Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De glans der dagen (1954)

Informatie terzijde

Titelpagina van De glans der dagen
Afbeelding van De glans der dagenToon afbeelding van titelpagina van De glans der dagen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.55 MB)

Scans (11.13 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De glans der dagen

(1954)–Fré Dommisse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 47]
[p. 47]

6

Voor een manufacturenzaak met een étalage vol wijd uitgespannen roze en witte damesondergoederen stond mevrouw van Rees stil, vol toegewijde aandacht. ‘Hier woonden Oma en grootvader van Lindonk. De tantes en oom Arnold woonden bij hen in. Zie je boven de voordeur en de ramen nog stenen guirlandes van bloemen en vruchten?’

Justine zag er nog resten van in de gevel die door verbouwing tot winkelpand zwaar was verminkt. ‘Er moeten boven zes en beneden aan weerskanten van de deur drie ramen zijn’, vervolgde haar moeder. ‘Links boven was de kamer van oom Steven.’

‘Beneden zijn nu winkelramen, maar boven is 't precies hetzelfde gebleven.’ Een étalagepop keek schamper over Justine heen. ‘'t Is wel iets veranderd, maar de deur is toch nog in 't midden, moeder.’

‘Beneden rechts was de huiskamer en

[pagina 48]
[p. 48]

links de apotheek. Prachtige oude Delftse potten stonden daar en er was zulk mooi koperwerk, een grote vijzel en gewichten... Wij kregen dikwijls van grootvader suikerpepermuntjes, soms mochten wij dropwater maken, dan liep je met je flesje de hele dag te schudden.’

Zij bedachten een boodschap. Of ze even konden wachten, vroeg het meisje, terwijl zij een stoel aanschoof. Ze kon mijnheer ook wel even roepen. - Neen, ze konden best wachten. ‘De gangmuren zijn gedeeltelijk uitgebroken, ik denk dat de apotheek en de kamer tot één winkelruimte werd verbouwd,’ hoorde zij Justine zeggen. Zij rook de ietwat benauwde textiellucht. Hier was zij nu in grootvaders oude huis! Hoe dikwijls was zij hier als kind niet geweest? Zij zag Oma weer in de grote stoel voor het raam zitten, het sleutelmandje en kluwenbakje stonden voor haar op een rond tafeltje, ze had een zwart kanten mutsje op. Zo had ze haar ook telkens in haar dromen terug gezien. De tantes zaten meestal om de ronde tafel met een handwerkje. Aan de

[pagina 49]
[p. 49]

wand hingen familieportretten, één ervan had zij gekregen, dat hing nu nog in haar kamer. Het was een geschilderd portretje van de moeder van Oma toen deze nog een jong meisje was en omdat zij op haar leek had Oma het haar nagelaten. Waar zouden die andere portretten toch gebleven zijn?

Zondags deden zij met Oma en de tantes spelletjes. ‘Jullie mogen alleen ganzebord spelen als je tegen je verlies kunt!’ zei Oma dan. Het was ook heel moeilijk om daar tegen te kunnen, vooral als je in de gevangenis zat en er maar niet uit gehaald werd. Zij kon dan zo driftig worden en dan had oom Steven plezier. Lize en oom Steven hadden altijd plezier samen. ‘Tegen je verlies kunnen’. Oma had het hen al vroeg geleerd.

Saffraanmelk schonk Oma. Die melk had een zachtgele kleur en ze rook zo vreemd, het was net of zij ze weer rook nu ze hier zat...

‘Mijn moeder is vroeger dikwijls in dit huis geweest’, hoorde ze Justine tegen het winkelmeisje zeggen. ‘Mijn overgrootvader heeft hier vroeger gewoond.’

[pagina 50]
[p. 50]

‘U mag gerust met die oude mevrouw even verder lopen!’ kwam het meisje hen vriendelijk tegemoet.

Samen liepen zij de gang in. Zij liep met schuifelpasjes en betasttte de muren. ‘Ja, dit is de oude gang. Kind, pas op! Dadelijk komt er een afstapje!’

Het afstapje was er nog. Zij zocht voorzichtig met haar voet de trede. ‘Dat weet ik nog zo goed’, zei ze, als vond zij een kostbare schat in het afstapje terug. ‘Dat weet ik nog zo goed, wij brachten oom Arnold zo vaak thee of koffie.’

Oom Arnold, dat wist Justine, was de oude oom die zo mooi papieren poppetjes kon knippen. Justine zag de deur van een pakkamertje open staan. Dozen en papieren waren er opgestapeld. ‘Hier is een kamertje met uitzicht op een binnenplaats, moeder!’

‘Met een brede vensterbank?’

‘Ja.’

‘Dan is dit zijn kamer. Hier zat hij altijd voor het raam. Op die binnenplaats was zijn volière. Hij is acht en negentig jaar geworden. Iedereen noemde hem, nog tot op het

[pagina 51]
[p. 51]

laatst, de jongenheer Arnold. Hij kon niet lopen maar Napoleon riep hem toch voor de dienst op. Dat was om het losgeld te doen. Hij kon zo boeiend vertellen. Ik herinner mij nog dat hij Don Quichotte in het Spaans las. Hij moet heel begaafd zijn geweest. De mensen kwamen dikwijls bij hem om raad of om iets te vertalen. Soms mocht zijn volière open, dan kwamen de vogels hier op de vensterbank. Hij had ze zo tam gemaakt dat ze het brood uit zijn mond pikten. Hij kon ook prachtig popjes knippen, die liet hij op de vensterbank voor ons dansen.’

Gepraat uit de winkel drong tot hen door, maar niemand trok zich iets van hen aan.

‘Dat het er allemaal nog is,’ zei ze verwonderd.

Het was of oom Arnold haar met zijn vriendelijke ogen weer aankeek. Hij droeg een kalotje. ‘Heb je nu goed gezien hoe je zo'n rij popjes knippen moet, Jetje?’ vroeg hij. ‘Kijk eens wat een mooie, lange rij ik hier heb! Mannetjes met hoge hoeden op en vrouwtjes met een paraplu.’ Als kind volg-

[pagina 52]
[p. 52]

de zij gretig elke beweging van zijn schaar. Nu waren de pupkes klaar, nu zou oom Arnold ze op de vensterbank laten dansen! Zij bogen voor- en achterover, zij wipten op en neer en zij wisten het, opeens zou het uit zijn, opeens zouden de pupkes van de vensterbank verdwijnen. Daar wachtten zij en haar zusjes op met de handjes stijf in elkaar, want je schrok er toch altijd even van en dan kwam het: Weg! - En oom Arnold lachte om hun ontdane gezichtjes, maar even later waren zij er weer en dan zongen ze met hem mee:

 
‘Hop, Marianneke, stroop in 't kanneke, Laat de pupkes dansen!’...

Meester Snijders werd zo boos op school als zij er in de klas mee speelden. ‘Doe, mit diene verdomde pupkes!’ zei hij dan.

‘Weg!’

Het was zo verdrietig geweest toen oom Arnold gestorven was en toen zij voor het eerst weer hier in het kamertje kwam. Hij had niet meer voor het raam gezeten en de vensterbank was leeg gebleven.

[pagina 53]
[p. 53]

Hier, in dit kamertje, had zij voor het eerst de nabijheid van de dood gevoeld. Oma had haar getroost toen zij huilde en haar verteld dat alle mensen eens moesten sterven, oude mensen altijd en soms zelfs kleine kinderen. Oom Arnold moest wel sterven, hij was zo oud geworden. Achter oom Arnold en zijn dansende pupkes had zij toen vreemd en onbegrijpelijk de dood zien staan. Zij wist hen verbonden, maar zij begreep niet waarom...

En nu stond zij in datzelfde kamertje. Nu zag zij de dood ook, juist als toen. Maar hij was niet meer zo vreemd en onbegrijpelijk. Zij huilde niet zoals eens hier het kleine Jetje huilde. Hij kwam naar haar toe, zij keek hem aan, zij herkenden elkaar.

‘Weet je nog, Jetje?’, fluisterde de dood. ‘Weet je nog van die dansende pupkes die opeens van de vensterbank verdwenen? Nu ben jij na zoveel jaren weer hier terug gekomen. Maar wij hebben elkaar in al die jaren wel wat beter leren kennen, denk je niet? - Zo langzamerhand ben ik geen vreemde meer voor je. - Het zal nu mis-

[pagina 54]
[p. 54]

schien niet meer zo heel lang duren voordat je mij helemaal kent. Toen je mij hier in dit kamertje voor het eerst zag had je zeker niet gedacht dat je mij later nog zo dikwijls zou ontmoeten, zo dikwijls... dat je misschien niet eens meer bevreesd voor mij bent...’

Zij schrok op. Er klonken stappen in de gang. De eigenaar van de zaak stond naast hen. ‘Wat hoor ik? Heeft uw familie hier vroeger gewoond? Er is hier anders niet veel meer te zien. Een oude kast! Wij hadden het huis al lang willen verbouwen want het is wel heel onpractisch voor de zaak met al die gangen en trapjes!’

Toen ze door de gang terugliepen tilde zij, zonder dat Justine haar hoefde te waarschuwen, bij het opstapje haar voet wat hoger op.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken