Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het kind Hans (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het kind Hans
Afbeelding van Het kind HansToon afbeelding van titelpagina van Het kind Hans

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.97 MB)

Scans (30.83 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het kind Hans

(1950)–J. van Doorne–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

31

Moeder en tante Mien stonden naast Hans' bed. Hij was wakker geworden doordat ze waren binnengekomen. Hij was toch niet ziek? vroeg moeder. Eén ogenblik keek Hans haar verbaasd aan. Toen wist hij plotseling alles weer. Hij had de zonde gedaan en daarna was hij gisterenavond flauw gevallen; daarom waren moeder en tante zo bezorgd. De schrik verlamde hem eerst. Hij was verloren, er was voor hem geen hoop meer.

‘Hans, wat is er dan? Je wordt zo wit. Voel je je ziek?’

‘Ik ben niet ziek.’ Hans stond op en liep naar de gang, waar de wasbak was.

‘Blijf liever liggen,’ raadde tante; ‘houd je niet groter dan je bent.’

‘Nee tante, heus niet. Ik bèn niet ziek.’ Hij praatte schor.

‘Nee, dat hoor ik. Nu, je moet het zelf weten.’

[pagina 136]
[p. 136]

Tante ging naar beneden. Moeder bleef besluiteloos op de gang staan. Ze begon voorzichtig: ‘Hans, is er wat? Ja, er is wat, zeg het maar gerust.’ Hans schudde zijn hoofd. Langzaam liep moeder de trap af.

O, nu moest hij moeder terugroepen en haar alles vertellen. Maar wat zou moeder verdrietig zijn. Ze had zelf al zo veel te dragen. En ze kon er immers ook niets aan veranderen? Niets hielp meer, niets. Wanhopig bad hij: ‘Here Jezus, laat het toch een droom zijn. U kunt toch alles veranderen, U bent toch zelf ook God? Ik kon er niets aan doen, ik werd gedwongen vanbinnen. Waarom hebt U me laten geboren worden, als ik toch niet naar de hemel mag?’

Aan tafel kon hij bijna niets door zijn keel krijgen. De wind gromde om de toren; de regen sloeg tegen de ruiten en hij bedacht, dat hij anders zo gelukkig van zulk weer werd. En nu? Hij kon niet meer in de hemel komen en wat had je dan aan het leven? Hij was nu alles kwijt.

Op school was hij een beetje verstrooid, maar toch niet erg. Met verwondering merkte hij, dat er tòch een beetje plezier in de dingen gebleven was. Je kon alles wat gebeurd was vergeten en dan genoot je weer. En hij zou misschien wel tachtig jaar worden. Dan had hij nog zowat zeventig jaar voor de boeg. Wat kon je daar allemaal niet in beleven! Nu had Lot toch gelijk gekregen! Genieten moest hij. Mooie dingen en muziek konden je troosten. Je moest juist nìèt zeggen dat de mooie dingen nu ook waardeloos waren, want ze waren nu juist het enige! Hij hoefde in ieder geval niet meer bang te zijn om de zonde tegen de Heilige Geest te doen.

Hij luisterde naar de wind. Hij voelde zich rustig worden en glimlachte tegen zichzelf.

 

Hans deed zijn boek dicht. De schemer viel. Jan en Ans hadden weer es ruzie en tante trachtte de rust te herstellen; ze had haar mantel nog aan, want ze was weg

[pagina 137]
[p. 137]

geweest. Het was kil in de kamer en tante beloofde de haard aan te maken, maar dan moesten ze ogenblikkelijk met hun geharrewar ophouden en hun rommel opruimen. Hans stond voor de tuindeuren: wat een natte, verwaaide bende. Net zo was hij nu van binnen. Waar was nu zijn moed van vanmorgen? Als het schemer werd, kwam al je verdriet altijd terug. Dat was met ieder verdriet zo en hiermee natuurlijk ook. Hij doorleefde plotseling alles weer. Hij kon zich wel van alles wijsmaken maar hij ging naar de hel. De vertwijfeling sloeg door hem heen. Met tranen in zijn ogen ging hij de kamer uit, naar boven, naar de zolder. Kon hij maar ergens wegkruipen, ergens waar niemand je kon vinden. Hij klom de ladder op naar de vliering boven de jongenskamer. Het was er donker. Er stond een kinderwagen vol oude kleren. Daar, tussen de muur en de kinderwagen in, knielde hij neer en begon te bidden. Hij zou alles vertellen, hij was niet meer kwaad op God. God, dat was ook de Here Jezus, en die zou hem begrijpen. Hoe vaak had hij Hem niet alles verteld?

Huilend van ellende vertelde hij allereerst van de tol, want hij bedacht opeens, dat hij daar nog nooit vergeving voor gevraagd had. En daarna kwam opnieuw het pleiten voor zichzelf, het uitleggen hoe het gegaan was. Terwijl hij bad, wist hij, hoe onzinnig het was. Het was immers te laat, het was overbodig. Het hielp niet meer. Telkens en telkens bad hij hetzelfde: ‘O, dat U het hebt toegelaten. Ik hield toch van U? Ik kon het immers zelf niet meet tegenhouden? De duivel heeft me gedwongen. Waarom hebt U me niet geholpen? U kunt toch geen zonde doen en hoe komt het dan dat U toch alles doet?’

Langzamerhand kwam er een soort rust over hem. Nu de Here Jezus alles wist, leek het verschrikkelijke zelfs te dragen. Al zou hij in de hel zijn, hij zou toch blijven bidden. God is immers overal? Dan is Hij in de hel ook. En zou God ergens kunnen zijn zonder lief te hebben?

[pagina 138]
[p. 138]

Wat was dat? Wat was dat voor een wonderlijke gedachte? Hans droogde zijn gezicht af; hij had het gevoel, iets geheel nieuwe gevonden te hebben. Het was of het een vondst was die hij in zijn handen nemen kon.

‘Hans, ben je hier?’ Moeder riep, ze stond op zolder. Hans liep naar de ladder toe.

‘Jongen, wat heb jij op de vliering te doen?’

Hij kleurde en haalde zijn schouders op. Bah, wat naar was dat. Je kon toch niet zeggen, dat je had zitten bidden?

Moeder liep zwijgend achter hem aan de zoldertrap af. Haar ogen staken in zijn rug. Hij voelde, dat moeder er moeite mee had, niet verder te vragen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken