Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tafel van den kersten ghelove. Deel 3A en 3B: Somerstuc (1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 3A en 3B: Somerstuc
Afbeelding van Tafel van den kersten ghelove. Deel 3A en 3B: SomerstucToon afbeelding van titelpagina van Tafel van den kersten ghelove. Deel 3A en 3B: Somerstuc

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.97 MB)

XML (2.18 MB)

tekstbestand






Editeur

L.M.Fr. Daniëls



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tafel van den kersten ghelove. Deel 3A en 3B: Somerstuc

(1938)– Dirc van Delf–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Dat. XXXV. capittel vanden vierden sacrament der heiligher kercken als vander penitencien, daermen die sonden doer pleecht te vergheven ende te beteren, - hier verstaen [125a] wiGa naar voetnoot4 guede penitencie ende valsche, - ende van rou, biecht ende boet.

7Ga naar margenoot7-245Die penitencie was dat salichste ende dat beste cleinoet, dat 8 God onse heer opter aerden liet na sijnre doot. Want doe die 9 menschen alle daghe menichvoudeliken sondichden, wat mocht 10 ymmer beter wesen dan die sonden bijt leven moghen te bete-11Ga naar margenoot11-21ren, welke beteringhe is genoemt penitencie! Daer Ambro-12sius of seit, datsi doetGa naar voetnoot12 die gheleden quade sonden bescreien 13 ende behoetGa naar voetnoot13 al dat te bescreien staet, nemmermeer weder te 14 doen. Ysidorus seit, dat penitencie is properliken een pini-15gher of een bodelGa naar voetnoot15 der misdadigher menschen. Men plach in 16 allen tiden der werelt die quaetheden te wreken ende te bete-17ren, mer dat en was ghien penitencie. Mar daer een sondich

[pagina 439]
[p. 439]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

18 mensche mit eyghen vrien wille begrijpt in sinen moetGa naar voetnoot18 te be-19teren dat hi heeft misdaen ende voort meerGa naar voetnoot19 te hoeden ende te 20 scuwen dat misdadich is, na ghesetteGa naar voetnoot20, wijs ende met der heili-21gher kercken, dats dat sacrament der penitencien. Gregorius 22 seit, dat penitencie is ghelijc der medicinen, want ghelijc dat-23men inder archedyen somwijl die wonden snidet, somwijl mit 24 pocien, dats mit dranc, [125b] die quade humoren verdrijft, 25 somwijl mit gueden cruden die leden starct, also snidet ons of 26 die penitencie dat quade vleische onaerdigherGa naar voetnoot26 lusten ende 27 verdrijft die quade humoren waerliker minnen ende voedt ons 28 mit heilighen kersten werken.

29Ga naar margenoot29-45Die lerars in theologien scriven van menigherhande peniten-30cien. Als van valscher penitencie ende die is, als een noch dat 31 selve doet, dat hi mit penitencie betert. Dair is een bedwon-32ghenGa naar voetnoot31 penitencie, als een begrepenGa naar voetnoot32 is in sinen sonden, die hi 33 ymmer na bedwanghe moet beteren. <Daer is een te late pe-34nitencie>, als die sonden den mensche ghelaten heeftGa naar voetnoot34 ende 35 hi niet meer sondighen en mach. Dair is een mistroostighe 36 penitencie, als een sonder getruwen stervet ende niet en hoept 37 op sijn ontfermherticheit ende op die ghenade Gods, als Judas 38 dede. Daer is een ghewarigheGa naar voetnoot38 penitencie, die heilich is ende 39 verdientlick, als een mit oetmoedicheden van Gode ghenaden 40 bidt ende ghetrouwet sijn ontfermherticheden te vercrighen. 41 Sinte Barnaert seit, datsi verwinnet den onverwinliken

[pagina 440]
[p. 440]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

42 <rechter>, si neemt mit ghewelt dat vuerighe zwaert des 43 oordels uut sinen monde ende werptet neder inder aerden ghe-44Ga naar margenoot46-60leschtGa naar voetnoot43, ende maect den grymmighen rechter een guedertieren 45 vader.

46Die lerars segghen, dat een yghelic mensche bereet rassche 47 [125c] ende snel ende willich wesen sal ter penitencien om 48 drie saken wil. Die eerste is, want ons God lang heeft ghebei-49denGa naar voetnoot48, niet langhe alleen, mer oec seer duldelic. Als hi doer den 50 propheet claechde: Ic beide minen wijngaert, dat hi druven 51 soude brenghen ende hi wan water-rancken. Die ander sake is, 52 want ons God tot groten, salighen dinghen heeft vercoren en-53de gheroepen. Als hi self seit: Ic sal dijn grote weldighe loen 54 wesen. Hier om buert ons te haesten, opdatwi mitten dwasen 55 ioncfrouwen niet buten en warden besloten. Die derde reden 56 is, op-dat wi van onsen vianden niet en werden ghelet noch 57 gehindert: eerst mit ghewelt, als Pharao dede den kinderen 58 van Ysrahel; of mit bedriechnis, alsmen den beer bestrict 59 mitten honich; of mit ghewoenten daer in bliven, als die moer-60man in sinen swarten velle, hoe veel dat men oec wascht.

61Ga naar margenoot61-80Drie merckelike punten heb ic vander penitencien ghele-

[pagina 441]
[p. 441]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

62sen, die ic ymmer ghedacht te scriven. Dat eerst is, dat die 63 wijl dat een mensche leeft, so sal hi in penitencien staen ende 64 dat in tweerhande manier. Eerst dat hi van binnen altijt heb-65be een mishaghen der sonden mit een wille ende meningen 66 die niet meer te doen ende leet is, dat hi der ye heeft gedaen. 67 Dit is een inwendige peniten- [125d] cie, die seer salich is. 68 Die ander manier is, dat <een mensche> die wijl dat hi heeft 69 tijt ende dat hi leeft, sal gonnenGa naar voetnoot69, dat hi ymmer des daechs 70 yet guets doe van innichedenGa naar voetnoot70 of penitencien, daer hi op hopen 71 mach, dat hem God sijn sonden wil vergheven ende dat ewi-72ghe leven verlenen. Dat ander punt is, dat gheen meerre leet 73 noch rouwe en mach wesen dan droefnisse van sonden inder 74 penitencien te hebben, ende daer-om is si soe craftich, want 75 daer een mensche sijn sonden van binnen laect ende lachtertGa naar voetnoot75, 76 dat is een pijn, die inder reden staet ende die en wert nym-77mermeer ghesaet, noch vol getroostet, wantsi nemmermeer 78 einde en neemt. Mer al ander leet, die die sinnen des lichaems 79 bevanghen, moghen ymmer gheeyndet werden of mit enighen 80 troost of boet ghesatet werden. Dat derde punt is, dat ghienGa naar voetnoot80-86 81 sonden soe groot, so lelick, so menichvoudich en moghen we-82sen, si en werden inder penitencien vergheven. Want waer dat 83 niet, soe scheen of onse quaetheit die guetheit Gods mochte 84 verwinnen, dat ic so veel sonden doen mocht, datse mi God 85 niet en mochte vergheven; oec an mi selve en macht niet ghe-86breken, ic en mach berouwe hebben, want ic machtich bin 87 minen eyghen <vrienGa naar voetnoot87> wil totten sonden of [126a] totter 88 duecht te keren. Oec so en cant ander penitencien niet ghe-89breken, wantsi uuter passien ons Heren guet gewaerdichGa naar voetnoot89 is, 90 dat doir hoor die sonden moghen werden vergheven.

[pagina 442]
[p. 442]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

91Ga naar margenoot91-118Dit scriftGa naar voetnoot91 wijst uut vele sticken, die die ghewarige peniten-92cie pleghen te hinderen. Dat eerste is: wemoedicheit enighe 93 duecht te bestaen, recht als een scuwe paert, dat voor een 94 schim vliet. Dat ander is: scaemte te biechten. Datsi hem 95 niet en scameden voor Gode te doen, dat scamen si hem voer 96 enen mensche te segghen. Dat derde is: dat hem voer die scar-97pe penitencie scroemt: hoe soude ic vasten, want ic teder bin, 98 hoe soude ic aelmissen gheven, want ic behoeftich bin, hoe 99 soude ic mijn ghebet spreken, want ic cranc van herten 100 bin! Dat vierde is: ghenoecht inden sonden, als aldus: ic 101 moet spelen ende ic moet lachen, sal ic die werlt behaghen; 102 ic moet in minnarschap leven, sal ic minen boel behouden! 103 Dat vijfte is: hoep langhe te leven, als aldus: Ick bin ionc, 104 God sal mi sparen, als ic riper werde, so sal ic mi beteren; 105 ic en sal, of God wil, niet cortGa naar voetnoot105 sterven, want mijn ouders pla-106ghen lang te leven. Dat seste is: anxt weder in sonden te val-107len, als aldus: Ic heb mi eens ghebiecht ende ic sondichde 108 [126b] weder, ende eer ic mijn penitencie mochte doen, so 109 viel ic weder in sonden; ic en vinde ghien beteringe. Dat 110 sevende is: exempel van enen anderen te nemen, als aldus: 111 die wise man doet dit, die heilige man, die misdede dat, dat 112 guede wijf is oec berucht, ic sie, dat wi alte samen sonden 113 doen. Dat achtende is: mistroost Gods ghenade te crighen, 114 als aldus: is dat waer, dat ons die predikers segghen, wie 115 mach dan behouden bliven? Is God also wraeckachtich, als-116men scrijft, wie mach ymmermeer sijn sonden beteren? Ic wilt 117 laten heen op die riem drivenGa naar voetnoot117, ic en heb mar een siel te 118 verliesen.

[pagina 443]
[p. 443]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

119Ga naar margenoot119-133Die boete, die an dese voirscreven scade teghen horenGa naar voetnoot119, sijn 120 corte te vernemen. Als teghen wemoedicheit die duecht te be-121staen, sal hi op-nemenGa naar voetnoot121 wat guets te versoeken; teghens scaemt 122 te biechten sal hi nemen die bate, die vander biechte coemt, 123 als dat meeste deel der penitencien; teghen scromen der pe-124nitencien sal hi nemen exempel, dat menich teder mensche 125 scarpe penitencien heeft ghedaen; teghen genoecht inden sonden 126 sal hi nemen die swaer pijn der hellen; teghen hoep langhe te 127 leven sal hi nemen die corte, onseker tijt des levens; teghen sor-128ghe weder in sonden te vallen, sal hi nemen [126c] troost, dat 129 hem God daer voir bescherme; tegen exempel, dat ander luden 130 sondighen, sal hi weder nemen exempel, dat hem so menich 131 mensch betert; teghen mistroost op die rechtveerdicheit Gods, 132 sal hi nemen hoep ende toeverlaet op die grondelose ontferm-133herticheit Gods, dat hi om der sonden wil is gestorven.

134Ga naar margenoot134-143Die wercken ende oirbair, die die penitencie voortbrengt, 135 sijn veel. Si verlost die mensch vanden sonden, si setten weder

[pagina 444]
[p. 444]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

136 inder gemeenscap der heiligher kercken, si versoent hem mit 137 onsen Heer Ihesu Cristo, si begaeft hem mit gheesteliken 138 gueden, si doet hem den duvel missaken, si brenct hem uten 139 banden der verdoemenisse, si maect hem een kint des ewichs 140 levens, si doet hem op dat hemelsche paradijs, si verblijt die 141 enghelen in hemelrijck, si maect den misdadighen rechtvaer-142dich, si weder haelt die verleden tijtGa naar voetnoot142, si is een peregrijn-broe-143der totter stat des ewijchs levens ende een ruterGa naar voetnoot143 opter hellen.

144Ga naar margenoot144-147Dit is die prise, die ander penitencien uut den heihghen 145 monde is gheseit. Si is een boet daer in behouden werden dieGa naar voetnoot145-147 146 in die grote kolcke der eerster ontscout werden verdroncken 147 als inden erfsonden; si is een brugghe, die over dat meer deser 148 werlt gaet ende leit an die haven der poorten [126d] des 149 ewichs levens; si is een slot ende een casteel ende een toe-150vlucht ende onthoutGa naar voetnoot150 alle denghenen, die vanden sonden ver-151wonnen werden: si is een tynne ende voorburch, daer guet mit 152 scutte uut te stormen is teghen alle becoringhe ende anvechten 153 des bosen gheests ende den sonden; si is een sael, wijt ende

[pagina 445]
[p. 445]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

154 groot, daer in die sacramenten sijn als spijs der sielen in op 155 gerechtet werdenGa naar voetnoot155; si is een pryeel ende een rosen-gaerde, daer 156 veel cruden gheesteliker duechden in wassen; si is een kelre, 157 die menighen sueten dranc der dorstigher sielen schenct, als 158 sijn tranen van berouwe, tranen van mededoghen, tranen van 159 verlangen des ewichs levens.

160Ga naar margenoot160-190Dat eerste deel der penitencien hiet Contricio, dat beduut 161 waer berouwe. Ysidorus seit, dat berouwe beduut een herten-162brekerGa naar voetnoot161 of een hertenwriver, recht als men edele crude stampt 163 in enen visel. Des menschen herte, alst inden sonden is ver-164hert, so isset alte hertGa naar voetnoot164, wantet vorden dreighen Gods niet en 165 wijct ende mitten smeken Gods ende mit sijnre gaven niet en 166 bughet ende van sijnre gheescelen ende vandinghenGa naar voetnoot166 verhardet. 167 Aldus was dat hert coninc Pharaonis verhardet, wantet van 168 alle den teykenen nye ghemorwet en wardt. Maer [127a] want 169 die Gods ghenade haer sinct in des sondaers gronde, dat die 170 wille haer bekeerre van opset der sonden ende houtGa naar voetnoot170 des men-171schen leden van vervolch quader wercken, soe beghint dat hert 172 inwendich druck ende liden van beganghen sonden te crighen

[pagina 446]
[p. 446]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

173 mit lachterenGa naar voetnoot173 sijns ouden levens. Ende dat is properliken waer 174 berouwe. In welken berouwe God onse heer verghift die scout 175 ende die onwaerdeGa naar voetnoot175, die hi op hem heeft verdient, ende wandelt 176 die ewige pijn der hellen in tijtliker pinen der penitencien 177 ende des vegheviers. Dit berouwe mochte oec wel in des men-178schen herte also comen ende groot werden, dat hem God pijn 179 ende scout vergave.

180Die meysters inder godheit segghen, dat ondersceit is tusschenGa naar voetnoot180-190 181 rouwe ende berouwe. Rouw is wel vanden sonden, als een is 182 voir die pijnGa naar voetnoot182 vervaert, die hi mit sinen sonden heeft verdient. 183 Mer noch en meent hi sijn sonden niet te laten, ende dan 184 schijnt wel, dat die ghenade Gods in hem noch niet en is. Mer 185 berouwe is een druck of leet, willichliken voor die sonden op-186genomen, mit guet opset te biechten ende te beteren. Mer dat 187 is waer, dat rouwe wel berouwe mach werden, als die ghenade 188 mede toevalt den bedroefden herten, dat hi dan van rechter 189 minnen opter duecht die sonden [127b] wil laten ende eweli-190ken wil lachteren ende laken.

191Ga naar margenoot191-199Die biechte, seite sinte Augustijn, is een heilighe doere, doir 192 welc die verburghen siect op hope van ghenade wert opghe-193daen. Welc biechte sal wesen simpel, slecht, oetmoedich, puyr,

[pagina 447]
[p. 447]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

194 trouwe, wairachtich, open, besceiden, gheheel, willich, scamelGa naar voetnoot194, 195 snel, bereit vol te doen, heimelic, hem selven sculdich kent 196 ende screyelijc voortbrengt. Alsulke biecht quitet die siel van-197der vierscaer, bedect die sonden, wervet verbiddersGa naar voetnoot197, breect die 198 vanghenisse der hellen, wijst inden wech des paradijs ende ver-199dient dat ewighe leven.

200Ga naar margenoot200-208Die leerars segghen, dat hier voormaels ghenoech was, dat 201 een mensche biechtede teghen God alleen in sijnre herten, als 202 David dede. Mer nu salmen enen mensche biechten, want God 203 mensch gheworden is, ende want God den priesteren die machte 204 te ontbinden bevolen heeft, ende want hi moet also wel mitter 205 heiligher kercken soenen als mit Gode. Die decretael seit: 206 men sal biechten als een in node is van sinen live; of als eenGa naar voetnoot206 207 stonde ende stede heeft, want dat hem die biechter ontbreken 208 mach; of als hi ten heiligen sacrament gaen wil; ende son-

[pagina 448]
[p. 448]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

209Ga naar margenoot209-214derlinghe eens des iaers. Voort so sal hi biechten sijn eyghen 210 priester, dats die paeus of die ghene, die van privilegien van 211 [127c] hem ghesent warden biecht te horen, als predicaers 212 ende minrebroeders of die bisscop ende sijn penitenciaer of 213 sinen perrochipaep ende sinen capellaen. Wiemen biechte van 214 Ga naar margenoot214-222desen sesse priesteren is vol ghedaen. Dat eens ghebiecht is 215 machmen weder biechten, <ist> dat die priester niet volle 216 macht noch wijsheit en hadde, of dat hi niet claerliken sijn 217 biecht vol uut en seide, <of dat hi sine penitenci niet en 218 dedeGa naar voetnoot217 noch buten zonden en dede,> of dat hi ghien scaemteGa naar voetnoot218 219 in sijn biechte en hadde. Ende wel ist ghedaen, generael biech-220te dicke te spreken, want die sonden inder biechten veel ver-221gheven werden, ende wantmen grootliken bi God daer in ver-222dient.

223Ga naar margenoot223-229Dat zeghelGa naar voetnoot223 der biechten gaet boven alle seker slot, want die 224 priester die sonden niet en weet als een mensche, mer als God. 225 Ende want God die sonden after rugghe geworpen ende ver-226gheten heeft ende en wilse nimmermeer meer te voorschijn 227 laten comen, aldus coemtet toe, dat die priester min moet

[pagina 449]
[p. 449]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

228 weten vanden menschen, dan dat hi niet en weet, want daer 229 mocht hi na vraghen, na horen, na gissen.

230Ga naar margenoot230-247Dat voldoen onser sonden is wel ondersceit, als mit vasten, 231 beden, ende aelmissen ghevenGa naar voetnoot231. Dit sijn alleen die drie we-232ghen, die alle papen, leken, heren, ionc ende out, [127d] 233 wijs, dwaes, wijf, man moeten ghaen. Sondighen wi inden 234 lichaem, so sullen wi vasten, disciplinenGa naar voetnoot234 nemen, peregrimaed-235sen doen. Sondighen wi in onser herten, so sellen wi beden 236 ende gheestelike oeffeninghe doen. Sondighen wi an onsen 237 guede of an enen mensche, so sellen wi aelmissen gheven ende 238 ander wercken doen van ontfermherticheden. Willen wi teghen 239 Gode voldoen mit beteringhe, soe sellen wi vasten; willen wi 240 ons lossen ende quiten, so sellen wi aelmissen gheven; willen 241 wi verghiffenisse begheren, so sellen wi God anbidden. Willen 242 wi ghenade vercrighen, so sellen wi aelmissen gheven, willen 243 wi verghifnisse der pinen hebben, so sellen wi vasten, willen 244 wi behoedinghe van sonden verwerven, so sellen wi bedinghe

[pagina 450]
[p. 450]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

245 spreken. Aldus ist waer al openbaer, dat mit vasten, beden, ael-246missen gheven comen ten ewighen leven alle menschen schaer; 247 God helpe ons aldaerGa naar voetnoot245-247. Amen.

voetnoot4
hier verstaen wi: dat is te weten.
margenoot7-245
Comp. VI, cap. 20-30.
margenoot11-21
l.c. c. 20: Poenitentia est, ut ait Ambrosius, praeterita mala plangere et plangenda iterum non committere... Poenitentia duplex est, quaedam interior tantum et haec est de jure naturali, quaedam exterior, quae fit ad arbitrium hominis. Prima non est sacramentum proprie, secunda vero est sacramentum. Non enim poenitentia per se suscepta dicitur proprie sacramentum Ecclesiae, cum talis etiam ante baptismum possit fieri, sed poenitentia injuncta per ministros Ecclesiae sacramentum est.
voetnoot12
M: doen, lees: doet.
voetnoot13
behoet: zorgt.
voetnoot15
bodel: beul (mnd. bodel); Eig.: gerechts bode, hij die een boodschap overbrengt, en verder: beul, gerechtsdienaar.
[tekstkritische noot]24 F mit posicien.
26 F onwaerdigher (lusten ontbr.).
33 F daer is een p. die te laet is.
36 F als een sondaer op gods getrouwen sterft.
41 F baernaert; - F onverwinliken rechter... sinen handen ende leschet ende werpet neder.
voetnoot18
moet: gemoed als zetel van het zedelijk bewustzijn.
voetnoot19
voort meer: voortaan.
voetnoot20
na ghesette: volgens de wetsbepaling, handelwijze en de vermaning.
voetnoot26
M: hovaerdigher, lees: onaerdigher: booze.
margenoot29-45
l.c. c. 21: (Poenitentia) quaedam est falsa. Isidorus ait: Irrisor est et non poenitens, qui adhuc agit quod poeniteat. Quaedam est coacta: conversus sum in aerumna mea, etc. Quaedam est sera. Augustinus: Si tunc poenites, quando peccare non potes, peccata te dimiserunt; non tu illa... Quaedam desperata... Quaedam sancta et meritoria. Bernardus: O felix poenitentia; o bona spes confitentium, quam potens es apud Omnipotentem, quam facile vincis Invincibilem, quam cito tremendum Judicem convertis in piisimum Patrem!
voetnoot31
bedwonghen: gedwongen.
voetnoot32
begrepen: betrapt.
voetnoot34
ghelaten heeft (lees: hebben): als de zonden d.m. hebben verlaten.
voetnoot38
ghewarighe: oprechte.
[tekstkritische noot]52 F tot groter salicheit.
54 F behoert... gesloten.
56 F geleit.
61 F gelesen, die oerbaerlic ende nut sijn.
margenoot46-60
l.c. Poenitentia debet esse prompta en non diu dilata. Primo ne infructuosi simus, quia diu exspectamur. Unde in Isaïa (5:2): Exspectavi ut faceret uvas et fecit labruscas. Secundo, quia ad magna vocamur: Ego ero merces tua magna. Tertio, ne ab aeternis nuptiis excludamur, sicut factum est fatuis virginibus, quae differebant se praeparare. Quarto, ne ab hostiis impediamur, sicut filii Israel a Pharaone, ne egrederentur de Aegypto.... Sexto ne blande seducamur... sicut ursus per mel... Octavo ne consuetudine teneamur... Numquid Aethiops potest mutare pellem suam? (Vgl. Jer. 13:23).
voetnoot43
ghelescht: gebluscht.
voetnoot48
ghebeiden, lees: ghebeit.
margenoot61-80
Vgl. l.c. c. 20: De duratione poenitentiae sciendum est quod exteriorem non oportet esse perpetuam, sed de interiori distinguitur. Est enim poenitentia interior secundum habitum et haec debet esse perpetua. Alia est secundum actum et hanc non oportet esse perpetuam. Semper enim tenetur quis ad interiorem poenitentiam habitualem, qua vellet non peccasse, et vult de cetero non peccare. Sed ad exteriorem poenitentiam non semper tenetur. - Praeterea alius est dolor rationalis, qui est peccati detestatio, alius sensualis, qui est passio, et primus dolor semper debet esse in poenitentia, secundus non est de necessitate.
[tekstkritische noot]62 F is dat die wijl dat die mensche leeft, sel hi wat penitencie doen van ynnicheit.
74 F seer crachtich.
77 F noch te vollen getroest.
84 F dat ic so veel ... vergheven ontbr.
87 F eygen vrien wil.
89 F heren groet gebrocht worde.
voetnoot69
gonnen: goedvinden, ook van iets dat men zelf doet; synon. van mnl. gewerden, geroeken (Vd. II, 2064).
voetnoot70
van innicheden: uit godsvrucht.
voetnoot75
lachtert: afkeurt.
voetnoot80-86
Noch van den kant van God, noch mijnerzijds is het mogelijk, dat een zonde niet vergeven zou kunnen worden: oec an mi ... hebben: ook aan mij kan 't niet liggen geen berouw te kunnen hebben, daar ik in staat ben, enz.
voetnoot87
vrien ingelascht; zie hiervóór r. 18 en var.
voetnoot89
guet gewaerdich; lees misschien: guets gewaerdich, want met den 2en nv. heeft g. de bet. van: waardig, iets verdienende; of wel: want zij verdient uit het goed (de verdiensten) van de Passie O.H.
[tekstkritische noot]91 F die scryft wist uut veel stucken ende sonderlinge acht punte.
99 F cranc van hoefden ben.
104 F ouder worde, zo sel.
109 F ghien beteringe.
112 F beruft.
115 F rechtvaerdich alsmen scrijft.
117 F Ic en heb mar een siel te verliesen.
margenoot91-118
l.c. c. 21: Impedimenta poenitentiae sunt: pusillanimitas aggrediendi: tales sunt sicut equus umbraticus, qui trunca vel umbra terretur; pudor confitendi; horror satisfaciendi; delectatio peccandi; spes diu vivendi; timor recidivandi; exemplum delinquendi; desperatio gratiam obtinendi. Onze auteur heeft deze punten op andere wijze uitgewerkt als de schrijver van het Comp.
voetnoot91
Dit (lees: die) scrift.
voetnoot105
of God wil: als God wil; - cort: binnenkort.
voetnoot117
op die riem driven: de zaak laten loopen, zooals ze loopt; - eig.: de schuit laten drijven, waarheen de roeiers met hun riemen haar brengen, zonder te sturen. (Vd. VI, 1365); - M: ic en heb mar dan een siel te verliesen: ik heb slechts één ziel te verliezen. De oorspronkelijke ontkennende kracht van maer blijkt duidelijk uit het feit, dat maer in dezen zin gewoonlijk vergezeld gaat van ne (en). Dan is echter overbodig en in den context past ook beter te lezen: ic en heb niet meer dan één siel te verliesen. (Zie Vd. IV, 1003); of met var. F Ic en heb mar een siel te verliesen.
[tekstkritische noot]119 F scaden contrary sijn, die sijn hier in corten woerden verclaert.
123 F scrominge.
127 F onseker ure der doot ende tijt des levens.
132 F ontfarmharticheit.
margenoot119-133
l.c. Pudor confitendi - sed sicut ait Augustinus, verecundia magna pars poenitentiae est... Delectatio peccandi - sed temporale est quod delectat, aeternum quod cruciat. Spes diu vivendi, sed Dominus ait: Securis jam ad radicem arborum posita est... Timor recidivandi - Augustinus ita loquitur de Deo: Quando cecidi, erexit me, quando steti, tenuit me, quando ivi, duxit me. Exemplum delinquendi - (sed stultus est qui videt aliquem cadentem in foveam, si non sit in eodem loco cautior). Desperatio gratiam obtinendi - sed contradicit: quacumque hora ingemuerit peccator, etc. (Vgl. Ezech. 33).
voetnoot119
teghen horen: de geneesmiddelen, die bij den bovengenoemden treurigen zedelijken toestand ter voorkoming dienen.
voetnoot121
opnemen: zich voornemen.
margenoot134-143
l.c. c. 23: Per poenitentiam absolvitur homo a peccato, restituitur Ecclesiae, reconciliatur Deo, donis spiritualibus ditatur, de filio diaboli filius Dei efficitur, paradisus Dei aperitur. Haec est quae angelos laetificat, impium justificat, amissa bona revocat, vitam aeternam donat, poenam aeternam vitat.
[tekstkritische noot]140 F si is opdoende dat h.p.
142 F die verloren tijt.
143 F een rover opter hellen.
144 F dit is die prijs die die heiligen vander p. scriven. Si is een scip daer in behouden worden, die in die grote dyluwi der eerste scout verdrencken werden als inder erfsonden.
151 F een tune ende een burch.
152 F aenvechtinge.
voetnoot142
wederhaelt... tijt; door de Biecht verkrijgt men niet alleen opnieuw de heiligmakende genade en het recht op den hemel, maar ook de herleving van de vroegere verdiensten, welke men door de doodzonde verloren had; men krijgt dus den vroegeren tijd terug; - peregrijn-broeder: een gezel voor den pelgrim naar de stad van het eeuwig leven. Ieder mensch is immers een pelgrim op weg naar den hemel.
voetnoot143
ruter: roover, voorzoover de boetvaardigheid aan de hel haar prooi ontrukt.
margenoot144-147
l.c. Item poenitentia est secunda tabula post naufragium, ad quam potest homo recurrere, quamdiu est in statu vitae praesentis, quandocumque et quotiescumque divinam misericordiam voluerit implorare. Duplex est enim naufragium, scilicet peccati originalis et actualis.
voetnoot145-147
Si is een boet, daer in behouden werden, die in de grote koghe (S-O: kocke; lees: kolcke) der eertscar (lees met S-O eerster) ontscout werden verdroncken als inden erfsonden. - Ze is een boot, waarin zij gered worden, die in de groote kolk van het eerste snood vergrijp, in de erfzonde waren verdronken. Vgl. Comp. VI, c. 22: tabula post naufragium. onscout: zware schuld, snood vergrijp. (Vd. V, 913).
voetnoot150
onthout: verblijfplaats.
[tekstkritische noot]154 F daer die s. als spise der sielen aengerecht worden.
156 F crudekijn; - F kellenaer.
161 F hartebreker... hartewriver.
162 F stoestet in een visel.
163 F hart... verhart... hart.
voetnoot155
werden: geworden.
margenoot160-190
l.c. c. 24: Nota quod cor dicitur durum, quando divinae inspirationi se tangendi non cedit sed obviat, in affectus peccati demorandi. Frangi vero dicitur, quando incipit a proposito peccandi resipiscere, licet nondum totaliter convertatur. Conteri autem dicitur, quando voluntas perfecte ab effectu peccandi resilit... Contritio est dolor voluntarie pro peccatis assumptus, cum proposito confitendi et satisfaciendi... Nota etiam quod contritio potest tantum intendi, quod non solum culpa sed, etiam tota poena dimittatur. Hoc autem potest fieri dupliciter. Uno modo ex parte charitatis, quae displicentiam peccati causat, quia quandoque contingit tantum charitatem intendi in actu, quod contritio inde sequens merebitur absolutionem ab omni poena. Alio modo fit istud ex parte doloris sensualis, quem voluntas in contritione excitat, quia ille dolor quaedam poena est, quae tantum potest intendi, quod sufficiat ad deletionem culpae et poenae. Deze uiteenzetting heeft onze auteur op eigen wijze in 't kort samengevat.
voetnoot161
hertenbreker: hij die een gemoed kneedt en vermorzelt. (Ps. 50:19, cor contritum). Evenzoo: hertenwriver.
voetnoot164
alte hert: zeer hard.
voetnoot166
vandinghen: bezoeking, beproeving.
voetnoot170
van opset der sonden: van zondige voornemens; - hout: behoedt... voor het najagen, enz.
[tekstkritische noot]173 F mit lasteren.
174 F vergeft.
176 F p. des vegeviers.
182 F voer die pijn der hellen is vervaert.
189 F willen laten ende ewelic begeven.
191 F een doer, doer welken die verburgen siechten.
193 F sympel, slecht, oetmoedich, puer, trouwe, waerachticht, open, bescheyden, willichlic, scamel, snel, bereyt tot voldoen, heymelic hem selven sculdich te kennen ende bereyt tot tranen.
voetnoot173
lachteren: afkeuring.
voetnoot175
onwaerde: schande.
voetnoot180-190
Het berouw is tweeërlei: het onvolmaakt berouw (attritio) dat hoofdzakelijk voortkomt uit vrees voor God, die den mensch om de zonden straffen zal. Het wordt niet zóó genoemd, alsof er iets aan zou ontbreken, om een waar bovennatuurlijk berouw te zijn, maar omdat het minder volmaakt is dan het volmaakt berouw, contritio dat voortkomt uit liefde tot God, dien men door de zonde beleedigd heeft. Hier is rouw echter: een natuurlijk leedwezen. (r. 184).
voetnoot182
pijn: straf.
margenoot191-199
l.c. c. 25: Confessio est, ut ait Augustinus, per quam morbus latens spe veniae aperitur... (c. 26): qualis debeat esse confessio, notatur his versibus: Sit simplex, humilis confessio, pura, fidelis, / Vera, frequens, nuda, discreta, libens, verecunda, / Integra, secreta, lacrymabilis, accelerata, / Fortis et accusans, et sit parere parata. / ... Peccata tegit, intercessores multiplicat, (sacerdotes enim pro suis confessis orant), in via salutis dirigit.
[tekstkritische noot]197 F vierscaer des strengen oerdels; F verwervet voerbidders, zi brecht... zi wijst den w.
207 F want hem die priester wel onbreken mocht.
voetnoot194
scamel (verecunda): zedig.
voetnoot197
wervet verbidders, daar de priesters bidden voor hun biechtelingen.
margenoot200-208
l.c. c. 25: Ante incarnationem Christi sufficiebat confessio mentalis, (quae fit Deo), quia Deus nondum erat homo; sed postquam factus est homo, debet confessio fieri homini vicario Christi. In hoc enim quod ministris sacramentorum Christus dedit potestatem ligandi atque solvendi, insinuavit confessionem eis tamquam judicibus fieri debere... Confessio et satisfactio necessaria est non solum propter reconciliationem in judicio Dei, sed etiam in judicio Ecclesiae, Ecclesia determinat in Decretalibus, quod omnis homo confiteatur semel in anno, quia tunc quilibet de necessitate communicare tenetur. In casibus tamen quatuor tenetur quis ante hoc tempus confiteri... ratione periculi, ut si est in periculo mortis; ratione dubii, ut si non sperat illo anno amplius habere confessorem, quem modo habet,... ratione Sacramenti, quando quis vult communicare vel celebrare.
voetnoot206
als een stonde... ontbreken mach: als iemand geschikte tijd en gelegenheid heeft, want het is mogelijk, dat een biechtvader hem (later) ontbreekt.
[tekstkritische noot]211 F als predickers, minrebroeders.
212 F penitenciere... prochipape; - S-O wenmen.
215 F weder verhalen, ist dat d.p. ghien volle macht en heeft, noch wijsheit, of dat die mensche sijn biecht eens deels geseit ende eens deels verswegen heeft, of dat die mensche geen scaemte en hadde in sijnre biechten, of dat hi sijn penitencien niet en dede.
223 F die segel... sloten.
227 F aldus comtet, dat die priester mijn moet weten datmen hem in biechten seit, dan dat hi niet en weet, want daer mach hi na v., n.h., ende na vernemen.
margenoot209-214
l.c. c. 27: Dicendum quod nullus potest absolvere confitentem, nisi proprius sacerdos. Proprius vero sacerdos dicitur sex modis: primo modo ipse Pastor Ecclesiae; secundo per determinationem superioris, ut vicarii; tertio per privilegium quibusdam indultum, ut sunt fratres Praedicatores et Minores; quarto per licentiam proprii sacerdotis, dum tamen non licentietur nisi vir discretus et honestus et vere sacerdos; quinto propter necessitatem, quia instante mortis periculo quilibet sacerdos potest absolvere; sexto propter defectum sui sacerdotis. - D.v.D. heeft dit gedeelte sterk bekort.
margenoot214-222
l.c. c. 25: Nota quod regulariter nullus tenetur confessionem bona fide factam amplius iterare. Sunt autem quatuor casus in quibus tenetur quis iterare confessionem, quorum duo sunt propter confessorem et duo propter confitentem. Primus, si deficit confessori clavis potentiae ... secundus, si deficit ei clavis scientiae; tertius est, si confitens dimidiavit confessionem... quartus est, si contempsit, seu neglexit et oblitus est satisfactionem.
voetnoot217
of dat ... dede volgens S-O ingelascht.
voetnoot218
scaemte: beschaming.
margenoot223-229
l.c. c. 28: Deus peccatum illius, qui se sibi per poenitentiam subjicit tegit. Unde oportet de necessitate sacramenti, quod sacerdos celet confessionem. Sacerdos autem non solum debet celare peccatum quod in confessione recipit, sed etiam omnia alia signa, per quae posset peccator aut peccatum comprehendi. Potest autem poenitens facere, ut illud quod sacerdos per confessionem sibi factam sciebat ut Deus, sciat ut homo.
voetnoot223
zeghel: biechtgeheim.
[tekstkritische noot]229 S-O horen, na ghomen.
230 F ondersceit in drien, als vasten.
233 F man ende wijf moeten geven.
235 F harten, zo sellen.
236 F sondige wi aen onse even menschen, zo sellen wi aelmissen geven, of sondigen wi an onse goet, zo sellen wi werken der ontfermharticheit des gelijcs doen.
240 F onse siel lossen ende quyten ende genade vererigen.
margenoot230-247
l.c. c. 30: Satisfactionis quaedam sunt partes principales, scilicet oratio, jejunium et eleemosyna, vero secundariae, quae ad has reducuntur, ut vigiliae, peregrinationes, disciplinae. Sufficientia partium principalium potest accipi respectu termini a quo est motus satisfactionis, quia per jejunium revocamur a concupiscentia carnis, per orationem a superbia vitae, per eleemosynam a concupiscentia oculorum... Tertio modo sumitur haec sufficientia ex parte materiae, de qua fit. Per eleemosynam enim fit satisfactio de bonis exterioris substantiae, per jejunium de bonis corporis, per orationem de bonis mentis. Quarto modo sumitur haec sufficientia ex parte modorum satisfaciendi. Fit enim satisfactio tribus modis: vel per punitionem, vel per redemptionem, vel per supplicationem. Primum facimus jejunando, secundum eleemosynas dando, tertium orando. Quinto sumitur haec sufficientia ex parte effectus. Per satisfactionem enim tria magna bona nobis proveniunt, scilicet impetratio gratiae, remissio poenae, expurgatio reliquiarum culpae. Ad primum videtur valere eleemosyna propter multiplicationem intercessorum, ad secundum jejunium, ad tertium oratio.
voetnoot231
gheven, lees: ghaen.
voetnoot234
disciplinen: kastijding.
[tekstkritische noot]9 F ewige gehoechnis.
12 F ghift den coninc weelden.
voetnoot245-247
Aldus ist waer... aldaer; dit lijkt wel een heele strofe met twee rijmklanken.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken