Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Refreinenbundel (1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van Refreinenbundel
Afbeelding van RefreinenbundelToon afbeelding van titelpagina van Refreinenbundel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.08 MB)

Scans (7.35 MB)

XML (0.94 MB)

tekstbestand






Editeur

C. Kruyskamp



Genre

poëzie

Subgenre

refreinen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Refreinenbundel

(1940)–Jan van Doesborch–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[LXXIX]

 
Ga naar margenoot+ O God Cupido hoe doorschieti mi
 
Mit uwen strale duer Venus gebot,
 
Ic sta bedwelmt inder minnen smerte
 
Dat ick nau en kenne dwitte voor tswarte,
5[regelnummer]
Mijn sinnen sijn verstroyt so help mi god.
 
O venus godinne twi ontslootti tslot
 
Der stralender oochskens die mi doorulogen
 
Mits so vierigen heeten gheschot
[pagina 145]
[p. 145]
 
Dat mijn herte wort onder tnet ghetogen
10[regelnummer]
Van liefden, dat niet en is mijn vermogen
 
Tontgane den strick der reynder kersouwe.
 
Huer eerbaer wesen dats onghelogen
 
Es weert te gebruken, een weerelt van gouwe,
 
Totter doot toe bliuic haer diener getrouwe,
15[regelnummer]
Non fortse crighic druck te loone, Ga naar eindvs. 15
 
Nemermeer en spant ander int hert de crone.
 
 
 
O weerde gheminde reyn ghemanierde,
 
In mijn herte schoon bouen alle bloemen,
 
Doe den brant uwer minnen mi doorvierde
20[regelnummer]
Mi dochte datmen venus tempel vercierde
 
Met minnaers die ontellijc sijn om noemen
 
Seggende te mi ghi mocht v beroemen
 
Ga naar margenoot+ Van gelucke, dus wilt ons seggen danc.
 
Schimpers en niders wilt die verdoemen Ga naar eindvs. 24
25[regelnummer]
En spiegelt v in dit schoon aenschijn blanc,
 
Laet der minnen cours recht hebben ganc
 
Want dits de ghelijcheyt uwer natueren. Ga naar eindvs. 27
 
Dies ic v doe gheheel mijn herte scanck
 
Ende sal ten eynde mijns leuens ghedueren,
30[regelnummer]
Al soudic daer omme de doot besueren.
 
O weertste bouen alle vrouwen schone,
 
Nemmermeer en spant ander int hert de crone.
 
 
 
Al de minnaers die in tijden voorleden
 
Met den ploech der minnen waren beswaert Ga naar eindvs. 34
35[regelnummer]
En waren noyt so swaerlic bestreden
 
Als icke, dus wort v van mi ghebeden
 
Vwen goetwilligen armen dienaer spaert
 
Want natuerlic so is der vrouwen aert Ga naar eindvs. 38
 
Tot compassien meestdeel ghenegen.
40[regelnummer]
Dus dan dat in v is doch openbaert
 
Ende wilt den aert der compassien plegen,
 
Mijn goetwillige ionste wilt die wegen
[pagina 146]
[p. 146]
 
Mer niet mijn macht die met allen cleyn es;
 
Waert mogelic ghi wort int goude beslegen
45[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Van mi door liefde die tuwaert reyn es
 
En so lange als dlichaem in swerlts pleyn is
 
So logeert v mijn herte als inden troon:
 
Nemmermeer en spant ander int hert de croon.
 
 
 
Paris en was noyt so in liefden vergect
50[regelnummer]
Op Helena noch Troylus op Briseyda,
 
Mijn herte duystwerf meer tuwaert trect.
 
Och mocht v tsecreet mijnder herten zijn ontdect
 
So warick seer vrolic ende wel ghemoet;
 
Tis al tuwen beste, ziel, lijf ende goet,
55[regelnummer]
Thangt al aen v mijn leuen mijn steruen:
 
Wildi, ghi doet mi steruen metter spoet,
 
En wildi, ghi moecht mi in vreuchden eruen.
 
O gheminde laet mi doch troost verweruen,
 
Gheeft mi balseme mijnder qualen gesonde, Ga naar eindvs. 59
60[regelnummer]
Dats uwen troost, wil druck afkeruen, Ga naar eindvs. 60
 
Gheneest mijn smerte der minnen wonde.
 
Al mochtic hebben die heel werelt int ronde
 
Met een ander, ic en achtes niet een boon,
 
Nemmermeer en spant ander int hert de croon.
 
 
65[regelnummer]
Al warick een heere van alder werelt,
 
Hebbende tienvuldich Sampsoms cracht,
 
Ga naar margenoot+ Sijnde bouen al dat leeft bepeerelt, Ga naar eindvs. 67
 
Nemmermeer en wordic also verkerelt Ga naar eindvs. 68
 
Dat eenich ander sal comen in mijn gedacht.
70[regelnummer]
Mijn gepeysen sijn bi v dach ende nacht,
 
Therte es v subiect ende onderdaen,
 
Dus, weerde gheminde, mijn ionste doch acht
 
Ende laet mi doch confoort van v ontfaen.
 
Ghemissic uwen troost, reyn minlic graen,
75[regelnummer]
So steruic door v Venus martelare
 
En wildi v gracie ouer mi slaen
[pagina 147]
[p. 147]
 
So wordic verlost van allen vare.
 
En al soudicker om steruen in pinen sware,
 
Ghetrouwe bliuick in claren betoone:
80[regelnummer]
Nemmermeer en spant ander int hert de crone.
 
 
 
Prince
 
Princesse bouen alle princessen ient,
 
Gheen ander en comt int herte binnen
 
Dan ghi, mijn weertste pincesse excellent.
 
De goetwillicheyt van uwen dienaer bekent
85[regelnummer]
Ende verconforteert mijn doloruese sinnen,
 
Princesse gheeert bouen keyserinnen
 
Oft conninghinnen ter werelt leuende,
 
Ga naar margenoot+ In mijn herte doer bedwanc der minnen
 
So bin ic mi seluen gheheel v gheuende.
90[regelnummer]
Al bin ick doer v suchtende, beuende,
 
Nonfortse, mach mi noch troost ghenaken Ga naar eindvs. 91
 
Ende mi v ionst mach aen sijn cleuende
 
So wordick voor galle noch honich smakende. Ga naar eindvs. 93
 
Etende, drinckende, slapende, wakende
95[regelnummer]
So peynsic om di vry sonder hoone:
 
Nemmermeer en spant ander int hert de crone.

margenoot+
[f. 109 v°]
eindvs. 15
crighic: druk 1548: al crijge ic.
margenoot+
[f. 110 r°]
eindvs. 24
die: druk 1548: dit.
eindvs. 27
de ghelijcheyt uwer natueren: dit ziet wsch. op de leer der temperamenten, volgens welke men alleen liefheeft wie dezelfde complexie heeft; zie b.v. Van der Feesten (in Verwijs, Van Vrouwen ende van Minne) vs. 485 vgg., en Van Eyck daarover in Tijdschr. 1939, blz. 12.
eindvs. 34
ploech: de liefde werd vaak vergeleken met een juk dat men dragen moet; vgl. LXXV, 13: ‘Venus lamoen’).
eindvs. 38
natuerlic: van nature.
margenoot+
[f. 110 v°]
eindvs. 59
gesonde: genezing.
eindvs. 60
afkeruen: te niet doen; vgl. ABN. XLVIII, a, 6.
margenoot+
[f. 111 r°]
eindvs. 67
bepeerelt: eig. met paarlen versierd, dus: uitblinkend.
eindvs. 68
verkerelt: verdorven; vgl. Hand. d. Amour. E. 5 r°.
margenoot+
[f. 111 v°]
eindvs. 91
ghenaken: druk 1548: sijn genakende (terecht).
eindvs. 93
noch ontbr. in druk 1548.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken