Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc
Afbeelding van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: WinterstucToon afbeelding van titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.69 MB)

XML (1.52 MB)

tekstbestand






Editeur

L.M.Fr. Daniëls



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tafel van den kersten ghelove. Deel 2: Winterstuc

(1937)– Dirc van Delf–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Dat - XLII - is vanden Epyphanie, die heerlike openbaringe, doe Ihesus opten - XIII – dach versocht wart vanden drie coningen.

4Ga naar margenoot4-9Doe onse heer Ihesus dertiendage lanck had geboren geweest: 5 inder stede Bethleem vanden ioedschen lande onder des co-6ninx Herodes tiden, so quamen drie coningen van oesten tot 7 Iherusalem ende seiden aldus: Waer is hi die daer is gebo-8ren coninc der ioden? Wi hebben gesien sijn sterre int oesten 9 Ga naar margenoot9-21ende wi comen hem aen te bidden. Desen coningen waren

[pagina 315]
[p. 315]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

10 navolghers des heydenschen propheten Balaams, die aldus 11 prophetierde: Uut Iacobs geslacht so sel een sterre uut- [72 b] 12 gaen ende dan sel een nuwe mensche van Ysrahel opstaen. 13 Dese drie coningen voerseit waren opten berch Victoriael ende 14 wiesschen hem ende aenbaden God, dat hi hem die sterre 15 woude togen. Ende op des heiligen kersnachtGa naar voetnoot15 so versceen hem 16 een alte sconen sterre, daer in stont een over-suverlijck kint 17 ende droech op sijn rechterscouder een blinckende cruus ende 18 sprac aldus den coningen toe: Trect heen snelliken inden 19 lande van Iuda ende den coninc, dien ghi verbeiden, sel ghi 20 vinden geboren. Die heilige scrift pleecht te roeren op dese 21 gescichte sevender hande questien ende vraghen.

22Die eerste is: watterhande coningen dit waren, hoe si hie-23ten, ende wat dat was hoor gebare? Daer seit Iohannes Crisos-24tomus toe, dattet waren wise heydenssche meesters Astrology, 25 Ga naar margenoot25die den sterrenGa naar voetnoot25 kenden ende haren loep wisten. Ende dese 26 drie hadden negen gesellen, die elc drie dagen lanck opten 27 voirnoemden berch Victoriael hare wachte hielden inden ster-28Ga naar margenoot28-41ren te sien. Dese drie coningen hieten in hebreusche tael

[pagina 316]
[p. 316]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

29Apollius, Amenus, Damascus; in griexe tael hieten si dus: 30 Galgalach, Sarach, Malgalach; in latijnsche tael: Casper, 31 Balthazar, Melchior. Dese drie waren in haren gewanden en 32 gebaer aldus gestaltGa naar voetnoot31. Die coninc Melchior was van haer ende 33 baert grijs, ende graeu ende hadde aen een rock van gheyten 34 haer zwart, datmen hiet saeyGa naar voetnoot34 ende een mantel van [72 c] 35 veel stucken ghemaect. Ende hi woude offeren gout. Die 36 coninc Casper was van vorwenGa naar voetnoot36 blosende ende ionck van baerde 37 ende was gheclaet mit roeden ziden ende sijn mantel was snee-38wit. Ende hi woude offeren wyeroeck. Die coninc Balthazar 39 was van haer ende baerde zwart ende hadde enen rock wit ende 40 een roede mantel ende doer-houwenGa naar voetnoot40 scoen. Dese woude offe-41ren myrre.

42Ga naar margenoot42-52Die ander questi is: hoe mochten si so snel ende rasch 43 comen van Oesten bynnen dertien dagen tot Iherusalem int 44 lant van belooften? Die eerste was ander letter, als Iheronimus 45 seit, datsi saten op dromedarios, dat die snelste dieren sijn, 46 wantsi meer weghes mogen lopen in enen dage, dan een goet

[pagina 317]
[p. 317]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

47 paert in drien dagen. Die ander zake was anden gelove, als 48 Remigius seit, datse dat kintGa naar voetnoot48, <datsi> inder sterren sagen, 49 wouden versoeken ende aenbeden, soe rasch woude over die 50 wege brengen, gelijc dat die propheet Abbacuck vanden engel 51 in enen haer ghevoert was in Ysrahel voer den babyloensche 52 Ga naar margenoot52-59put. Die derde sake was anden geest, als Bernardus seit, datsi 53 mit groter minnen so seer ende ghenuechten waren vervolt 54 vanden waerachtigen schijnGa naar voetnoot54 des nuwen Salichmakers, datsi 55 nachts ende dages togen sonder verdriet, ghelijck dat die twee 56 iongeren in Emaus ghingen ende ghingen in eenre ure tot 57 Iherusalem, doe si Cristum hadden gesien, dat hem te voren 58 was onmogelic, wanttet al bescemert was ende die dach gele-59den. [72 d].

60Ga naar margenoot60-80Die derde questi is: waer om dat dese coningen tot Iheru-61salem in togen ende dat nochtan Cristus daer niet en was in 62 geboren? Die eerste sake was nader letter. Al wast datsi die 63 tijt der geboorten Cristi wisten, si en kenden nochtan niet die 64 stede. Ende want het was een coninclike stat, daer die tempel 65 Gods stont ende die overste priesteren woenden daer, die den 66 dienste Gods bewaerdenGa naar voetnoot66 ende oic so waren die propheten 67 ende scriben ende pharizeen, <daer> die de ewe leerden, so 68 meenden si, dat sulken geboren coninc, so groten coninc ende

[pagina 318]
[p. 318]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

69 God, so wisen propheet nerghent en soude mit recht wesen 70 dan in dier stede. Die ander zake was naden gelove, op-dat 71 die ioden hem niet en mochten ontsculdigen of si seggen wou-72den: wi wisten wel die stede Cristus geboorten nader scrifte, 73 mer wi <en> wisten die tijt niet, ende daer om en willen 74 wi sijn toecoemst niet ontfangenGa naar voetnoot74. Die derde sake was naden 75 zeden ende der duecht, daer die heyden enen propheet geloef-76den ende die ioden wouden veel propheten niet geloven. Die 77 heyden sochten enen vreemden coninc, die ioden en wouden 78 niet ontfangen horen eygen coninc; die heyden quamen van 79 verre desen heylant te soeken, die ioden waren na daer bi en-80de en woudens achtenGa naar voetnoot80 noch sueken.

81Ga naar margenoot81-101Die vierde questi is, waer-om dat die coninc Herodes was 82 gestoortGa naar voetnoot82 ende al die stat van Iherusalem mit hem? Die eerste 83 zake was nader letter om twiste wille der twier coningen, 84 [73 a] dair die een soude hem mitter romesscher macht 85 bescermt hebben, wantten die keyser daer hadde gheset, ende 86 die ander om sijnre geboorten wille soude vanden gemenen 87 landen ontfangen werden. Die ander zake was naden gelove, 88 om-dat die hemelsche rijck soude verwinnen dat helsche rijk 89 ende verwandelen dat aerdsche rijc. Want doe die hemelsche 90 coninc wart geboren, doe stoerde hem die aerdsche coninc

[pagina 319]
[p. 319]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

91 om grootheit sijnre maiestaten; hoe sel dan die weerlike 92 macht voer hem beven, als hi sittet te recht in sijnre vier-93scaer, <daer hi se> so seer stoorde, <doe> hi noch cleyn 94 inder wyegen lachGa naar voetnoot93! Die derde reden was naden zeden ende 95 nader doecht ende nader quaetheit. Si warden gestoort, want 96 si sochten haren vrede ende ghemack naden vleysch ende si 97 beerdenGa naar voetnoot97 of si daer of ghemoyet waren, wantsi mitten bosen 98 coninc wouden behagen ende in quaetheden eendrachtich mit 99 hem wesen ende wantsi in ghenen gueden saken en conden 100 verbliden, mer si vervroechden hem, als si quaetheit hadden 101 gedaen.

102Ga naar margenoot102-118Die vijfte questi is, waer om datsi die sterre verloren, doe si 103 te Iherusalem waren in gecomen? Die eerste zake is nader 104 letter, op-datsi so gedwongen warden te vragen nader stede 105 der geboorten Cristi, op-datsi niet alleen en worden gezekert 106 vander sterren, mer oec mede vander propheten scrift, gelijck 107 alst ghescinedeGa naar voetnoot107. Herodes die vergaderde die papen ende scri-108ben ende versocht an hem, waer Cristus soude gebo- [73 b] 109 ren warden, ende si seiden: In Bethleem soude een hartogeGa naar voetnoot109 110 uutcomen dat volck te regieren, gelijck als die propheet had-111de gescreven. Die ander zake is naden geloven. Wantsi doe

[pagina 320]
[p. 320]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

112 menschelike hulpe sochten ende hem daer-toe keerden, met 113 recht verloren si Gods hulp ende raet, want hoer twier synne 114 niet op een en staetGa naar voetnoot113. Hemelsche teyken waren hem gegheven, 115 mit onrecht sochten si wisinge der menschen hier beneden. 116 Die derde sake is naden gheeste; als hem een ter werelt keert 117 ende hoort Herodes des bosen geests <raet>, so verliest 118 hi die sterre Gods genade ende des geests insprake.

119Ga naar margenoot119-133Die seste questi is: of dese sterre was een vanden hemel-120lichaem likenGa naar voetnoot120 mit anderen sterren Daer of sijn drie waninge 121 ende opiniën. Die eerste seit, datsi was die heilige Geest, die 122 menigherhande wise hem selven heeft vertoent: <in den 123 wolken>, in wynde, in douwe, in vuer, in eenre duven, in 124 eenre sterren. Die ander seit, datsi was die enghel Gabriel, die 125 Mariën boetscapte, die die harderen totten kinde seynde, die 126 ‘gloria in excelsis Deo’ sanck, die Cristum in sinen ghebede 127 opten berch van Oliveten starckede, die drovelick in Cristus 128 doot screyde (glosa:) alsulken luut toochde, die Cristo in sijn-129re opvaert te moete quam. Die derde seit, datsi was van Gode 130 doe eerst gescapen ende doe si quam over dat huus staen, viel 131 si neder over des kindekijns voeten inder aerden, daert die 132 coningen sagen, ende op dier stede ontspranc een fonteyn. 133 Ende dit seit sinte Iheronimus.

[pagina 321]
[p. 321]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

134Ga naar margenoot134-148[73 c] Die sevende questi is, wat wijse ende wesen dese 135 sterre hadde voer anderen sterren des hemels. Dat eerste on-136gelijck was van hoorre ste. Alle ander sterren sijn gheset in 137 dat firmament, dese hinck middewaert inder lucht, vaste bider 138 aerden. Ander sterren waren gemaect van aenbeghin der we-139relt, dese wart gescapen den nuwen coninc ter eren. Dat ander 140 onghelijc was van haren glamGa naar voetnoot140 ende lichts schijn. Ander ster-141ren schinen bi nacht ende warden vander sonnen licht verbur-142gen; dese scheen bi dage ende bi nacht ende haer en mochte 143 die sonne niet hinderen. Dat derde ongelijc was an haren ganc. 144 Alle ander sterren hebben horen loep mitten hemel of tegen, 145 mer dese ghing vorwaert heen ende bleef tot somtider ende 146 steden stille staen, recht als een wijs mensche soude hebben ge-147daen. Ander sterren sijn geset teykenen der tijt ende stonden, 148 deser loop is alleen om den coningen wech te wisen ghevonden.

149Ga naar margenoot149-156Doe die coningen dese sterre weder sagen worden si verblijt 150 mit weldiger grote vroechde ende doe ghincse hem also lange 151 vore, went si quam totten huse, daer si boven stont ende daer 152 Ga naar margenoot152-186dat kint in was, ende si traden in dat huus ende vonden dat 153 kint mit sijnre moeder ende si vielen neder ende knielden voer 154 hem ende aenbeden. Ende doe si op hadden gedaen horen 155 scat, offerden si dese gaven: aurum, thus et mirram, gout,

[pagina 322]
[p. 322]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

156 wyeroeck ende myrre. Dese offerhande brachten si hem uut 157 haren scat ende niet nuwers, [73 d] noch vreemders, noch 158 costelikers. Ende dat om menigerhande zaken wil, als ons die 159 lerars bescriven. Die eerste is nader letter, want der ouderen 160 vaders leer was dat niemant ydel soude openbarenGa naar voetnoot160 inden aen-161sichten des vorsten ende sonderlinge voer Gode. Daer om qua-162men si mit horen scat ende offerden hem daer uut alsulke 163 gaven, als si in horen lande selve plagen te brengen tot offer-164hande. Si quamen van Parsen ende Chaldeen, daer die vloet 165 is Aba, ende dat lant hiet <Sabea>. Also ist geworden waer, 166 dat David seide menich iaer te voren openbaer: Die coningen 167 van Tharsen ende van eylande van Arabyen ende Saba sellen 168 gaven brengen ende offeren. Die ander reden is nader tijt, als 169 Sinte Barnaert seit, datsi offerden gout sijnre commer mede 170 te helpen, wyeroock tegen stanck des stals ende der beesten, 171 myrre die wormen mede te doden ende sijn teder ledekijns 172 mede te salve, op datsi starc worden. Die derde sake gaet aen 173 sijnre personen. Want biden goude beteikende si sijn duerbaer 174 godheit, bider wyeroeck sijnre zielen innicheit, bider myrre 175 sijns lichaems onverderflicheit. Die vierde gaet aen sinen

[pagina 323]
[p. 323]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

176 staet; want biden goude beteykende si sijn coninclike macht, 177 den si tribute betaelden, biden wyeroeck sijn priesterlike hei-178licheit, den si offerden, biden myrre sijn menschelike sterf-179licheit, den si mit myrre wouden gravenGa naar voetnoot179 ende sijn uutvaert 180 bedencken. Die vijfte sake gaet den gelove aen; want biden 181 goude beteykende si [74 a] godlike minne, biden wyeroeck 182 Ga naar margenoot182-185innich gebet, biden myrre bitter penitencie des lichaems. Die 183 seste saeck <gaet> den gheest aen; want biden goude betey-184kende si mylde aelmis, biden wyeroeck heilich leven, biden 185 myrre ontfarmherticheit op bedroefde menschen. Ende dit is, 186 Ga naar margenoot186seit David, een offerhande der rechtverdicheit: een bemorwet 187 hert, een bedroeft geest, dat God niet en sal versmaden.

188Ga naar margenoot188Doe die coningen hoer offerhande hadden gedaen, hebben 189 si een antwoorde vanden enghel in haren slaep ontfaen, datsi 190 niet weder tot Herodes en souden gaen. Mer si sijn doer enen 191 anderen wech gecomen in haren rijck.

margenoot4-9
Matth. 2:1-2.
margenoot9-21
Leg. aur. De Epiphani Domini, (Graesse3, p. 89): Isti reges fuerunt successores Balaam et ad visionem stellae venerunt propter illam prophetiam patris sui: Orietur stella ex Jacob et exsurget homo de Israel (Num. 24:17) ... Hi ergo per singulos annos post mensem ascendebant super montem Victorialem et tribus diebus ibidem morantes, se lavabant et adorabant Deum, ut eis illam stellam quam Balaam praedixerat, ostenderet. Quadam igitur vice, scilicet in die natalis Domini, dum sic ibidem manerent, stella quaedam ad eos super montem venit quae habebat formam pulcherrimi pueri super cujus capite crux splendebat, quae magos allocuta est dicens: Ite velocius in terram Juda et ibidem regem quem quaeritis, natum invenietis. Daar de tekst van Num. 24:17 luidt: Orietur stella ex Jacob et consurget virga de Israel, heeft D.v.D. hier dus niet den Bijbel zelf, maar de Leg. aur. vertaald.
[tekstkritische noot]13 GHD dese drie voerseit; B d.d. coninghen (voerseit ontbr.).
16 B een al te suverliken kindekijn.
19 B verbeydet.
23 GD Sinte Crisostimus; H Sinte Crisostomus; B Crisostomus.
voetnoot15
des h. kersnacht, lees: den h.k.
margenoot25
Leg. aur. l.c.: (Ende dese drie hadden negen gesellen); Aliam causam unde isti moti sunt ad veniendum, ponit Chrysostomus in originali super Matthaeum, asserens quosdam dicere quod quidem secretorum inspectores elegerunt de seipsis duodecim (9 + 3). Over dit getal vgl. Speculum humanae salvationis (ed. Lutz et Perdrizet) t. I, p. 194: Ceux qui montrent quatre et même huit Mages se rapprochent plus des traditions orientales (syriaque, arménienne) qui portent le nombre des Mages à douze, que de la tradition qui devait prévaloir dans les églises grecque et latine.
voetnoot25
den sterren, lees: die s.
margenoot28-41
Leg. aur. l.c., p. 88: quorum nomina in hebraeo sunt: Appellius, Amerius, Damascus; graece: Galgalat, Malgalat, Sarachin; latine: Caspar, Balthasar, Melchior. Jacobus de Voragine heeft deze namen ontleend aan de Hist. scol. (Migne, P.L. t. 198, col. 1542), die de grieksche namen met de hebreeuwsche heeft verwisseld en D.v.D. heeft deze fout overgenomen. Sur l'iconographie des Mages dans l'art occidental du M.A. verwijzen Lutz et Perdrizet, o.c.p. 195 naar Mâle, L'art réligieux du XIIIe siècle, 2e éd., p. 251.
[tekstkritische noot]29 GHA Apollius, Amenus, Damascus; D Appellius, A.e.D. B A., Amenijs, D.
30 GB Jasper; HB Jaspar; A Casper.
32 G ghestelt.
45 B dat al te snelle dieren sijn.
voetnoot31
w. aldus gestalt: hadden zulk een uiterlijk; zagen er zoo uit.
voetnoot34
saey, een soort van licht gekeperde wollen stof; hier echter van zwart geitenhaar gemaakt.
voetnoot36
vorwe: gelaatskleur.
voetnoot40
doerhouwen: bewerkte, geborduurde.
margenoot42-52
Leg. aur. l.c., p. 89: sed quomodo in tam parvo tempore, scilicet in tredecim dicbus, per tanta terrarum spatia venire potuerunt, id est ab oriente usque in Hierosolymam, quae in medio mundi dicitur esse sita? Poterit dici secundum Hieronymum, quod super dromedarios venerunt, qui sunt animalia velocissima, quae tantum currunt una die quantum equus in tribus ... Dicendum est secundum Remigium, quod talis puer ad quem properabant eos in tam brevi spatio ad se perducere potuit.
In Leg. aur. wordt niet gesproken van den ‘propheet Abbacuck’ (Daniel, 14:32-38), maar in Spec. hum. salv. l.c. lezen we: Dicendum est quod Christo nato non impossibile fuit hoc dare, / Qui enim duxit Habacuc de Judaea in Babylonem; / Cito perducere potuit Magos de Oriente in Judaeorum regionem.
[tekstkritische noot]47 GHDB in drien (daghen ontbr.) - GH ende daerom bediet dromedarius in latijn enen kreftighen (H crachtighen) loop.
53 GHDB minnen (so seer ontbr.) e.g.w.v.
67 B pharizeen daer.
voetnoot48
datsi dat kint, lees: datse d.k. (quod puer eos perducere potuit).
margenoot52-59
Bron onbekend.
voetnoot54
schijn: bewijs, of: aanblik.
margenoot60-80
Leg. aur. l.c. p. 88: Quaeritur quare Magi Hierosolymam venerunt, cum ibi Dominus natus non sit. Door 2 en 3 samen te nemen, heeft D.v.D. de ‘quatuor rationes’ wederom tot 3 teruggebracht. Super hoc assignat Remigius quatuor rationes. Prima cum Magi tempus nativitatis Christi agnoverunt, sed locum ignoraverunt; quia autem Hierosolyma erat civitas regalis et ibi erat summum sacerdotium suspicati sunt, quod tam egregius puer non nisi in regia civitate nasci deberet. Secunda ut citius nativitatis locum discere potuissent, cum ibi sapientes legis et scribae residerent. Tertia ut Judaei inexcusabiles manerent. Potuissent enim dicere: nos quidem nativitatis locum cognovinus, tempus autem ignoravimus et ideo non credimus... Quarta ut sic studio Magorum condemnaretur pigritia Judaeorum. Nam illi uni prophetae crediderunt, isti pluribus credere noluerunt; illi quaerunt regem alienum, isti non quaerunt proprium; illi venerunt de longinquo, isti manserunt in vicino.
voetnoot66
bewaerden: zorgden voor den dienst van God.
[tekstkritische noot]73 A wi (en ontbr.) wisten.
84 B mitter ioetscher macht.
voetnoot74
sijn toecomst ontfanghen: zijn komst aannemen (vgl. Joes. 1:11, et sui Eum non receperunt).
voetnoot80
achten: er geen acht op geven.
margenoot81-101
Leg. aur. l.c. (Graesse3, p. 190): Herodes hoc audiens turbatus est et omnis Hierosolyma cum illo. Triplici de causa rex turbatus est... 1) Secundo ne a Romanis culpari posset, si aliquis ibi rex vocaretur quem Augustus non constituisset, ... primo ne Judaei regem natum tamquam suum reciperent et se tamquam alienigenam expellerent. 2) ... tertio, coeli rege nato rex terrae turbatus est. (Hier is ingelascht de tekst van St. Augustinus, door Lud. de Sax, I, c. 11, no 7 aangehaald: Quid erit tribunal judicantis, quando superbos reges cuna terrebat infantis). Dan verklaart de Leg. aur.: Omnis etiam Hierosolyma cum illo turbata est triplici de causa, waarvan D.v.D. de 2e en 3e ratio onder die derde reden samenvat. 3) secundo ut regi turbato adularentur per hoc quod se similiter turbatos ostenderent; tertio quia sicut se ventis concutientibus unda concutitur, sic et regibus ad invicem certantibus populus conturbatur, et ideo ex hoc timuerunt, ne scilicet praesenti et futuro rege ad invicem certantibus, ipsi perturbationibus involverentur. Hier is meer de zin gevolgd dan de letter.
voetnoot82
gestoort: in verwarring gebracht.
[tekstkritische noot]91 GB majesteyt; HD majesteten.
93 A doe si hem so seer stoorde, daer... lach.
97 GHDB baerden.
107 GHB gelyck alst gheschiede; DA ghescinede.
voetnoot93
doe si hem ... lach, lees: daer hi se so seer stoorde, doe ... lach. Vgl. lat. tekst.
voetnoot97
beerden: namen den schijn aan of zij daardoor gekweld werden (evenals de koning), omdat zij den boozen koning wilden behagen (adularentur) en in boosheid eensgezind met hem zijn, en omdat zij geen genoegen konden vinden in goede dingen, maar zich verheugden, als ze kwaad hadden gedaan.
margenoot102-118
Leg. aur. l.c., p. 90: Nota quod cum Magi Hierosolymam ingressi fuissent, stellae ducatum amiserunt, et hoc propter tres rationes: prima ut de loco nativitatis Christi quaerere cogerentur, ut sic de ipsius ortu certificarentur, tam per stellae apparitionem quam per prophetiae assertionem, sicut et factum est. Secunda quoniam auxilium quaerentes humanum juste perdere meruerunt divinum. De ‘derde reden’ ontbreekt in de Leg. aur., maar is wel ontleend aan Lud. de Sax. l.c. no 5: Potest stella ista illuminatio gratiae intelligi, quia dum boni a malis consilium quaerunt, veram illuminationem amittunt.
voetnoot107
ghescinede: duidelijk bleek. Vgl. var.
voetnoot109
hartoghe: hertog, leider. Hier wellicht samenvoeging van de profetie uit Gen. 49:10, waarin het woord dux wordt gebruikt, en Micheas 5:2: ex te mihi egredietur qui sit dominator in Israël.
[tekstkritische noot]117 GHDB d.b.g. raet; A d.b.g. niet.
122 A vertoent: (in den wolken ontbr.).
132 GH ene fonteyn, die noch hiet fons stelle, dat hiet der starren fonteyn.
voetnoot113
hoer twier synne niet op een en staet: want beider bedoeling berust niet op hetzelfde.
margenoot119-133
Leg. aur. l.c., p. 91: De hac stella, hujusmodi fuerit, sunt tres opiniones, quas ponit Remigius in originali. Quidam dicunt fuisse Spiritum sanctum, ut ille qui postmodum descendit super Dominum baptizatum in specie columbae, apparuerit etiam Magis in specie stellae. Alii, ut Chrysostomus, dicunt quod fuerit angelus ut ipse qui apparuit pastoribus, apparuit etiam et Magis... Alii, quod verius creditur, quod fuerit stella de novo creata, quae peracto suo ministerio rediit in praejacentem materiam. De laatste meening is met dezelfde woorden weergegeven door Lud. en door geen van beiden wordt van een wonderbare fontein melding gemaakt. Maar Durandus, Rationale, VI, c. 16: Alii dicunt quod cecidit in puteum, ubi adhuc dicitur apparere solis tamen virginibus.
voetnoot120
liken: evenals de overige sterren.
[tekstkritische noot]135 B dat eerste dat si onghelijc was van hoerre stede.
139 B die ander ongelijcheit.
140 H glym.
144 B dat derde ongelycheit.
148 B te wisen (ghevonden ontbr.).
150 B gheweldiger.
153 B ende si vielen neder op hoer knyen voer hem.
margenoot134-148
Leg. aur. l.c., p. 91: Ista autem, secundum quod dicit Fulgentius, differebat ab aliis in tribus, scilicet in situ, quid non erat localiter sita in firmamento, sed pendebat in meditullio aeris proximo terrae... Aliae in mundi principio sunt factae, haec modo. (Vgl. Lud. l.c. no 3: aliae a principio mundi sunt conditae, et in aeternum manebunt; ista Christo nato creata est, postea esse desinit.) In fulgore, quia ceteris erat splendidior, quod inde patet quia splendorem ejus non poterat splendor solis obfulcare, imo in meridie lucidissima apparebat. In motu, quia praecedebat Magos more viatoris; non enim movebatur motu circulari, sed quasi motu animalium processivo. Aliae factae sunt ut sint in signa et tempora, haec autem ut Magis viam praeberet.
voetnoot140
glam (niet bij Verdam) Vgl. mhd. glamme: gloed.
margenoot149-156
Matth. 3:10-11.
margenoot152-186
Leg. aur. l.c., p. 93: Quare autem magi hujusmodi munera obtulerunt, multiplex est ratio. Prima, quoniam traditio antiquorum fuit, ut dicit Remigius, ut nullus ad Deum vel ad regem vacuus introiret. Persi autem et Chaldaei talia munera consueverant offerre. Isti autem, ut dicitur in Historia scholastica, venerunt de finibus Persarum et Chaldaeorum, ubi est fluvius Saba a quo et Sabaea dicitur regio. 165-168: Ps. 71:10). Secunda, quae est Bernardi, quoniam beatae Virgini aurum obtulerunt propter inopiae sublevationem; thus propter stabulae foetorem; myrrham propter membrorum pueri consolidationem et malorum vermium pulsionem... per haec tria significantur tria quae erant in Christo, scilicet divinitas pretiosissima, anima devotissima, caro integra et incorrupta... Tertia quoniam aurum ad tributum, thus ad sacrificium, myrrha ad sepulturam pertinent mortuorum. Per haec tria ergo in Christo intimatur regia potestas, divina majestas et humana mortalitas. (Zie varianten); het is echter waarschijnlijk, dat D.v.D. hier van de Legaur. is afgeweken om het Spechum. salv. c. IX, vs. 89-94 te volgen: Aurum enim propter sui nobilitatem munus est regale, / Per quod ostendebant puerum regem esse et se decere tale. / Thus autem oblatio erat sacerdotalis, / Et puer ille erat sacerdos cui nunquam fuit aequalis. / Cum myrrha solebant antiqui corpora mortuorum condire, / Et Christus rex et sacerdos voluit pro salute nostra mortem subire. Quarta, quoniam aurum significat dilectionem, thus orationem, myrrha carnis mortificationem.
[tekstkritische noot]157 GHDB niet nuwes (B nywes) noch (B of) vreemdes (H vreemders).
158 B drierleye saken wil.
164 GHA Parsen; - B Caldea; - B die vloet is Saba; - GD ende dat lant hiet (ruimte in hs); H e.d.l. hiet Sabea.
169 B commer mede te stoppen.
175 B onsterflicheit.
voetnoot160
ydel souden openbaren: met leege handen verschijnen.
[tekstkritische noot]176 B godlike macht.
178 B menschelike heilicheit.
182 GHDB luter p.
184 H bi den merre ontfarmeharticheit op bedroechde menschen; B ontfermherticheit of die bedroefe te troesten.
191 GH in haren rijck recht.
1 G van der joncfrouwen Marien kerckganck ende van hoers liefs kyndes presentieringhe in den tempel mit hoerre offerande; H v.d.j.M. ... presentieringhe; DA v.d.j. kercganck, die Maria hiete ende van haer kints presentieringe in den tempel (D mit haer offerande); B is van onser liever vrouwen kercganc ende van hoers kints presentacie in den t.m.h.o.
voetnoot179
graven: begraven; - menschelijke sterfelijkheid van hem dien ze met myrrhe wilden begraven en wiens uitvaart zij wilden gedenken. Zie Stoett2, § 65: wanneer aan een relatieven zin een andere wordt toegevoegd door middel van het voegwoord ende, kon men in plaats van de relatieve een demonstratieve constructie gebruiken, soms met behoud van de woordschikking van den relatieven zin.
margenoot182-185
Van ‘die seste saeck’ is de bron ons niet bekend.
margenoot186
Ps. 50:19.
margenoot188
Matth. 2:12.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken