Refreinenbundel

[CXXIII]

Watmen doet duer den onbekende

Refreyn

ALst al gheseyt ende gheswegen is,
Alst al gheclapt ende vertogen is,
Alst al ghesongen ende ontslegen is, ^{vs. 3}
Alst al gheborcht en al bedrogen is,
Alst al ontmeten en ghelogen is,
Alst al ghemerct is, dbeginne en dende
So ist verloren die daer tegen is
Watmen doet duer den onbekende. ^{vs. 8}

Donbekende dats die onwetende is,

Dinckende dat hi alle dinck waert is,
⁺ Voorleden duecht hi al verghetende is,
Metten ongheraecten dat hi ghepaert is, ^{vs. 12}
Vol achterclaps als sijnen aert is
Niet ouerpeysende hoet mach wenden, ^{vs. 14}
Tis al verloren hoet verclaert is
Watmen doet duer den onbekende.

Donbekende, diet wel merckende is,

Is sot, siet wat sijn leuen is,
Want wie dat sijn vrienden verwerckende is ^{vs. 19}
En is niet vroet, alsoot beseuen is,

vs. 3 ontslegen: in de bet. ‘verijdeld’?

vs. 8 duer: om. - den onbekende: zie de volg. strophe.

+ [f. 173 r°]

vs. 12 ongheraecten: verdorvenen.

vs. 14 hoet mach wenden: waar het op uit zal loopen.

vs. 19 verwerckende: tot vijand makende.

[p. 223]

 

En die biden onbekenden bleuen is

 

Geen wijsheyt en machmen aen hem vinden,

 

Tis al verloren soot voorscreuen is

 

Watmen doet duer den onbekinden.

 

 

 

Prince

25

Prince, ghelijc verloren ghesayt is

 

Roosen voor die suegen want sise schenden,

 

So ist verloren wie dat mispayt is ^{vs. 27}

 

Watmen doet duer den onbekenden.

[sluitstuk]

⁺ [houtsnede]

vs. 27 mispayt: ontevreden.

+ [f. 173 v°]