Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hannes Brinker of de zilveren schaatsen (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hannes Brinker of de zilveren schaatsen
Afbeelding van Hannes Brinker of de zilveren schaatsenToon afbeelding van titelpagina van Hannes Brinker of de zilveren schaatsen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.55 MB)

Scans (29.38 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Illustrators

Maarten Oortwijn

Bert Bouman



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hannes Brinker of de zilveren schaatsen

(1970)–Margreet Bruijn, Mary Mapes Dodge–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 28]
[p. 28]

Helpers in nood

Bij ziekte of bij ongelukken is het altijd Ouwe Neel, die helpt. Waar ze zo gauw vandaan komt begrijpt geen mens, maar iedereen is er al aan gewend en het zou vreemd gevonden worden, wanneer Neel er niet het eerste bij zou zijn, om te zeggen, wat er gebeuren moet.

Zo was het dus al heel gewoon dat Neel, op het ogenblik dat de arreslee in de bocht bij de haven omsloeg, aan de kant stond en dadelijk na het ongeluk toeschoot. Ze had juist gezien hoe John met een vaart uit de ar geslingerd werd, hard met zijn hoofd tegen de walkant stootte, en doodstil bleef liggen. Ze boog zich over hem heen en toen ze zag dat het de vreemde jongen was, die 's morgens langs haar huis was gereden, riep ze Hannes.

‘Ga naar mijn huisje en steek een kaars aan! En zet mijn bedsteedeuren alvast open,’ beveelt ze rustig.

Verder vraagt ze niemand iets. Ze wijst alleen twee mannen aan, die John heel voorzichtig naar haar winkeltje moeten dragen. Dan wenkt ze mevrouw Ten Kate, die nog wat versuft van de schrik staat toe te kijken, dat ze met haar mee moet gaan.

De koetsier zal wel voor de paarden zorgen en de andere mensen kunnen nu ook verdwijnen. Ouwe Neel zal het verder alleen wel redden.

In Neels kleine kamertje ligt John even later in de bedstee. Hannes licht bij met een kaars, terwijl Neel Johns hoofd betast. Haar gezicht staat strak, ze mompelt zacht in zichzelf. Mevrouw Ten Kate kijkt angstig toe. Ze is heel ongerust en zou wat willen vragen aan Neel, maar ze durft niet goed. Ze lijkt wel een beetje bang voor dat wat vreemde, oude vrouwtje. En daarom staat ze maar angstig af te wachten, of Neel wat zeggen zal.

Eindelijk, eindelijk dan komt Neel weer met haar hoofd uit de bedstee te voorschijn. Ze kijkt nu niet meer zo bezorgd en knikt een paar maal tevreden.

‘Het komt weer goed, het komt weer goed!’ mompelt ze.

[pagina 29]
[p. 29]

Dan ziet ze plotseling mevrouw Ten Kate staan. Die was ze helemaal vergeten.

‘Zo-zo,’ zegt ze vriendelijk, ‘Ja-ja, de jongen is er nog goed afgekomen. Het is een wonder, het is een wonder! En u mankeert helemaal niets! Dat is ook een wonder, ja-ja!’

Ze neemt nu de kaars van Hannes over en loopt naar de tafel voor het zijraam. Ze wenkt mevrouw Ten Kate en wijst naar een stoel. Dan neemt ze de koffiepot van het komfoortje en schenkt drie kommen vol. Ze schuift er mevrouw en Hannes elk een toe.

‘Drink eerst maar eens wat,’ zegt ze. ‘Dat is goed voor de schrik!’

Hannes staat nog steeds, maar nu voelt hij dat zijn benen trillen en vlug gaat hij ook zitten. Dan drinken ze alle drie zwijgend hun koffie.

‘En hoe moet het nu verder?’ vraagt mevrouw Ten Kate. ‘Kan John vanavond nog mee naar Amsterdam?’

Neel schudt het hoofd.

‘Nee,’ zegt ze beslist. ‘Vanavond niet, morgen niet en overmorgen ook niet. De jongen moet blijven liggen, met natte doeken op z'n hoofd, en slapen. Niet één dag, of twee dagen, maar drie volle weken. Precies tot het nieuwe jaar. Maar dan zal hij ook weer helemaal beter zijn. En al die tijd blijft hij hier, ik zal wel voor hem zorgen!’

Nu kijkt Neel mevrouw strak aan en ze knikt nog eens heel beslist met het hoofd.

‘En als mevrouw het anders wil, gaat het niet goed!’ zegt ze nog. Ja, mevrouw Ten Kate zou het heel graag anders willen, maar ze begrijpt wel, dat Neel het goed met John meenten ze begrijpt ook, dat ze alleen weinig tegen Neel beginnen kan.

‘Er moet een dokter bijkomen,’ denkt ze, maar ze zegt niets. Ze staat langzaam op en loopt naar de deur.

‘Ik moet eerst eens even kijken, hoe het met de koetsier en de paarden gaat!’ zegt ze. ‘Wijs jij me even de weg, Hannes?’

Hannes is al opgesprongen en samen gaan ze naar buiten, waar het donkere ijs van het Havenrak ligt te glanzen in het licht van de opkomende maan.

[pagina 30]
[p. 30]

Na enig zoeken vinden ze Jan, de koetsier, bij de smid, die de arreslee nakijkt. Het valt allemaal nogal mee. Er is alleen een stuk ijzer van een der glijers af. Morgen zal de smid het maken. Vandaag gaat het niet meer.

De paarden zijn op stal gezet, bij een vriendelijke boer. Nadat Jan ze flink heeft laten uitdraven en ze daarna wat voer gegeven heeft, zijn ze weer aardig gekalmeerd. Ze moeten daar de nacht maar blijven. Dat is beter dan ze nu nog door het donker naar Amsterdam te laten gaan.

Mevrouw Ten Kate knikt, als de koetsier haar dat vertelt. Ja, natuurlijk zal het beter zijn om vannacht in Broek te blijven. Een onderdak vinden ze wel. Maar wat zullen ze in Amsterdam wel denken? Zeker worden ze ongerust. En dan nog wat: mevrouw wil graag een dokter laten komen. Vandaag zal dat niet meer gaan. Maar dan morgenochtend, liefst zo vroeg als het kan. Die Neel kan nu wel veel weten van zieke mensen en zo, maar toch... Nee, mevrouw zou graag haar eigen dokter laten komen. Hij is een goede vriend van haar...

Zachtjes staat mevrouw Ten Kate met haar koetsier te overleggen, daar in de donkere werkplaats van de smid. Hannes wacht bij de deur, maar hij verstaat alles, en zo hoort hij ook wat mevrouw aan de smid vraagt.

‘Zou hier ergens een paard voor mijn koetsier te leen zijn?’

De smid krabt nadenkend achter zijn oor. Maar dan staat Hannes al vlak voor mevrouw Ten Kate. Hij begrijpt precies waar het om gaat en hij weet ook, wat hij nu zeggen wil.

‘Als u een boodschap hebt voor Amsterdam, dan kan ik dat wel voor u doen. Het ijs is goed en op de schaats ben ik er gauw genoeg!’

‘Jongen,’ zegt mevrouw ontroerd en legt een hand op zijn schouder, ‘zou je dat willen doen? Nu nog, vanavond? En zou je de weg wel kunnen vinden in de stad?’

Ze strijkt hem even over het hoofd en knikt hem vriendelijk toe. ‘Als je vader en moeder het maar goed vinden,’ zegt ze dan aarzelend.

Maar Hannes wil van geen bezwaren weten. Hij knikt naar die

[pagina 31]
[p. 31]

mooie mevrouw met dat lieve gezicht en hij denkt aan John, die stil en bleek in Neels bedstee ligt. O, al zou hij naar het einde van de wereld moeten rijden, voor deze twee mensen wìl hij en dùrft hij alles wel te doen!

En zogebeurt't, dat er die nacht in Broek drie vreemdelingen blijven slapen. Twee bij Neel en één bij een boer. En over het gladde ijs, met de wind in de rug, rijdt 's avonds bij maanlicht een moedige jongen op de schaats naar Amsterdam.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken