Refreinenbundel

[CXXVI]

⁺ Tis best om beters wille verdregen

Refreyn

DWinct v mijn herte, dwinct v mijn vruecht,
Dwinct v mijn ioncheyt, dwinct v mijn iuecht,
Dwinct v wt allen quaden verselders,
Dwinct v, tis tijt, op alle duecht,
Dwinct v oft ghi v dwingen muecht,
Dwinct v, laet varen alle ydel relders,
Dwinct v ende slaet v sinnen elders,
Dwinct v al gaet der ioncheyt tegen,
. . . . . . . . . . . . . . .
Tis best om beters wille verdregen.

Tis best peys houden dan peys maken, ^{vs. 11}

Tis best yet sekers dan ergens na haken,
Tis best onder wijsen raet ghedoken,
Tis best wat quaets weechs dan al misraken, ^{vs. 14}
. . . . . . . . . . . . . . .
Tis best ghedwongen sijn dan qualic te stoken, ^{vs. 16}
Tis best geswegen dan qualic gesproken,
Tis best gheschouwen sijn dan geslegen,
Tis best verdragen dan grammelic gewroken,
Tis best om beters wille verdregen.

Verdaecht v mijn herte, ghi moet verdragen,

Verdraecht mits dijnen iongen dagen,
⁺ Verdraecht in dat dat v mach ghebueren,
Verdraecht al muechdi lacen clagen,
Verdraecht, wilt an dit beenken knagen:
Diet besueten wil die moet besueren,
Verdraecht, maect moet en wilt niet truren,

+ [f. 175 r°]

vs. 11 best: beter (evenzoo in de volgende regels).

vs. 14 't is beter ten halve gekeerd dan ten heele gedwaald.

vs. 16 qualic te stoken: iets kwaads aan te stichten.

+ [f. 175 v°]

[p. 226]

 

Verdraecht al hebdier luttel met vercregen,

 

Verdraecht op hope van auontueren,

30

Tis best om beters wille verdregen.

 

 

 

Prince

 

Prince, wie dicwil in stormen veert

 

Bi cleynen regen worden die winden gelegen,

 

Daer omme, hoe lange die fortune meert, ^{vs. 33}

 

Tis best om beters wille verdregen.

vs. 33 meert: uitblijft.

¶ Hierna volgen die regulen vander voorgheseyder Refreynen

Peyst wat den tijt es wanneer hi leden es
Spiegelt v aen mi so doedi wijselick
Al sijdi ghebeten ghi en sijt niet gheten
Maect v bedde so ghi slapen wilt
Twi soectmen wijsheyt daer geen en si
Gheselscap sal voor goet ghebreken
⁺ Niet voor een hertelic vrient ter noot
Dit duecht schijnt ende sonde voor gode es
Tis wonder wat verdoolde herten lijen
Maer tgaet nv verre buten screuen
Dronckenscap sonde schade en schande
Och god hoe sal ick die note ghecraken
al en geeft god geen gelt, hi sent wel zijn ware
Hebben wi gheen liefde so ist al niet
Eenen sack vol moren, een stinckende prije
Want Christus heeft ons so dier ghecocht
Om tgemeen profijt waer iusticie nootlicst
Het moet gheleden sijn
Ay steruen steruen is een hart gelach
Hey hey voorleden tijt waer sijdi duere
Tegen een clappaert en is gheen wachten
Armoede dunct mi orborlicst en minst geeert
In tegenspoet isser menich salich vonden

+ [f. 176 r°]

[p. 227]

 

Wat doetmen ter werlt ten wort benijt

25

Dlachen doet elcx herte verlichten

 

Den drincpot maect menigen geldeloos

 

Wie salt verdragen dat sot wille doet

 

Al mindert ons goet ons dagen die corten

 

⁺ Bi wel betrouwen geschiet veel quaets

30

want al dat eertsch is dats verganckelic

 

Tis al niet sonder god alleene

 

Scheyden van gode, geen dinck so swaer

 

Sonder thout en canmen niet gheleuen

 

Die vrientscap is dinne diemen copen moet

35

Tis best om beters wille verdregen

[houtsnede]

Geprent Tantwerpen / op die Lom baerde veste / bi mi Ian van Doesborch.

+ [f. 176 v°]