhande van Gode gena-67de wervenysGa naar voetnoot66 selve soude brenghen. Die derde sake is nader 68 duecht op datsi ons exempel der oetmoedicheit woude wisenGa naar voetnoot68, 69 dat wi van allen smetten gesuvert mochten warden. Ende daer 70 hoert toe suverheit van gemoete ende wert ons beteikent bi 71 onser vrouwen craem ende insittenGa naar voetnoot71. Want een mensch sel hem 72 mit tien geboden ende vier ewangelien inwendelic houden 73 ende <van> sonden hoeden. Daer hoort oic toe oitmoedicheit 74 van herten ende dat is beteykent bi hore onderdanicheit, datsi 75 onder die ewe haer gafGa naar voetnoot75 ende sijs nochtan niet en behoefde. 76 Want een mensch sel hem onder die hant Gods laten ende 77 sijnre ewe daer na willich te leven. Tot deser gheesteliker 78 suveringe hoort toe zueticheit van sinne. Ende dat is beteikent 79 biden onnoselen kindekijn Ihesum, datmen Gode presentierde; 80 also moet een mensch weder gekeert wardenGa naar voetnoot80 in sympelhede 81 ende onnoselhede, eer hi voer sinen God mach inden hemel 82 comen. Dat vierde dat hier toe hoort is vruchtbaricheit van-83den gueden wercken ende dat is beteykent biden gaven, die 84 si offerden, als turtelduven; also moet een mensch guede wer-85cken der geloven in sinen leven hebben gedaen, sel hi van 86 Gode hemelrijc weder ontfaen.

87Ga naar margenoot87-94Die derde questi is, wair om dat die ioncfrou moeder Maria 88 sonderling [75 a] dese cleyne offer van tortelduven voer horen 89 soon inden tempel Gods woude brengen? Die eerste 90 reden is nader letter. Al wast, dat die heilige drie coningen

[pagina 328]
[p. 328]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

91 veel goudes onsen Heer offerden, dat had si in drie stucken 92 gedeylt, als den armen, den pylgrim ende den dienres inden 93 tempel Gods, also datsi arm was gebleven ende op horen han-94den alleen moste levenGa naar voetnoot93. Die ander sake is naden gelove. Cris-95tus Ihesus onse heer wert arm geboren in eenre scuren, arm 96 levede hi sonder huus-vestinge, die sijn eygen was nader 97 menscheit, als hi self seide, dat hi niet en hadde een stede 98 sijn hooft op te neygen, ende hi starf alre armste inden cruus, 99 naect ende beroeft; ende <wert> in enen vreemden graf-100Ga naar margenoot100-102stede geleyt. Hier om woude hi der armen offer voer hem ge-101geven hebben, op-dat hi der armoede in allen dingen ghelijc 102 mochte wesen, op-dat wi doer hem rijck mochten werden. Die 103 Ga naar margenoot103-114derde sake is naden geest ende der duecht. Want die turtel-104duve heeft properre naturenGa naar voetnoot104, die in hem waren ende <hi> 105 woude dat wi der geliken. Si woent gaern inden steenroedsen, 106 si vliecht gaern anden dicken busschen, si zuchtet voer horen 107 sanck, si is oetmoedich van verwenGa naar voetnoot107, sympel van ogen, si ver-108soect die rivieren, si siet int water ende wachtet den ghier, 109 si leeft in zuverhede na horen gades doot, si en rustet daerna

[pagina 329]
[p. 329]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

110 niet op grone twijch ende blade, si gadert dat cornekijn, si 111 voedert een paer iongekijn, si is sonder galle, si en quetset 112 nyemant [75 b] mit hoeren becke, si en leeft van gheenre 113 crengheGa naar voetnoot113, si toecht vrientscap mit cussen, si vliecht te gader. 114 Dese zeden waren gheestelic guet vergadert.

115Ga naar margenoot115-143Doemen dit kindekijn Ihesum inden tempel leide, opdatsi 116 die gewoente der ewen voer hem dedenGa naar voetnoot116, so was daer een man 117 inder stat van Iherusalem, die hietede Symeon. Dese was recht-118vaerdich ende godvruchtich ende verbeide troost des lants van 119 Ysrahel ende die heilige Geest was in hem. Ende want hi al-120dus tot Gode plach te karmen ende te clagen: Ach mochte 121 ic soe lange leven, mochte ic dat mit minen ogen aensien, als 122 dat wonder sel gescien! Hi ontfinc antwoordt vanden heiligen 123 Gheest, dat hi den doot niet smaken en soude, hi en hadde 124 den Kerst des heren eer gesien. Ende dese quam inden Geest 125 inden tempel ende ontfincken in sinen armen ende gebenedide 126 Gode ende seide aldus: Nunc dimittis servum tuum, Domine, 127 secundum verbum tuum in pace, dat beduut: Heer, laet nu 128 dinen knecht na dinen woorden in vreden, want mijn ogen 129 hebben dijn heyl aengesien. Ende hi seide totter moeder 130 Marien voort aldus: Sich hier, dit kint is gesetGa naar voetnoot130 in Ysrahel tot 131 menigher menschen verrisenisGa naar voetnoot131 ende tot menigher menschen 132 val ende storten, ende in enen tekenGa naar voetnoot132, daer tegen sel werden 133 gesproken; ende doer dijn selfs ziel sel een zwaert des rouwen 134 doer gaen ende snijden, op dat die gedachten van veel war-135den gheopenbaert. Daer was oic mede die vrouwe Anna een 136 prophetisse, die in haren [75 c] dagen ghecomen wasGa naar voetnoot136 ende

[pagina 330]
[p. 330]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

137 weduwe geleeft vier ende tachtich iaer lanck ende si en ghinc 138 niet vanden tempel, mer si diende daer Gode mit vasten ende 139 bedinge nachts ende daechs. Ende dese quam daer overGa naar voetnoot139 opten 140 selver ure ende verlyede God ende sprac alle dengenen, die 141 verlossinge Iherusalems verbeiden. Ende Ioseph ende Maria, 142 des kints moeder, waren verwonderende op die dingen, die 143 vanden kinde warden gesproken.

144Ga naar margenoot144-179Die lerars vragen op deser hystorien vierGa naar voetnoot144 questien, daer si 145 den gheesteliken syn onser geloven van desen godliken wonder 146 mede ontbindenGa naar voetnoot146. Die eerste was; waer om dat onse heer God 147 tot sijnre moeder kerckganc dus menigherhande gheselscap 148 riep? Daer wert aldus toe geantwoort. Want onse heer God 149 wil doer hem alle staet van menschen heiligen ende beteren, 150 die hi hier leert ende wiset te leven na horen staet. Eerstwarf 151 die echte getrouwede lude, die beteykent sijn in Ioseph ende 152 Marien, onder welc <was> een waer witachtich huwelick, 153 daer rechte minne ende liefte mit vreden ende eendrachticheit 154 onder was, als daer wel wert getoocht, als Lucas seit: Die 155 vader ende moeder waren verwonderende op die dinghen, die 156 vanden kinde werden gesproken, (Glosa:) want si te samen 157 quamen, te samen spraken, te samen leefden, liefte wel bewi-158set. Anderwarf werden hier in geleert die weduwen, die betey-159kent sijn bi Anna der prophetissen, die nachts ende daechs 160 mit vasten ende bedinge Gode inden tempel diende, want

[pagina 331]
[p. 331]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

161 wair- [75 d] achtige weduwen sellen wesen eendzam, leven 162 in abstinencien, innich inden godshuus. Derdwarf warden hier 163 an gheleert die mageden ende ioncfrouwen biden woorden, 164 die die ewangelist seit: Si leefde seven iaer mit haren man 165 vander tijt hare maechdom. Reynicheit is een duerbaer scat, 166 die in aerden vate is gheset. Hier om so hoort daer toe nauwe 167 hoede <want men den scat niet en mach verghelden> ende 168 verloren niet en is weder te crigen. Vierdwarf warden hier an 169 gheleert die oude ghedaechde mannen, die beteykent sijn bi 170 Symeon, die oudt van dagen was, rechtvaerdich, godvruch-171tich ende die heilige Gheest was in hem. Van aldusdanigher 172 Ga naar margenoot172wise souden die oude lude sijn, als Salomon seit: Stant op 173 ieghen die graeu vol gueder dage, (Glosa:) vol guede wercken 174 in sinen leven. Vijftewarf warden hier an geleert die kinde-175ren, die beteykent sijn bi den kindekijn Ihesum, datmense 176 Gode offer ende beveel, datmen se zegene end benedye, dat 177 mense ter kercken brenghe ende die ewe Gods te tide lere, 178 op datsi als Ihesus toe nemen ende op wassen mit genaden, 179 wijsheit ende ouder voer Gode ende voer den menschen.

180Ga naar margenoot180-194Die ander questi is, waer om dat op den dach onser vrouwen 181 kerkganc over alle die heilighe kercke processien twee ende 182 twee gescien? Die sake is dese; want God inden ouden testa-183ment gaf twe stenen tafelen, daer die ewe was in gescreven, 184 twee menschen sciep te samen te leve, van allen dieren liet 185 hi twee inder arken nemen, twee cherubin van goude, [76 a] 186 die die arcke bedecten, twee ossen dede hi offeren, twee olyven 187 opten berghe, twee gulden candelaer inden tempel, twee ba-188zunen dat volck mede te vergaderen, twe roeden Moyses ende 189 Aarons, twee iongeren, die hi uutsende, twee zwaerde, die hi 190 inder werelt tot allen recht liet, twee tuge die wesen souden. 191 Aldus woude hij dat oude testament ende dat nyeuwe sluten 192 opGa naar voetnoot191 twee, die twee naturen an hem hadde als godheyt ende 193 menscheit.

[pagina 332]
[p. 332]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

194Ga naar margenoot194-214Die derde questi is: waer om dat een yghelick een licht dan 195 draghet in sijnre hant? Die eerste zake is nader letter, want 196 op dyen dach plegen die vrouwen mit licht te waken ende hoer 197 godinne in berge, in dale, in bussche, in brameGa naar voetnoot197 te zueken. Ende 198 want nu die coninghinne der enghelen, Gods moeder, woude 199 te voerschine comen, so sel wi hoer mit lichte moetenGa naar voetnoot199. Die 200 ander reden is naden gelove, dat onse heer Ihesus Cristus, die 201 een waer licht is, ghevoert wert in godliker becantenisseGa naar voetnoot201 van 202 allen gelovigen menschen. Want biden wasse is beteykent sijn 203 vleysch ende lichaem, dat <doer> die bye, die heilige Gheest 204 uuter bloeme Marien lijve is ontfaen, biden leemateGa naar voetnoot204 sijn heili-205lige ziel, die inden lichaem was verburgen, biden lichte sijn 206 gebenedide godheit, die alle menschen verlichtende is, toe-207comende in deser werelt. Die derde zake is nader deucht ende 208 den gelove. Want een barnende kaerse inder hant is een ker-209sten gelove mit gueden wercken [76 b] ende als een kaerse 210 sonder licht hiet doot te wesen, also is die gelove doot sonder

[pagina 333]
[p. 333]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

211 guede wercken ende guede wercken sijn doot sonder die gelo-212ve. Ende als dat leemate is inden wasse verburgen, also is die 213 guede meninge heymelick inder herten, al ghesciet oic dat 214 werck int openbaer van buten. Aldus schijnt, dat die gheeste-215like kaerse voer Gode licht; waer gelove: dat wasse; guede 216 wercke: dat licht; rechte meninge: dat leemate. Dat is die 217 kaerse, die ons voer gaet ende leit in dat ewige leven, dat ons 218 allen moet God gonnen ende gheven. Amen.

margenoot4-12
Luc. 2:22-24.
[tekstkritische noot]7 GD gebuere; H ghebuur; B ghebueren.
10 GHA live.
11 GHDB die heilighe leerre (B leerres) der scrifturen seit op dit pas drie questien ende vraghen.
13 GA ghescichtes; H gheschichtes; D gestichtes; B ghesichts.
26 B dwaelden.
voetnoot6
in: binnen.
voetnoot8
en voer Gode setten (ut sisterent eum Domino): om Hem aan God op te dragen.
voetnoot12
dit pas: deze passage, plaats in een boek.
voetnoot13
mit ondersceit des verstaens an onsen gelove: met onderscheiding van de (verschillende) beteekenis ten opzichte van ons geloof gaarne beschouwden.
margenoot15-25
Leg. aur. - De purificatione B.M.V. - (Graesse3, p. 158): quare autem Dominus praeceperit ut quadragesima die puer in templo offerretur, triplex potest esse ratio. Una ut per hoc intelligatur quod sicut puer quadragesima die in materiale templum inducitur, sic et quadragesima die a conceptione ut saepius anima in corpus tamquam in suum templum infunditur... secunda ut sicut anima quadragesima die corpori infusa, ab ipso corpore maculatur, sic quadragesima die templum ingrediens, per hostias ab ipsa macula amplius expietur. De 2 ‘rationes’ der Leg. aur. zijn hier tot één samengesmolten.
margenoot25-35
De bron van ‘die ander sake nader ewe’ is ons onbekend.
[tekstkritische noot]39 B woenet in dat heilich der heilighen.
43 GH na spreken der euwe (G eeuwe); D na spreke; A na uutsprake; B na uutspreken.
44 B noch en behoefden; - GH hadde ghehieten (H gheheeten) D hadde gegeten; B hadde gheboden.
margenoot35-40
Tertia ut per hoc detur intelligi quod in templum coeleste mererentur ingredi qui decem praecepta et fidem quatuor evangeliorum voluerint observare.
voetnoot34
gheset ende bevolen: hem had weggelegd en toevertrouwd of: waartoe God hem had bestemd.
voetnoot36
mitten rade: met de leer.
voetnoot37
so mogen wi mit recht: zoo verdienen wij (mererentur).
margenoot41-54
Leg. aur. l.c., p. 158: Quadragesima die a nativitate Domini beata Virgo ad templum venit, ut secundum legis consuetudinem mundaretur, cum tamen sub illa lege non teneretur. Praeceperat autem lex Levitici XII quod mulier quae suscepto semine filium peperisset, immunda esset septem diebus, immunda scilicet a consortio hominum et ab ingressu templi. Sed completis septem diebus munda quidem efficiebatur quoad consortium hominum, sed adhuc ad XXXIII diem quoad ingressum templi immunda erat. Tandem completis quadraginta diebus, quadragesima die templum intrabat et puerum cum muneribus offerebat. ... Beata igitur Virgo huic legi purificationis non tenebatur, quia non peperit suscepto semine, sed mystico spiramine.
margenoot44
Leg. aur. l.c., p. 159: non habes causam nec tibi opus est purificatione (so en was sijs niet sculdich noch behoef.)
voetnoot44
is sculdich: verplicht is; - so en was sijs niet sculdich noch behoef: dat zij dit niet verplicht was noch noodig had. Behoef met het ww. sijn verbonden heeft de kracht van een bnw. Het beteekent dan: noodig zijn, vereischt zijn. De hier gebruikte constructie met si als onderwerp is niet juist en wellicht ontstaan onder invloed van het lat. Of behoef heeft hier de bet. van behoeftich: noodig hebbende.
[tekstkritische noot]45 B een vrouwe die (des mannes saet had ontfangen ende ontbr.) enen soon baerde.
49 GHD als een ghebroken wijf; A geboren w.
52 B op haer niet geset.
53 B die waerde maghet.
voetnoot49
ghebroken wijf: een vrouw, die niet meer maagd is, geschonden (in deze bet. niet bij Verdam). We zouden echter liever den zin veranderen, daar de negatie op de verkeerde plaats staat: Nu en had die ioncfrou Maria niet als een ghebroken wijf mans zaet ontfangen.
margenoot52-59
Lud. de Sax. I, c. 12, no 4: Prima ut se in hoc aliis mulieribus conformaret... ut occasionem scandali vitaret, nondum enim erat notum ipsam sine semine peperisse; unde si non observasset dies purificationis suae, fuisset Judaeis occasio scandali et murmurationis contra ipsam.
margenoot59-83
Leg. aur. l.c., p. 160: Tertia ratio est ut legem purificationis terminaret... nam si in hoc legem solvisset, potuissent se Judaei excusare et dicere: doctrinam tuam non recipimus ex eo quod dissimilis es patribus, nec legis traditionem observas... ibi enim advenit vera purificatio nostra, id est Christus, qui active dicitur purificatio. Prima ratio est, ut exemplum humilitatis daret (andere uitwerking).
voetnoot59
steken, hier wederk.: hem steken van: zich onttrekken aan. In deze bet. niet bij Verdam, die wel VII, 2051 aangeeft: steken van: verwijderen van; hem steken van zou dan kunnen zijn: zich verwijderen van.
voetnoot61
lossinge: vrijkoop.
[tekstkritische noot]66 GHDA van Gode genade wervens (A wervenys); B van der genaden Gods verwerven, soude ende selve brengen.
86 B ontfangen.
87 B die waerde maghet Maria.
voetnoot64
onghelijc (dissimilis) wesen: dat ze niet in overeenstemming waren met (handelden overeenkomstig) de wet der vaderen.
voetnoot66
van Gode genade wervenys: om van God genade te verkrijgen; - wervenys, naast vergiffenis, verdomenis.
voetnoot68
exempel wisen: voorbeeld geven. Zie Verdam, IX, 2687.
voetnoot71
insitten: in de kraam liggen.
voetnoot75
onder die ewe haer gaf: zich aan de wet onderwierp.
voetnoot80
wedergekeert warden: hersteld worden.
margenoot87-94
Vgl. Leg. aur. l.c. p. 160: Sed nonne beata Virgo Maria paulo ante a Magis multa pondera auri receperat... Sed dicendum quod sine dubio secundum Bernardum Magi magna pondera auri obtulerunt, quia non est verisimile quod tales reges tali puero vilia munera obtulissent. Sed beata Virgo illud sibi non retinuit, sed statim pauperibus erogavit.
[tekstkritische noot]95 H armer.
96 GHDB sonder eyghen huusvestinge, als hi sulve (H selve) seide.
106 G boske; H bossche.
107 G sanck; H zanc.
109 G na horen gaey; HDB na horen (B haren) gade.
voetnoot93
op haren handen leven: van haar handenarbeid leven (niet bij Verdam).
margenoot100-102
Lud. de Sax, I, c. 12, no 7: Hanc oblationem pauperum voluit Dominus pro se dari, et cum dives esset, pro nobis pauper dignatus est fieri, ut nos sua paupertate ditaret.
margenoot103-114
Leg. aur. l.c., p. 162: Proprietates turturis habentur his versibus: Alta petit turtur, cantando gemit veniens ver, Nunciat et caste vivit solusque moratur, Pullos nocte fovet morticinumque fugit. Proprietates vero columbae his versibus notantur: Grana legit, volitat sociata, cadavera vitat, Felle caret, plangit sociumque per oscula tangit, Petra dat huic nidum, fugit hostem in flumine visum, Rostro non legit geminos, pullos bene nutrit. D.v.D. past op de ‘tortelduve’ ook verschillende eigenschappen toe, welke in de Leg. aur. aan de ‘duve’ worden toegeschreven, én mengt beide dooreen, terwijl andere uitdrukkingen sterk aan Lud. de Sax. l.c. herinneren: videas (turturem tempore suae viduitatis) ubique singularem, ubique gementem audias, nec unquam in viridi ramo residentem prospicias. Vgl. over de eigenschappen der duiven bij verschillende schrijvers: Dr. J. Huyben, O.S.B. Bartholomaeus Anglicus en zijn invloed. - Ons Geestelijk Erf. I, p. 161-167.
voetnoot104
properre naturen: eigen aard.
voetnoot107
oetmoedich van verwen: bescheiden van kleur.
[tekstkritische noot]110 GDA op gruene twijch ende blade; H op groene telch of blade; B op groen bladen ende twigen; - B si gadert dat cornekijn, si voedet een paar jongekijn ontbr.
112 B in horen beck.
120 GHDA leven, mochte ic dat; B leven (mochte ontbr.) dat ic.
124 B Cristum ghesien.
127 G secundum etc.; HDB s.v.t.i.p. ontbr.
130 GHD tot menichs menschen verrisenis ende tot menichs m. val B val... opstaen.
voetnoot113
crenghe: lijkenaas.
margenoot115-143
Luc. 2:25-39.
voetnoot116
gewoente der ewen deden: de wettelijke gebruiken te onderhouden.
voetnoot130
geset: bestemd.
voetnoot131
verrisenis: opstanding.
voetnoot132
in enen teken: tot een teeken.
voetnoot136
in haren dagen ghecomen was: op leeftijd tot 't eind van haar dagen was gekomen. Verdam noteert: te sinen dagen comen: mondig worden. Wellicht mogen we hier lezen: in velen dagen: haec processerat in diebus multis.
[tekstkritische noot]140 B belyede.
152 A onder welc (was ontbr.).
157 GHDA leefden (dat die ontbr.) liefte.
voetnoot139
quam daer over: letterlijke vertaling van: Et haec superveniens (ἐπιστᾶσα). De Vulgaat heeft redemptionem Israël, maar de Grieksche grondtekst luidt λύτρωσὶν ἐν Ἱερονσαλήμ of volgens andere hss. λύτρωσιν Ἱερονσαλήμ; terwijl daarin eveneens: loquebatur de illo ontbreekt.
margenoot144-179
De hoofdlijnen van deze verklaring vinden we bij Lud. de Sax., I, c. 12, no 17: Quia ergo omnem sexum, et omnem aetatem, et gradum, et omnem professionem Dominus redimere venerat, dignum erat ut omnes, in ejus nativitate testimonium perhiberent. Sunt autem tria genera in utroque sexu commendata: puta de virginibus, scilicet Maria et Christus; ac de viduis, scilicet Anna et Simeon, cujus aetas comparatur Annae; et etiam tertium genus, nempe de conjugatis, scilicet Elisabeth et Zacharias. Nullus ergo gradus Christianorum fidelium praetermissus est, de quo non haberet testimonium salus omnium. De wijziging is echter te sterk dan dat we het werk van Lud. de bron van de Tafel zouden mogen noemen.
voetnoot144
vier, lees: drie.
voetnoot146
ontbinden: ontvouwen.
[tekstkritische noot]161 B sellen wesen in enen eersamen leven.
166 GH ghesat; D gezat; B ghehouden.
167 GHB hoede, want men den scat niet en mach verghelden ende (B als si eens) verloren (B is) niet en is weder te crighen; D = A hoede ende verloren niet en is weder te crighen.
173 GHDB (vol ontbr.) guede wercken.
margenoot172
(Salomon); Levit. 19:32.
margenoot180-194
bron onbekend.
voetnoot191
sluten op: vaststellen op twee, nl. twee testamenten, het Oude en het Nieuwe.
[tekstkritische noot]197 GD in boske, in braem; H in bosschen, in b.; B in bosschen (in b. ontbr.).
199 B ontmoeten.
204 B Iement.
206 GHDB verlichtende is; A verlichten die is.
margenoot194-214
Leg. aur. l.c., p. 163-165: Quare autem ecclesia hoc ordinaverit ut scilicet in hac die candelae accensae in manibus portantur, possunt assignari quatuor rationes: primo propter removendam erroneam consuetudinem... Mulieres Romanorum, ut ait Innocentius papa, his diebus festum luminarium exercebant... Et istud mulieres Romanoram repraesentantes cum facibus et luminaribus circuibant... Sergius papa hanc consuetudinem in melius commutavit, ut scilicet Christiani ad honorem sanctae Matris Domini omni anno in hac die totum mundum cum accensis candelis et benedictis cereis illustrarent. 2) In ista die cereum accensum per quem significatur Jesu, in manibus bajulamus: cera significat carnem Christi quae nata est de Maria Virgine, sine corruptione carnis, sicut apes ceram gignunt, sine alterutrorum commixtione; lychnus in cera latens, significat animam candidissimam in carne latentem; ignis vero sive lumen significat divinitatem. 3) quarto propter instructionem nostram... Nam candela in manu accensa est fides cum operatione bona. Et sicut candela sine lumine dicitur esse mortua et lumen per se sine candela non lucet sed mortuum esse videtur, sic et operatio sine fide et fides sine bono opere mortua esse dicitur. Lychnus autem intus in cera occultatus est intentio recta; unde Gregorius: sic sit opus in publico, ut tamen intentio maneat in occulto. (gelijkluidend met Durandus, Rationale, lib. VII, c. 7. De purificatione B.M.V.).
voetnoot197
brame: braamstruik.
voetnoot199
moeten: te gemoet gaan.
voetnoot201
bekantenisse: belijdenis.
voetnoot204
leemate: lemmet, kaarsepit.
[tekstkritische noot]1 G van dat J.e.M. vloghen uut den lande mit den kinde Ihesum; HD van dat J.e.M. vloghen (D vloden) uut den lande mitten kinde (Ihesum ontbr.) dolende in Egypten; B van dat J.e.M. vlogen uutten lande van Israel in Egipten.
4 B bedroghen.
14 GHDB beclaechde; A beclaeden.
15 GHD Aristobolum; B Aristobulum.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken