Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dagen van honger en ellende (1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dagen van honger en ellende
Afbeelding van Dagen van honger en ellendeToon afbeelding van titelpagina van Dagen van honger en ellende

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (5.04 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Vertaler

Anna van Gogh-Kaulbach



Genre

proza

Subgenre

roman
vertaling: Frans / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dagen van honger en ellende

(1915)–Neel Doff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina V]
[p. V]

Voorwoord

Dit is een boek van schrijnend leed.

Het leed is te schrijnender, omdat het zonder hoop wordt geleden. Zonder de hoop, die ontspruit uit den strijd.

Het is de jeugdgeschiedenis van een meisje uit een arbeidersgezin. Ze is op één na de oudste. Eerst op één na de oudste van vijf, later van negen broertjes en zusjes. Moeder is vóór haar trouwen kantwerkster geweest. Zij kent de kunst niet om met weinig of geen geld een aangroeiend gezin ‘in orde’ te houden. Vader is, omdat hij veel van paarden hield, maréchaussée geworden. Vader en moeder zijn alle twee mooie menschen. Ze krijgen mooie kinderen, snel na elkaar. Het huishouden is slordig. Vader gaat drinken. Van maréchaussée wordt hij heerenkoetsier, dan huurkoetsiersknecht, dan aapjeskoetsier. Geen van de kwalen der armoede gaat aan de Oldema's voorbij. Ze trekken van de eene stad naar de andere, van het eene krot in het andere. Moeder is handig in het oploopen van bedeeling. Maar er is geen bedeeling die levensonderhoud biedt voor een gezin. Eerst wordt Mina, de oudste, prostituée uit gemakzucht. Daarna moet de tweede dochter Keetje het worden om voor de kleine broertjes en zusjes den kost te verdienen.

Keetje Oldema vertelt in het boek al dit gebeuren.

[pagina VI]
[p. VI]

Het boek is geen dagboek. Dagboeken worden door aankomende meisjes, in groote gezinnen, die wonen in kelders op den Haarlemmerdijk, of in krotten in een of andere steeg, maar weinig gehouden. Maar het verhaal van dit leven zou, indien het van dag tot dag was opgeteekend, niet precieser, niet echter, niet trouwer kunnen zijn. Zoo is het van een aangrijpendheid die in hoog litteraire werken niet vaak wordt bereikt.

Wij zeggen niet, dat de schrijfster geen litteratuur heeft gemaakt. Zij heeft litterair werk willen geven, zij hèeft het gegeven. De schrijfster Neel Doff, is buiten het leven van Keetje Oldema gaan staan. Zij teekent dit leven zooals Keetje het in een dagboek niet zou hebben gekund. Zij doet het met schrijfsterstalent, scherp raak, zonder heftig gebaar.

Maar het is toch niet de litteraire verdienste van ‘Jours de famine et de détresse’, die ons er toe bracht de aandacht van den uitgever van de Wereldbibliotheek te vragen voor dit boek en om aan de schrijfster te vragen hare toestemming tot de vertaling te geven. Het is de omstandigheid, dat wij in ‘Jours de famine et de détresse’ een document hadden gevonden. Een document van grootestads armoêleven in krotten, een document van de onmaatschappelijke vernietiging van wat er moois is en moois had geworden aan gaven van geest en gemoed, massavernietiging die kwaal van de armoede is, document van anti-maatschappelijke neerdrukking en laaghouding van groote groepen in

[pagina VII]
[p. VII]

de arbeidersklasse. Een document van pijn doende werkelijkheid in den tijd van Keetje Oldema, een werkelijkheid die thans veertig jaar later nog niet tot het verleden behoort.

Keetje Oldema is ongeveer twaalf jaar, op den leeftijd om haar eerste communie te doen. Maar zij kent nooit haar cathechismus, en wordt daarom niet toegelaten door den pastoor. Toch is het haar onverdragelijk voor zoo dom te worden gehouden. En om op den communiedag één keer in haar leven alles nieuw aan te krijgen, trekt haar sterk aan. Zij wil haar cathechismus kennen. Thuis echter gaat het leeren niet in de eerige kamer met acht kinderen. Ze vindt een rustig hoekje op een hooge stoep van een huis aan de Heerengracht. Het valt meê. ‘Ik die gedacht had niet te kunnen leeren, onthield als ik ze twee of drie keer herhaald had, antwoorden van zes, of zeven regels; ik was gered.’ Een volgende maal, op het cathechismusuur, kent zij haar les. De pastoor begrijpt de plotselinge verandering niet. Het kind vertelt van de stoep.

‘Wat doe je als het regent?’ vraagt de pastoor.

‘'t Heeft nog niet geregend’ zegt het kind.

Maar als er regen komt en sneeuw, vindt zij haar leerkamer in een van de privaten onder een van de bruggen over de gracht. Zij was weldra ‘een van de besten’ op den cathechismus, en de pastoor koos haar uit om de andere meisjes bij de lessen te helpen.

[pagina VIII]
[p. VIII]

Het zijn bladzijden als deze - het kleine boek heeft er verscheidene van niet veel mindere kracht - die voor ons aan het boek, naast zijn letterkundige waarde, zijn beteekenis geven als sociale getuigenis. Want zulke bladzijden zijn stukken doorleefd leven - leven zooals het door kinderen uit de arbeidersklasse duizendvoud wordt doorleefd. Werd doorleefd door de gelijken van Keetje Oldema, in den tijd van den Fransch-Duitschen oorlog. Wordt doorleefd duizendvoudig, veertig jaar later. Er waren toen reeds Keetjes die ten spijt van alles wat omstandigheden en omgeving hen aan konden doen, opstegen, hoog boven het door meer bevoorrechten gemakkelijk bereikte peil. Er zijn thans ook zulke Keetjes, en in percentsgewijze verhouding is hun aantal, het aantal der zich tòch opwerkenden, allicht grooter geworden. Maar er waren toèn en er zijn thans veel Keetjes die onder blijven en onder gaan in den poel. Deze dingen, wel dikwijls gezegd, maar niet dikwijls genoeg, worden door dit boek gezegd op sterk aangrijpende wijze.

Wij weten niet of de schrijfster, Mevrouw Neel Doff, haar boek als aanklacht tegen het zoo verstikken van veel moois en veel goeds en veel hoogs in veel Keetjes, van beiderlei geslacht, heeft bedoeld. Voor ons echter is het een aanklacht van zoo zuivere echtheid, dat wij hopen dat zij door velen mag worden gehoord.

F.M. WIBAUT.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken