Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het kind Hans (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het kind Hans
Afbeelding van Het kind HansToon afbeelding van titelpagina van Het kind Hans

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.97 MB)

Scans (30.83 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het kind Hans

(1950)–J. van Doorne–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

2

Het was heel donker in het kamertje van Krabbé. Hans zat in een rieten leunstoel bij het raam. Het kussen was hoog en akelig warm. Hij keek tussen de planten door naar het besneeuwde hofje. Op de pomp lag een dikke witte laag. Een zwarte vogel zat er onbeweeglijk midden in. Een gebogen vrouwtje liep aan de overkant voorzichtig langs de huisjes. Hans zat doodstil. Maar hij gleed telkens naar voren en moest zich dan weer tegen de leuning aanwerken. Soms kraakte de stoel; dan hield Krabbé met praten op en keek Hans' kant uit, maar hij zei niets van het kraken.

Wat was het hier warm! Ging vader nou maar weg! Maar daar was nog geen denken aan. Vader en Krabbé zaten tegenover elkaar te praten. Het gloeiende kacheltje stond tussen hen in. Ze rookten een pijp.

Het prikte onder Hans' haren. Hij had een nieuw jasje aan en hij was bang van Krabbé. Het rook vies in het kamertje. Krabbé was heel oud en heel klein. Oude mensen werden weer klein. Gek toch. Hoe klein zou je dan kunnen worden? Of ging je dood als je àl te klein werd? Vader was al kaal, maar Krabbé had nog dik wit haar. Hij had ook een grote baard, die helemaal tot in zijn oren groeide. Hij praatte altijd over de hel en de verdoemenis. Hans was al aan die twee woorden gewend. Het waren vreselijke woorden. Wanneer hij ze hoorde, werd hij soms heet over zijn hele lijf. Hij kende ook het

[pagina 8]
[p. 8]

woord uitverkiezing: God verkiesde uit. Want God was ook goed: sommige mensen hoefden niet naar de hel. Hij liet de zon schijnen en Hij liet het regenen. Hij had alles gemaakt en Hij deed ook alles. De meeste mensen moesten naar de hel, en de anderen mochten naar de hemel. Kijk, daar lag de fles met het scheepje er in op de kast. Die lag verleden keer op de tafel. Toen had hij hem mogen vasthouden.

De zwarte vogel vloog van de pomp weg. Er liep een diep spoor door de sneeuw heen. Zou er iemand langs gekomen zijn? Hij had niks gemerkt!

‘Kom, we moeten eens verder,’ zei vader. Maar vader stond niet op.

‘Ik zeg je, die jongen zit daar zo stil, maar hij is verwerpelijk voor God. Daar helpt geen dopie an, m'n jongen, geen eigen grondje. D'r moet wat anders an te pas komme. En dat gaat tegen vlees en bloed in.’

Hans keek bij het woord ‘jongen’ verschrikt op, maar Krabbé bedoelde gelukkig vader. Hij liet zich voorzichtig op de grond zakken.

 

Buiten haalde hij verlicht adem. Onder het lopen kreeg hij koude voeten, maar daar gaf hij niet veel om. Het was altijd fijn buiten; nu was het nog veel mooier, want het licht was anders en de geluiden ook. In 't midden van de straat was de sneeuw als modder. Bij de kerk stond een kraam; de kraam was erg gezellig van binnen: de warmte voelde je als je er voor stond. Er brandde een grote lamp in en toch was het nog geen avond. De lamp bromde. Vader kocht een zak oliebollen en de toren speelde liedjes. Daarna werd hij moe: de sneeuw was ook zo glad. Vader trok aan zijn arm en zei: ‘Kom jochie.’

Thuis keek hij lang naar vaders en moeders gezicht en hij werd een beetje bang. Er was iets vreemds aan vader en moeder. Plotseling keken ze hem aan en begonnen te lachen. Hij werd heet in zijn gezicht en liep naar moeder

[pagina 9]
[p. 9]

toe: ze leek net een meisje. Ze had haar als de lamp in de kraam. Moeder gaf hem een zoen. Daarna ging hij met Jan scheepje op de vloermat spelen. Ansje zat in de kinderstoel en gooide blokjes naar beneden. Toen ze òp waren, begon ze te kraaien. Dat betekende: geef ze dan terug. Hij legde de blokjes weer voor haar neer en hoorde moeder zeggen: ‘Zo, ben je weer bij Krabbé geweest... Wor je dan nooit wijzer?’ Hans dacht: vader en moeder gaan misschien allebei naar de hel. Hij werd bang van binnen, maar hij vergat het weer spoedig.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken