Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het kind Hans (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het kind Hans
Afbeelding van Het kind HansToon afbeelding van titelpagina van Het kind Hans

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.97 MB)

Scans (30.83 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het kind Hans

(1950)–J. van Doorne–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

8

Het was zó heet, dat je haast geen raad wist. Hans liep met vader op een stuivend koolaspad, dat tussen druivenserres doorliep. Hij luisterde vaag naar vader, die hem het verschil tussen een warenhuis en een serre wou leren. Ze waren op weg naar een tuinder, bij wie vader bessen moest bestellen: tante wilde bessensap maken en ze beweerde, dat je de bessen het goedkoopst zo van de tuinders had. Hans had gemerkt, dat vader graag naar tuinders toeging: vader kende er een heleboel en als hij op een tuinderij was, had hij het geweldig naar zijn zin. Soms zei hij: ‘'k Had tuinder moeten worden, 'k had net als Klaas naar buiten moeten gaan.’ Hans was al heel wat keertjes met vader mee geweest. Hij vond het op de tuinderij óók fijn, hij was er heel wat liever dan op een boerderij. Hij herinnerde zich het bezoek aan de boerderij van oom Klaas nog heel goed. Dat was verleden jaar geweest, maar 't leek nog zo kort geleden. Een tuinderij was gezellig met al die kassen en vakjes.

Vader had hem beloofd, dat hij ook eens mee zou mogen naar een bloembollenkwekerij. Hoe lang had hij

[pagina 33]
[p. 33]

nog vacantie? O, nog een hele tijd. Zouden ze er al haast zijn? Goeie, wat had hij het warm, zijn hemd kleefde aan zijn rug. Bah, wat een vies gevoel. Hij kon al een beetje zwemmen; hij leerde het stiekum met een paar jongens van de klas op het zandstrandje bij de kanaalhaven. Als moeder er achter kwam, was hij nog niet gelukkig. Wat zou 't nou heerlijk zijn in 't water, goeie. Je moest er om liegen, want je kon toch zeker niet zeggen, dat je naar 't strandje ging? Hij zei maar, dat hij naar 't station ging kijken. 't Was wel vervelend, want je mocht niet liegen. Tante loog ook wel es een beetje. Als er een bedelaar aan de deur kwam, zei ze soms: ‘Nee man, 'k heb geen geld. D'r zal best wel een baantje voor je wezen.’ Maar dan had ze soms nog 'n heleboel in d'r portemonnaie. Maar dat was niet zo èrg liegen, ze had het geld natuurlijk voor wat anders nodig. Hij zou best wat willen drinken.

Vader bukte zich en stak zijn hand in een scheur van de grond. ‘Kijk es, de aarde splijt gewoonweg.’ Hans stak zijn hand ook in de scheur. Daarna bleven ze staan. Vader zuchtte ervan. Hij veegde zijn voorhoofd af en stak even zijn vinger tussen hals en boord. ‘Jij hebt zeker ook wel dorst, niet?’

‘Nou en of.’

Ze gingen weer verder. 't Leed was volgens vader nu gauw geleden, want ze waren er haast. Daar bij dat watertorentje moesten ze wezen. Hans zag een vierkante ijzeren bak op hoge dunne staven; de grijsblauwe lucht stond er trillend omheen. De bak was veel hoger dan het dak van het huis dat er naast stond.

Ze kwamen bij het huis; er was een gezellig grasveldje, net een kamertje; het lag naast het huis en het had aan drie kanten een heg. Er stond een kleine boom in 't midden, die toch al veel schaduw gaf, en er stond ook een wieg. Aan een lijn hing wasgoed te drogen. Vader maakte over de heg heen een praatje met de vrouw die voor het

[pagina 34]
[p. 34]

huis op een bank zat te naaien; ze zag er niet erg netjes uit, maar ze was wel vriendelijk. Toen ze opstond om vader de kas te wijzen waar haar man aan 't werk was, zag Hans, dat ze heel dik was. Ze moest zeker een kindje krijgen. Zou dat kindje in de wieg ook van haar zijn? Natuurlijk wel, anders stond het er niet.

Achter vader aan liep hij naar de kas, waarvan de ruiten schitterden in de zon. Het licht stak je gewoon in je ogen. Hij had eigenlijk veel liever op die bank gezeten. Dom, dat hij niet om water gevraagd had, dat had hij vast wel gekregen.

't Was erg heet in de kas, benauwd gewoon. Het licht lag als vlekken op de donkere grond; de bladeren van de druivenplanten groeiden tegen de schuine glaskanten aan en lieten maar kleine openingen over. De ruiten waren gewit, maar de kalk was er weer gedeeltelijk af. Kijk, je zag de druiventrossen hangen, ze waren nog groen.

‘Zo, is dat nou je zoon, Marijnesse? Hij lijkt op je vrouw, zou ik zo zeggen, of heb ik 't mis? Zeker een jaar of acht, negen?’

‘Nou, nee, zo erg is 't nog niet. Hij moet nog acht worden, met Februari pas. Hij is behoorlijk groot voor zijn leeftijd.’

Hans groeide, maar de tuinder bedierf het weer door te zeggen, dat hij net zo'n rooie krullebol als zijn moeder had. Gelukkig kwam vader Hans te hulp. Hij noemde rood heel anders, maar hij kon natuurlijk kleurenblind wezen. De jongen is ook veel donkerder. De tuinder grinnikte. Hij veegde op zijn gemak de aarde van zijn handen. Hij vond mooi rood nog zo lelijk niet.

Gelukkig gingen ze gauw weer weg. De bessen zouden worden aangereikt: vier kistjes, maar de kistjes moesten weer terug; Hans, help jij 't je moeder en je tante maar onthouden, anders maken ze er het fornuis mee an. Vrouwen zijn altijd gek op kachelhoutjes. Ja, hoe ging het eigerlijk met de vrouw?

[pagina 35]
[p. 35]

Hans dacht: ik hou vast en zeker m'n mond. Misschien verstoken ze de kistjes dan wel. Wat heeft zo'n vent voor rooie te schelden. Vader gaf bedachtzaam antwoord:

‘Wat zal ik zeggen? 't Is geven en nemen. Soms denk je, ze zal wegmoeten, werkelijk waar. En dan weer is ze heel stil en hulpeloos, dan kan ze geen kopje vasthouden en geen been verzetten van de zenuwen. De dokter zegt, dat 't niks als inbeelding is, ze mankeert niets, maar ondertussen.’

Hans schrok. Was moeder zó ziek? Moeder en ziekzijn hoorden bij elkaar, daar dacht hij nooit over na. De tuinder spoog op de grond en veegde er met zijn klomp overheen. Vader praatte nog wat door. ‘Ach, ze is altijd al zwaarmoedig geweest met buien van opgewektheid. Toen we nog verloofd waren, kon ze er wat van maken, maar een half uur later zat ze soms te huilen. Als ze die zwaarmoedigheid nu es kwijt kon raken, hadden we 't meeste gewonnen. Maar ja, ze is van de eilanden, dat weet je toch wel?’

‘En jij?’

‘Ik ook, en ik heb er ook vaak moeite mee, maar de laatste tijd denk ik vaak: zijn we niet verkeerd? Zien we 't evangelie niet over 't hoofd?’

De tuinder stopte zijn pijp en antwoordde, dat je 't jezelf toch zeker nooit te moeilijk kon maken. Een mens wederstond de geest zo gemakkelijk en een godsdienst strelend voor 't vlees was gauw gemaakt. Maar wee je ziel als je over de streep ging.

Het werd donker bij Hans. Daar had je het weer. Alles wat met de Bijbel te maken had, was verschrikkelijk.

‘Heb ik niet es gehoord, dat d'r vader zich verdaan heelt?’

‘Nee,’ zei vader zacht, ‘dat was mìjn vader. Hans, loop jij alvast maar door, ik kom zo.’

Dat had ik niet mogen horen, dacht Hans. Wat is dat: verdaan? Het leek hem een vreselijk woord. Hij verlangde

[pagina 36]
[p. 36]

plotseling naar Lot, en bedacht verwonderd, dat hij in een ontzettend lange tijd niet bij haar geweest was. Akelig, moeder wilde niet hebben, dat hij er kwam. Vader ging nog al eens naar oom Joop, maar hij mocht nooit mee. Lot kwam ook nooit meer bij hèn thuis. Zou Lot ook kwaad zijn? Dat kòn haast niet.

De vrouw kwam uit het huis en riep iets aan haar man. Gelukkig, vader nam afscheid. Dat is waar ook. Zij zouden een hele poos geleden toch ook weer een kindje krijgen? Daarom was het kamertje gemaakt! Wat gek, dat het niet doorgegaan was.

Vader nam hem mee in een klein, koel café-tje. Hij kreeg prikkellimonade en vergat naar het kindje en het woord te vragen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken