Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het kind Hans (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het kind Hans
Afbeelding van Het kind HansToon afbeelding van titelpagina van Het kind Hans

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.97 MB)

Scans (30.83 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het kind Hans

(1950)–J. van Doorne–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

1

Hans werd wakker. Het moest nog heel vroeg zijn, want hoewel het licht was, waren er geen geluiden. Hij keek door het groen gelakte gaas van zijn ledikantje de kamer in. Het licht was 's morgens heel anders dan 's avonds. Zijn dwalende ogen vonden een grillige vlek aan de zoldering, dicht bij de versiering in het midden. Hoe zou die vlek daar nu komen? Zou je er bij kunnen klimmen? Met de keukentrap?

Hij zag, dat het behang erg gescheurd was boven de deur naar de gang. Er zaten roosjes op het randje dat helemaal in de hoogte op de muur zat.

Na een poosje draaide hij zich om en keek naar het houten bord dat tussen zijn ledikant en dat van zijn broertje Jan stond. Jan sliep nog: Hans hoorde hem ademen. Hij hoorde ook vader en moeder slapen. Ze lagen in de alkoof met het zusje. Wat was het nog klein! Het heette Ansje. Hij-zelf lag gelukkig in déze kamer, de achterkamer. Aan de andere kant van de alkoof was de voorkamer. Daar woonden ze. In de alkoof was het altijd donker. Dat vader en moeder daar slapen wilden!

Het licht werd langzamerhand anders: het was niet meer wit. Je kon nu de kleur van alles goed zien. De balkondeuren waren dicht. Die zouden vandaag weer open gaan, want het was nog zomer. De zomer duurde heel lang. Het was heerlijk om in de zon te zitten en naar de tuin van Petri te kijken. Als hij groot was, kocht hij ook zo'n tuin.

Verweg kraaide een haan en die van Opzoomer gaf antwoord. Buurman Opzoomer had wel twintig kippen. Vader zei altijd: ‘Twintig dat is vier handjes’. Hans lachte daarom, want hij vond het opnieuw grappig:

[pagina 6]
[p. 6]

het waren helemaal geen handjes, het waren kippen.

Beneden stampte het paard.

Het was fijn om op de warme planken van het balkon te zitten. De kieren waren griezelig: onder het balkon was het dak van de schuur. Het dak was helemaal vol klim-op. Er kropen vieze dieren in; de spinnen liepen heel vlug. Er waren grote grijze webben: net lapjes uit de lorrenmand. Als je klein was, héél klein, zou je door de kieren naar beneden kunnen vallen.

Het dak was onder je als je in de zon zat en naar de tuin van Petri keek. Je moest er dan telkens aan denken.

Hans zuchtte. Hij ontdekte een smalle streep zonlicht op de muur. Net een lint. De dingen leken op elkaar. De streep liep midden over het matje dat uit een ver land kwam. Moeder had het opgehangen. Hans was er bij geweest toen ze het deed. Er stonden schepen op met vierkante zeilen. Aan de kant van het water stonden de vreemde bomen van het verre land.

De zon scheen op de vloer. Hans ging zitten. Wat sloeg de klok hard! Zou vader nog niet wakker worden? Hans wachtte even. Daarna duwde hij de boutjes naar boven, waarmee de gaasklep van zijn ledikantje 's avonds werd vastgezet. Hij wist best hoe het moest. Voorzichtig liet hij de zijkant neer en stapte uit bed. Klimmen maakte teveel leven. Hij liep naar de streep zon en ging er in zitten. De zon was warm in zijn nek. Hij keek naar de schepen. Er omheen waren blauwe en gele biesjes. Ze waren erg glad. Hij was blij. De schepen waren heel anders dan op de rivier. Buiten kraaide telkens de haan van buurman. De streep zon was breder geworden.

Hij hoorde vader komen. Hij hield veel van vader en vader hield van hem. Vader was verschrikkelijk lief.

‘Wat doet mijn Hans daar?’

‘Ik kijk naar de schepen, vader.’

‘Maar het is nog veel te vroeg voor kleine jongens, hoor knul.’

[pagina 7]
[p. 7]

Vader droeg hem naar zijn bed. Fijn was dat, als je gedragen werd. Terwijl hij ging liggen, zei hij: ‘Ik ben blij, vader.’

‘Natuurlijk, vent.’ Hij kreeg een zoen. Vaders snor kriebelde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken