Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het kind Hans (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het kind Hans
Afbeelding van Het kind HansToon afbeelding van titelpagina van Het kind Hans

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.97 MB)

Scans (30.83 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het kind Hans

(1950)–J. van Doorne–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 112]
[p. 112]

27

Half zes. Met een ruk deed Hans de piano dicht. Het was de laatste keer, dat hij bij Lot geoefend had; tante Mien had nu ook een piano. Toch wel jammer, hij was er zo aan gewend geraakt. Even bleef hij nog op de krak zitten draaien. Lot zei, dat hij goed vooruit ging, hij had aanleg. Ze had spijt, hem geholpen te hebben; misschien, dacht ze, had ze wel meer verknoeid dan goed gemaakt, hij moest maar een echte leraar hebben. 't Lokte hem niet erg. Hij was ook zo graag in dit huis vol wonderen. En Lot? Kwam hij ook niet om Lot? Ja... maar 't was soms net, of hij verlegen was bij Lot, 't was niet meer zo als vroeger, jammer. Hij was nu al zo groot. 't Was door oom Joop gekomen, die Lot en hem er mee geplaagd had. Lot had het, geloofde Hans, wel leuk gevonden, maar hij niet.

Hij keek in de muziekstandaard. Daar had je die mooie, verdrietige negerliedjes, die Lot zo graag zong: American Coon Songs. Er stond ook Home sweet home in, dat die pianolerares van de Nonnevest gezongen had.

Weifelend sprak hij de moeilijke naam van het album uit. American was het moeilijkste; Lot had het hem geleerd, maar moeilijk bleef het. Kon hij ze alvast maar spelen. Later!

Hij ging de trap op naar het atelier. Lot zat met morsmouwen aan te werken aan een penseeltekening. Even keek Hans toe. Toen legde ze het penseel neer, keek Hans aan terwijl ze haar krullen naar achteren streek en vroeg: ‘Zo Hansje, 't ging goed, zo te horen, hè?’

Hans knikte. Er was hier altijd wat te beleven: en er waren vaak nieuwe platenboeken en tekeningen. Lot spaarde de laatste tijd maskers. In de kast stond de rij boeken, die Lot geïllustreerd had. Lot geeuwde en trok haar morsmouwen uit. ‘Weet je wat? Ik leg een briefje neer voor oom en dan ga ik met jou mee.

[pagina 113]
[p. 113]

Even langs de rivier, dat kan best. Wat is 't voor weer?’

‘Om vier uur regende het, maar nu is 't geloof ik droog. 't Is nog net zo warm als in de zomer.’

Wat later liepen ze samen over de kade. De rivier lag dof en stil onder de grauwe lucht. De overkant was helgroen: een smalle veeg tussen twee tinten grijs. Lot was zwijgzaam.

Vlak bij huis zei Hans: ‘Oom Klaas is er.’ Lot lachte. ‘O wee, zou ik maar niet omkeren? Ze komen zeker je moeder bekijken?’

‘Nee, oom is alleen. Hij moet vanavond naar jullie.’

‘Nou, hij doet maar, ik ben niet thuis.’

Hans keek naar Lot. Ze droeg een regenjas, die baar heel jong maakte. Lot was al een heel eind in de twintig. Jammer, hij wou dat ze even jong was als ze er uitzag. Als hij dan wat ouder was, konden ze samen gaan reizen, dat kon dan best. Vervelend voor Lot, dat haar verloofde niet wilde trouwen. Oom Joop was woest op hem en had hem uitgescholden. Hij wist het van vader.

Thuis was het eerst gezellig. Oom Klaas zat met vader te praten en de vrouwen hadden volgens vader zoveel te vertellen, dat het huis ervan daverde. Ans had een nieuwe groene jurk aan, waar haar haar mooi bij kleurde, ze had ook groene strikken. Heel geduldig stond ze tussen Lot en tante in en liet zich bewonderen. 't Leek allemaal mooi, maar Hans kreeg al gauw in de gaten, dat moeder onrustig was. Moeder was zeker bang, dat oom Klaas over het geloof ging praten. Oom z'n gezicht was heel bruin, maar z'n schedel wit. Hij was kleiner en magerder dan vader en z'n haar boven z'n oren was donker. Vader zei, dat de herfst zo zacht was en Hans dacht aan de grachten, waar nu de bomen verkleurden. Op het donkere water dreven de gele, afgevallen baderen. Je moest kunnen tekenen, dan kon je bewaren wat je gezien had. Of schrijven... Misschien werd hij wel tekenaar of schrijver.

Ze gingen aan tafel en oom begon over het sterven van

[pagina 114]
[p. 114]

Krabbé te praten. Eerst duisternis en daarna een groot licht. Ja, wat was die mens in de ruimte gekomen. En altijd een bekommerde ziel gehad. Heerlijk was het geweest, zeker. Oom haalde een preek van Tiegelaar aan. Moeder werd opvallend stil en tante Mien legde haar hand op moeders arm. Lot praatte of ze in geen week iemand gesproken had, maar ze scheen vader en oom niet eens te zìèn. Ze had het over de handel, er ging zo weinig om, en de prijzen vielen gewoon. Wie had er nu nog geld voor mooie dingen? Tante meende, dat ze toch wel niet van honger zouden omkomen en Lot lachte. Welnee, daar was nog geen kijk op. Of Jan ook al aan de piano was? Jan zei rustig van niet, hij gaf niet om muziek, hij wou later naar de M.T.S.

Oom vroeg wat aan tante Mien. Ze viel heftig uit, ze schrokken er allemaal van. ‘Nee Klaas, daar let ik niet meer op. Of we nu bekommerd zijn of vrolijk, 't helpt allemaal niks. We moeten allemaal eender zalig worden. We konden beter aan de werkelozen denken en aan de millioenen kinderen die van honger omkomen op aarde en daarvoor dag en nacht sjouwen, dan aan de bekommerde zielen denken, de mijne incluis. Ik heb er schoon genoeg van. En van jouw praatjes ook. Kijk maar naar vader, hoe is die aan z'n...’

Ze zweeg verschrikt. Ze waren allemaal stil.

Toen zei Lot kalm: ‘Tante Mien heeft ook voor mij gesproken. Oom moest es wat meer de krant lezen en wat minder in de prekenbundels die hij heeft.’

Oom was boos. ‘Welja, veracht het Woord maar.’

‘Ik had het niet over het Woord, ik had het over prekenbundels. Làs u maar wat meer in de Bijbel.’

Moeder zag vuurrood. Ze vroeg vader te eindigen.

Na het eten ging Hans naar de voorkamer om nog wat te lezen. Oom Klaas ging weg; hij was boos, omdat tante Mien weigerde, verder te praten. Hij moest trouwens toch nog naar oom Joop. Hij was op de fiets en ging dus

[pagina 115]
[p. 115]

maar. Even later ging Lot ook. Moeder liet haar uit.

‘En tante, u bent zo bedrukt. Vervelend voor u, dat van straks.’

Hans keek op: hee, stond de deur open? Moeder antwoordde: ‘Ach, wat zal ik zeggen, Lot. Je tante wordt ouder, ze kan niet meer zo goed tegen spanningen, en er is zoveel wat ik zou willen zeggen. Maar ik kan het niet zo. Ik ben over een heleboel dingen anders gaan denken, maar spreek daar nu es over. Er over praten is een ding apart. Ik zou jou ook zo graag veel zeggen...’ Toen, met een zucht, die ook grappig bedoeld was: ‘'t Leven valt niet mee, Lot.’

‘Nee. Voor mij ook niet, tante.’

‘Ik weet het Lot.’

Het was even stil. Toen hoorde Hans Lot zeggen: ‘Tante, ik ga maar. Tot ziens. Dag hoor.’

Hans trachtte verder te lezen, maar zijn gedachten zwierven weg. Was er dan niemand gelukkig? En zou moeder opnieuw aan 't ziek worden zijn? Wat hadden ze dan aan het nieuwe huis? Niks toch zeker?

Het werd stil in huis, ze waren allemaal in de tuin. De pendule tikte luider dan anders. In de keuken werd gepraat, het klonk van heel ver. Door de twee stellen glazen deuren zag Hans Jan en Ans in de tuin lopen, ze harkten zeker met de nieuwe bladerhark. 't Werd al aardig donker.

Resoluut stond hij op en liep naar de boekenkast. Hij haalde er Bunyans Pelgrimsreis uit en zocht er het verhaal van de man in de kooi in op. Hij las het met een verslagen hart, maar er kwam ook een vage rust over hem. Het was of hij het al veel eerder had moeten doen. Je kon het wel wegduwen, maar dat hielp je toch niet. Het vreselijke wàs er, daar hielp toch geen muziek of ander moois aan. Hoe had hij ooit kunnen denken dat het anders was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken