Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het kind Hans (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het kind Hans
Afbeelding van Het kind HansToon afbeelding van titelpagina van Het kind Hans

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.97 MB)

Scans (30.83 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het kind Hans

(1950)–J. van Doorne–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

10

Hans had iets heel vreemds beleefd. Tante had hem gevraagd, in de voorkamer de kinderbijbel te halen, en toen had hij gemerkt, dat hij op de eiken kast kon kijken. De eiken kast, zo noemde moeder de kast die in de voorkamer stond. Hij had altijd gedacht, dat die kast veel hoger was dan hijzelf. Hoe kon dat nu? Je groeide toch niet ineens? De kast was wel erg laag, maar hij was toch nog net zo hoog als vroeger. Natuurlijk, hij groeide niet en kromp niet in elkaar. Maar een jongen groeit wèl. Hij werd ook al weer negen!

Vader en moeder waren weg vandaag. Ze waren naar een tante van moeder toe, die veertig jaar getrouwd was. Jan had meegemogen, omdat hij, Hans, van de zomer uit logeren was geweest. Hij had dus het rijk alleen, want van tante mocht je alles. Vreemd toch, dat tante maar bij hen in huis bleef. Ze ging wel veel uit naaien, maar ze was ook vaak hele dagen thuis. Gelukkig maar. Als ze er niet was, was 't niks fijn in huis. Vader was bang van moeder, dat wist hij zeker, vooral nu vader weer

[pagina 42]
[p. 42]

vaak naar de oefenaars ging. Wie zou er nu gelijk hebben, de dominees of de oefenaars? Moeder ging zelf haast nooit naar de kerk.

‘Hans, waar blijf je?’

Hij ging naar de achterkamer, waar de haard fel brandde. Tante zat er in een makkelijke stoel naast en Ansje zat in haar eigen rieten stoeltje ervoor. De staande schemerlamp brandde al. Tante zou voorlezen, wel een half uur.

‘Kom je er bij zitten?’

‘Ik wou nog maar even naar voren, tante.’

‘Nu goed, maar 't is er koud hoor.’

Zie je wel, dacht Hans, van tante mag je dadelijk alles, ze vraagt niet eens, wat je er wil doen. Hij ging naar de kamer en liep rechtstreeks naar de kast. Ja, het was toch werkelijk echt waar, alleen moest hij op zijn tenen gaan staan. Even in de vazen kijken. Die dingen zaten half vol met zand, en daardoor vielen ze niet om, als je tegen de kast aanbotste. Er lagen een paar knikkers in de eerste vaas. In de tweede een kammetje en moeders platgetrapte gouden broche. Mooi, hoe kwam dat ding er in? Moeder had er al naar gezocht. Niks zeggen maar, anders had je maar weer narigheid. Hij mocht niet aan de vazen komen.

Hij zette de vaas weer neer, en ging naar buiten kijken. Goeie, wat een winter. Er zat een kraai in de pereboom, 't leek net, of hij verdriet had. Zouden dieren ook verdriet hebben? Hoe kon je dat nou weten? Op de daken lag dik sneeuw en je kon zien, waar de schoorstenen stonden, want daaromheen was de sneeuw weggesmolten. Ja, nogal wiedes. Als er geen sneeuw lag, kon je de schoorstenen net zo duidelijk zien, maar als ze nu eens onzichtbaar waren, dan kon je in de winter zien waar ze waren. De lucht was dik en grijs.

Plotseling vloeide de kamer vol rood licht: de zon zakte door een scheur in de lucht naar beneden. Ah! Het was net als heel vroeger op de rivier. Wat wist hij

[pagina 43]
[p. 43]

dat nog duidelijk. Hij kreeg een hevig verlangen naar de zomer en naar op reis gaan.

Achter de pereboom ging de zon onder: een vuurbal, rood, en veel groter dan anders. De schaduw van de takken lag op de wand van de kamer: doffe, grillige strepen. Plotseling moest Hans eraan denken, dat hij van de zomer hier óók alleen geweest was en dat hij toen naar buiten had gekeken. Het was net, of het gisteren was geweest, en toch was 't een half jaar geleden. Alsof je een stuk had overgeslagen! Ja, en 't was óók net, of het toch een andere jongen geweest was, een jongen die hij heel goed kende. Hans schrok. En toch ben ik het geweest, dacht hij. Niemand anders dan ik. Zijn benen trilden. Je kon alleen maar ik zijn, en andere mensen zeiden ook ik tegen zichzelf en dachten hetzelfde als hij nu dacht.

Omdat hij het koud kreeg, liep hij weer terug naar de achterkamer en ging zo stil mogelijk naast de haard op de grond zitten. Het vreemde gevoel bleef en werd zo sterk, dat hij in zijn angst begon te bidden.

Ansje zat in haar stoeltje te slapen. Toen tante het merkte, deed ze het boek dicht en ging naar de keuken om thee te maken. Hans stond op en keek in de spiegel. Hij bracht zijn gezicht zo dicht mogelijk bij het glas en keek zichzelf aan. Dat ben ik, dacht hij, ik, ik. Ik kan nooit iemand anders zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken