Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het kind Hans (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het kind Hans
Afbeelding van Het kind HansToon afbeelding van titelpagina van Het kind Hans

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.97 MB)

Scans (30.83 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het kind Hans

(1950)–J. van Doorne–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

3

Het was prettig, op zolder te zitten luisteren naar de regen. Het water liep klokkend door de pijp in de hoek. De droppels tikten hard en zacht door elkaar. Soms hield het even op en dan begon het langzaam weer te komen.

Hij zat op een oud vloerkleed, waarop appels gelegen hadden. Moeder had het opgevouwen en tegen de lage witte muur aangelegd. Je zat er heerlijk. Er was veel te zien op zolder, maar hij was te moe om er naar toe te lopen. Hij luisterde ook liever. Door een kier van het beschot hoorde je een beetje wind.

Over een paar dagen moest hij naar school. Jan hoefde nog niet. Hij was gisteren bang om naar school te gaan, maar vandaag niet. Het was weg gegaan door de regen. Als het orgel speelde, was je ook niet bang, maar dan werd je verdrietig. Maar door de regen en door de wind werd alles fijn.

Hij zuchtte van genoegen en ging een beetje verzitten. Het werd al donker. In de hoek bij het achterraam lag een stapel planken: vader liet een kamertje maken voor Jan en hem, want er moest over een lange poos weer een kindje geboren worden. Als het er was, werd het beneden

[pagina 10]
[p. 10]

te vol. Het kwam uit de hemel en niemand zag het. Hij was zelf ook in de hemel geweest maar hij wist er niks meer van. Jammer.

Moeder riep aan de trap.

Toen hij beneden kwam, was vader al thuis. Vader was heel knap: hij schreef voor de krant die op het kantoor gemaakt werd. Hans dacht plotseling aan de tekening, die hij voor hem gemaakt had. Vader bukte zich om de tekening te zien en toen zei moeder lachend: ‘Henk, wat ben je toch kaal.’

Vader zuchtte en vergat te kijken, maar even later lachte hij tegen Hans. Hij hield veel van Hans, dat kon Hans zo maar zien. Vader had een dik gezicht met plooien.

Na het eten las vader weer iets vreselijks over de hel. De hel was een vuur en er waren grote wormen. Toen ze gedankt hadden, was moeder boos. ‘Je moet zulke dingen niet lezen waar kinderen bij zijn,’ zei ze.

Vader antwoordde zacht: ‘Het staat er dan toch maar in...’ Het leek wel, of vader verdrietig was.

Moeder gaf geen antwoord. Ze ging naar de keuken en deed de deur hard dicht.

De gedachte aan het vuur wou maar niet uit Hans weggaan. Je hofte, als je er niet heen hoefde. Pas als je dood was, kon je het weten. Als dat er niet was, zou het fijn zijn om te leven.

 

Die nacht werd hij met schrik wakker: hij wist, dat er dieven in de kamer waren. Ze liepen heel zachtjes maar haastig heen en weer. Ze brachten alles naar de gang. De schilderijen het eerst. Ze hingen te hoog voor Hans om ze goed te zien en ze hadden zwarte glanzende lijsten. Op de eerste werd de Here Jezus gekruisigd en op de tweede stond Hij uit het graf op. Hans vond ze prachtig, maar ze hadden geen kleuren en ze zaten vol weervlekken: moeder had ze van opa gekregen, toen die dood

[pagina 11]
[p. 11]

ging. Daarom moesten ze op de slaapkamer hangen. Het was akelig, dat die mooie schilderijen gestolen werden.

Hans hield zijn ogen stijf dicht, want als de dieven merkten dat je wakker was, staken ze je dood. Hij wilde nog niet dood, want dan kwam je misschien in het vuur van de hel.

Het zweet brak hem uit. Hij hoorde de dieven hijgen toen ze de linnenkast wegsleepten. Hij moest vader en moeder toch wakker maken. Hij hield niet van vader en moeder, anders zou hij het wel durven. Zou je in de hemel komen als je goed je best deed? In de linnenkast zaten al de kleertjes voor het nieuwe kindje.

Hans begon te huilen en deed per ongeluk zijn ogen open. Terwijl hij ze vol schrik weer dicht deed, wist hij dat de kamer leeg was.

Hij keek. Op de linnenkast stond het nachtlampje; de schaduw van het spiegeltje lag reuzegroot op de zoldering. Er waren geen dieven.

Hij voelde zich heel gelukkig en riep zacht: ‘Vader, hoort u me?’ Maar moeder zei: ‘Stil Hans, je vader slaapt. Het is midden in de nacht.’

Hij wachtte totdat hij voelde dat moeder weer sliep. Toen maakte hij Jan voorzichtig wakker. Hij moest daarvoor op zijn buik over het schot hangen. Jan werd een beetje wakker, maar toen Hans zei: ‘Je mag mijn speelgoed hebben,’ ging hij dadelijk recht-op in bed zitten. Hij fluisterde: ‘Het spoortje ook?’

‘Ja.’

‘Echt? Waarom doe je dat?’

‘Wat heb ik d'r an? De meeste mensen gaan naar de hel.’

‘Goed,’ zei Jan luid. Hij vergat te fluisteren en sliep met-een weer in.

Hans schrok. Hij liet zich terugvallen. Het ledikantje schudde en maakte veel leven. Maar moeder werd niet wakker.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken