Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Refreinenbundel (1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van Refreinenbundel
Afbeelding van RefreinenbundelToon afbeelding van titelpagina van Refreinenbundel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.08 MB)

Scans (7.35 MB)

XML (0.94 MB)

tekstbestand






Editeur

C. Kruyskamp



Genre

poëzie

Subgenre

refreinen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Refreinenbundel

(1940)–Jan van Doesborch–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[XCVI]

Och god hoe sal ick die note ghecraken

Refreyn

 
O God almachtich ghebenedijt
 
Die al dat leeft gheeft sijnen tijt,
 
Salich sijnse dien wel besteden.
 
Niemant en weet tleste ouerlijt Ga naar eindvs. 4
5[regelnummer]
Dan ghi, die duterste eynde sijt, Ga naar eindvs. 5
 
Ga naar margenoot+ Voocht van bouen, voocht van beneden.
 
Die hartste noot des doots onureden
 
Die moet gecraect, sijt morgen oft heden,
 
Wiens snoestre is seer bitter int smaken. Ga naar eindvs. 9
10[regelnummer]
Het moet besteruen, het sijn die seden,
 
Al dat oyt quam van Adams leden
 
Moet de noot der doot wreet onbesneden
 
Duerbijten, al eest quaet om maken;
 
Och god, hoe sal ick de noot ghecraken.
 
 
15[regelnummer]
Als siecte mi iagen sal int versijck, Ga naar eindvs. 15
 
Als ick moet gaen den langen dijck
[pagina 177]
[p. 177]
 
Sonder wederkeeren so dander plegen,
 
Als mi tgraff berooft des werelts wijck,
 
Mi seluen so wordick dan ongelijck
20[regelnummer]
Als humoren die tonge verwegen, Ga naar eindvs. 20
 
Als kennisse gheheel is wt mi vertegen,
 
Als mi de lendene sijn ontsegen,
 
Den buyck doet crimpen, den mont doet spaken, Ga naar eindvs. 23
 
Als doogen duyster sijn bedegen,
25[regelnummer]
Den nuese scerpt, wat baet verswegen,
 
Den stanc mijns adams comt mi tegen,
 
De noot der doot brengt sulcken saken.
 
Och god hoe sal ick die noot ghecraken.
 
 
 
Ga naar margenoot+ Als verstandenisse niet meer en beclijft,
30[regelnummer]
Als pijne tgeuoelen wt mi verdrijft,
 
Als therte iaecht, die sinnen beuen,
 
Die keel rotelende, die handen verstijft,
 
Als die doot teghen tleuen kijft,
 
Als traensweet comt duer tvel ghedreuen, Ga naar eindvs. 34
35[regelnummer]
Die tanden swert, dlijf cout beseuen,
 
Alsmen van als rekeninge moet geuen
 
Wesmen ye misdede in slapen oft waken,
 
Als den pols en ruert noch let noch leuen,
 
Lacen dan claechtmer bouen screuen
40[regelnummer]
Den tijt ydelic achter ghebleuen;
 
Wee ons, de noot der doot brinct sulc geraken,
 
Och god hoe sal ick die noot ghecraken.
 
 
 
Prince
 
Princelic god, onser salicheyt bewijs,
 
Die de noot best craect die wint den prijs;
45[regelnummer]
Al mach de snoester wat bitter wesen,
 
Die scale is hard, si wies opt rijs
 
Dat Adam plante int paradijs;
[pagina 178]
[p. 178]
 
Trijs heet steruen, ick hebt ghelesen.
 
Tcraken es arbeyt swaerst ghepresen,
50[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Mer grote suetheyt volcht na desen
 
Die totter keerne wel can gheraken;
 
Die de noot wel craect, die blijft gepresen,
 
Hi sal der bitterheyt wel ghenesen,
 
Nochtan alle mijnder sinnen pesen
55[regelnummer]
Die vresen der snoestren bitter genaken.
 
Och god hoe sal ick die noot ghecraken.

[houtsnede]

eindvs. 4
ouerlijt: overgang, t. w. van het leven naar den dood.
eindvs. 5
duterste eynde: fragm. 1548: opperste heere.
margenoot+
[f. 135 r°]
eindvs. 9
snoestere: bolster; vgl. vs. 45; 55, en sloester, XI, 25.
eindvs. 15
versijck: zuchten, angst, gevaar; vgl S. CCV, 14; CCVI, 22.
[tekstkritische noot]23. spaken, HA.: spegen.
eindvs. 20
humoren: vochten. - verwegen: zwaar maken.
eindvs. 23
spaken: droog zijn; vgl. ABN IV, d, 15.
margenoot+
[f. 135 v°]
eindvs. 34
traensweet: droppelsgewijs, parelend zweet.
margenoot+
[f. 136 r°]

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken