Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het kind Hans (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het kind Hans
Afbeelding van Het kind HansToon afbeelding van titelpagina van Het kind Hans

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.97 MB)

Scans (30.83 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het kind Hans

(1950)–J. van Doorne–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 48]
[p. 48]

12

De stilte suisde in Hans' oren; hij had heel akelig van de man in de ijzeren kooi gedroomd en hij was nat van het zweet. In het andere bed lag Jan. De maan scheen naar binnen en de schaduwen op Jans bed leken net een kerel die je aankeek. Je moest bidden, dat je nooit de zonde tegen de Heilige Geest zou doen, en als je dan uitverkoren was, zou het nooit gebeuren ook. En als je niet uitverkoren was, bleef het eigenlijk gelijk. Dat was toch gek; dat van de uitverkiezing was allemáál zo. Je kon er niets aan doen en God veranderde nooit wat en toch moest je er om bidden en je moest je best doen ook. Het was vreselijk, dat je zoiets overkomen kon. Hè, wat was hij warm.

Hij kwam uit bed, hij zou beneden wat water drinken en hij moest naar de W.C. ook. Maar eerst streek hij over de deken van Jans bed, keek toen naar buiten, waar de helle maan op de tuinen scheen. Wat was dat prachtig. De schrik ging er al een beetje door weg. De maan en de bomen had de Here toch ook allemaal geschapen, dat mocht je niet vergeten. Hee, nu kreeg hij het koud. En je mocht toch zeker ook blij zijn omdat het lente geworden was. Hij had zin om weer gauw in het lekkere warme bed te kruipen, maar hij had zo'n dorst, dat hij toch maar naar beneden ging. Hij durfde geen licht te maken en hij liep heel zacht, want hij dacht, dat het al midden in de nacht was. Wat hoorde hij in de kamer? Er huilde iemand! Was het dan nog niet zo laat? Nee natuurlijk, anders zouden ze allemaal wel naar bed zijn. Plotseling hoorde Hans, dat het moeder was. Moeder! Moeder huilde zo vaak, ze had veel verdriet. Even stond hij nog voor de deur te luisteren en toen ging hij naar binnen. Eerst kon hij zijn ogen niet opendoen, zo fel was het licht. ‘Hans,’ zei moeder met een vreemde stem. Hij vloog op haar af, sloeg zijn armen om haar heen en

[pagina 49]
[p. 49]

zoende haar. Moeder streelde hem over zijn haar. Wat was dat heerlijk. Hij merkte wel, dat moeder zo gewoon mogelijk wilde doen, en hij deed net, of hij niets gemerkt had. ‘Hoe kom jij beneden, jongen?’ ‘O, ik moest naar de W.C. en 'k had zo'n dorst en ik kon niet slapen ook, want ik had zo naar gedroomd.’ Hij vertelde van het boek. Moeder sloeg haar arm om hem heen en zoende hem. Ze zuchtte en zei, dat hij toch wel wist, dat hij niet in de kast mocht komen, als vader of moeder er niet bij was. ‘Zo zie je maar weer; dat boek is helemaal niet geschikt voor je.’

‘Is het wáár, moeder?’

‘Wat waar?’

‘Nou, van die man.’

‘Ik geloof van wel, maar 't is heel anders dan jij denkt. Moeder weet daar niet veel van, ze begrijpt zo weinig.’

Moeder zweeg een hele poos. Haar ogen waren rood, zag Hans. Ach, nu had hij toch wel kunnen vragen, waarom moeder huilde. Maar toen hij het haar vroeg, zei ze alleen maar ‘ach jongen, ga jij maar gauw naar bed. Moeder zal wel even meelopen, maar stil hoor, tante Mien slaapt al en 't is in die kamertjes zo gehorig.’

Wat hield hij veel van moeder. Was ze altijd maar zo, was ze maar niet ziek. Wat was dat nu voor ziekte van haar? Dat durfde hij niet te vragen.

‘Ligt vader al op bed?’

‘Nee, die is voor de krant weg.’

Hij kreeg een beker melk, en moeder bracht hem naar bed. Ze stopte hem diep onder. Heerlijk was dat.

‘Hans, bid je wel eens voor moeder?’

‘Ja, of u weer beter mag worden.’

Ze gaf hem een zoen. Huilde ze nu weer? Ze zei zeker dáárom niets terug.

Toen ze de trap af was, bad hij lang voor haar en viel al biddend in slaap.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken