Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dagen van honger en ellende (1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dagen van honger en ellende
Afbeelding van Dagen van honger en ellendeToon afbeelding van titelpagina van Dagen van honger en ellende

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (5.04 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Vertaler

Anna van Gogh-Kaulbach



Genre

proza

Subgenre

roman
vertaling: Frans / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dagen van honger en ellende

(1915)–Neel Doff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 114]
[p. 114]

De hoedenfabriek

Ik was zeventien jaar. Wij woonden in een arbeiderswijk van Brussel. We kenden geen woord Fransch en zelfs het ‘marolien’ verstonden wij niet; dit was voor ons allen en voor vader in de eerste plaats een beletsel om behoorlijk betaald werk te krijgen.

Een jonge vrouw uit de buurt nam mij mee naar de hoedenfabriek, waar zij werkte; ik werd aangenomen. Men bracht mij in een groote werkplaats vol damp, waar een aantal meest jonge vrouwen met opgestroopte mouwen aan 't werk waren aan lange bakken vol warm water; dit water was met vitriool vermengd, werd mij gezegd. Zij hielden een oogenblik op om mij aan te gapen; toen bogen de hoofden zich neer, de armen repten zich en het werk ging in koortsigen haast verder. Toen ik de zaal binnenkwam, vond ik 't mooi, de jonge, bloote armen en de verschillend getinte hoofden in den zilverkleurigen nevel hard zwoegend aan 't werk te zien; maar toen ik moest ademen in de dampen, die er uit opstegen, vervluchtigde die bijna onbewuste schoonheidsindruk dadelijk weer.

Ik werd bij een jonge vrouw gebracht, die mij het werk moest wijzen: ze ontving mij vrij onvriendelijk, want daar 't werk per stuk werd betaald, was 't tijdverlies voor haar, als ze zich met mij moest bemoeien.

Het werk bestond daarin, lange wollen mutsen in het vitrioolwater te dompelen en ze dan op een plank,

[pagina 115]
[p. 115]

die aan de banken was bevestigd, op te rollen en te wrijven.

Deze bewerking werd zoo lang herhaald, tot de mutsen genoeg gekrompen waren om er vilten hoeden van te maken. 't Was een werk om verschrikkelijk bij te zweeten en in deze ijskoude winterdagen hoestte bijna iedereen. Het water was heel warm; het zuur bijtend; mijn nagels werden in enkele uren week en braken af, terwijl aan elken vinger een dikke rand vleesch bleef uitsteken. Tegen het schaftuur waren mijn handen zoo gezwollen en pijnlijk, dat ik mijn boterham bijna niet vast kon houden. Onder heit eten werd ik in verhoor genomen.

‘Hoe ik heette?’

‘Keetje Oldema.’

‘Wat? dat is geen naam.’

‘Waar ik vandaan kwam?’

‘Uit Holland.’

‘O! praten ze daar dat taaltje, dat jij brabbelt? Nee hoor! ik zou zoo niet willen praten. Je zet zeker 's nachts papillotten in je haar om het 's morgens in de krul te hebben?’

‘Nee, 't krult vanzelf,’ zei ik en streek over mijn lokken.

‘Jawel, dat kennen we!’

Ze vonden mij niet aardig. Waarom was 't toch alweer zoo? Overal maakte ik denzelfden indruk. Ik voelde, dat zij mij om 't minste, net als vroeger op school, tot moes zouden willen slaan. 't Was niet anders!

Een meisje met een wipneus vroeg of ik zingen kon.

‘Jawel.’

‘Zing dan eens wat.’

[pagina 116]
[p. 116]

Ik zette het Hollandsche volkslied in. Ze keken mij in stomme verbazing aan.

‘Goeie hemel! 't lijkt wel of we in de kerk zijn.

Doe je mee aan de processie?’

Die vraag vond ik vernederend.

‘Ik? aan de processie? Wel nee, ik geloof niet aan die nonsens.’

‘En ga je naar de mis?’

‘Ook niet.’

‘Zie je, daar hoor je bij! Bij de afvalligen. Wij gaan wel naar de mis.’

Ik hoorde fluisteren: 't Is een Jodin. Het meisje dat mij had laten zingen, kon er nog niet van afstappen, zóó leelijk vond ze mijn zang.

‘Moet dat zingen heeten? Stil! luister: ik zal zingen.’

Zij zette zich in postuur, beide vuisten op de heupen, het hoofd achterover, zoodat het licht tot diep in haar opgesperde neusgaten scheen en haar mond onmogelijk wijd open; zoo balkte zij, welvoldaan, met een borststem:

‘Ah haha! men lief is no den Euss....’

Haar zang en haar gebaren lokten een: ‘mooi! mooi!’ uit.

‘Zoo zingen we bij ons. Dat begrijpt iedereen, maar wat jij miauwt’....

Een grijns gaf 't slot van haar gedachten weer. Er was niets aan te doen! zij hadden instinctmatig een hekel aan me.

Ik werd naar een andere zaal gestuurd om zakken wol te halen. Toen ik de binnenplaats overliep, kwam ik een ouden heer tegen, die me strak aankeek en mij toen volgde. Op de trap sprak hij me in 't Fransch

[pagina 117]
[p. 117]

aan, maar ik verstond hem niet. Toen gaf hij me een teeken, hem naar de zolders te volgen. Ditmaal begreep ik hem en schudde met 't hoofd van neen. Toen ik weer beneden kwam, stond hij er nog. Hij herhaalde zijn mimiek en ik de mijne; daarop ging ik de werkplaats weer binnen.

‘O! de patroon!’ fluisterden zij.

En allen keken met schuinsche blikken naar hem. Toen hij weg was, verklaarde een oude vrouw:

‘Dat kon niet anders; 't is echt iets voor hem.’

's Middags werd ik eindelijk met rust gelaten. Ik werkte zoo goed ik kon met mijn pijnlijke handen, die nog niet gewend waren aan de bijtende vloeistof; een man kwam binnen.

‘Ze praten op 't kantoor van een nieuweling, die een zeldzaam vogeltje moet zijn. Waar is ze?’

Zij wezen op mij.

‘Die? Och nee!’

Hij draaide om zijn as, sloeg zich op zijn dijen en sloeg dubbel van het lachen.

‘Nee maar! wat die heeren toch voor smaak hebben!

't Is een sprinkhaan: kijk die armen maar es!’

Mijn magere meisjesarmen en mijn lange handen hadden mij meer dan eens bespottingen op den hals gehaald; ik vertoonde ze dan ook zoo weinig mogelijk, maar hier had ik mijn mouwen wel moeten opstroopen. Ik schreide bijna van schaamte, vooral omdat al die vrouwen, ouden en jongen, zoo echt schik in 't geval hadden.

Dat ging vier dagen zoo voort. Den vierden dag kon ik in 't schaftuur mijn boterhammen niet eten: zij hadden ze in 't afschuwelijke vitriool-water gedoopt.

[pagina 118]
[p. 118]

‘Ik ga weg,’ zei ik. ‘Ik heb er genoeg van. Een menschelijk wezen kan niet met jullie samen zijn.’

Ze keken een beetje op hun neus. Eén van de oudsten verklaarde:

‘Toen ik dat kind binnen zag komen, voelde ik al, dat ze niet blijven zou; ze hoort hier niet. Kijk dat! met dat medaillon en dat lint in der haar!’

Ik ging naar den opzichter op 't kantoor, - 't was een klein, brommerig mannetje, - en vroeg hem mijn loon; ik voegde er bij, dat 't mij onmogelijk was, tusschen dat gespuis te blijven.

‘Goed! ga dan maar weg, maar ik kan je pas zaterdagavond om zeven uur uitbetalen.’

Hij zei 't op een kribbigen toon, die mij verwonderde.

Zaterdags kwam ik met mijn zusje Naatje 't loon voor die vier dagen halen. Op de binnenplaats van de fabriek stonden al de vrouwen bij elkaar op uitbetaling te wachten. Toen zij mij zagen, begonnen ze te gichelen, en mij te duwen; één trok aan mijn vlecht, toen de opzichter aan kwam loopen. Hij greep het meisje bij haar schouders en gaf haar met zijn knie een dracht stompen in de lendenen; toen duwde hij mij in 't kantoor, gaf mij negen francs en bracht me naar de deur.

‘De eerste, die zich verroert, trap ik er uit!’ schreeuwde hij.

Ik maakte mij met mijn zusje uit de voeten. Tweehonderd meter van de fabriek af stond een landhuis; van onder de boomen er omheen dook de patroon op.

Ik gooide hem in 't Hollandsch een flink: ‘Ouwe smeerlap!’ in zijn gezicht en gierend van 't lachen vluchtten wij de duisternis in.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken